ECLI:NL:TADRARL:2014:59 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 195a/12 195b/12

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2014:59
Datum uitspraak: 28-02-2014
Datum publicatie: 10-04-2014
Zaaknummer(s):
  • 195a/12
  • 195b/12
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Grievende uitlatingen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Terecht heeft de voorzitter overwogen dat de advocaat van de wederpartij een ruime mate van vrijheid toekomt bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt. Klachten daarover moeten voldoende gespecificeerd en onderbouwd zijn. Terecht heeft de voorzitter geoordeeld dat dat niet het geval is en derhalve geen sprake is van grievende uitlatingen. Verzet ongegrond.

Beslissing van 28 februari 2014

in de zaak 195a/12 en 195b/12

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 17 januari 2013 op de klacht van:

mevrouw [    ]

klaagster

tegen:

1.    mr. [    ](195a/12)

2.    mr. [    ] (195b/12)

verweerders

In de zaken 195a/12 en 195b/12

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de raad van 18 december 2012 met kenmerk 011/012 KL081A, door de raad ontvangen op 19 december 2012, heeft de deken van de orde van advocaten in het voormalige arrondissement L. de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    Bij beslissing van 17 januari 2013 heeft de  voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 23 januari 2013 is verzonden aan klaagster.

1.3    Bij brief van 3 februari 2013 door de raad ontvangen op 5 februari 2013, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.4    Bij brief van 20 november 2013 heeft klaagster aanvullende stukken ingediend.

1.5    Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 13 december 2013 in aanwezigheid van klaagster en mrs. V. en  S. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.6    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en

van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, het verzetschrift van klaagster d.d. 3 februari 2013 en de brief met aanvullende stukken

van 20 november 2013.

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, mede gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, uitgegaan van de volgende vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht, zoals deze zijn opgenomen in de beslissing van de voorzitter, voor zover klaagster in verzet daartegen niet is opgekomen.

3    KLACHT EN VERZET

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerders tuchtrechtelijk verwijtbaar hebben gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

zij al op de hoogte waren van het onbehoorlijke gedrag van hun cliënt, de toenmalige echtgenoot van klaagster, voordat zij de rechtszaken hebben gestart. Verweerders hebben leugens over klaagster verkondigd door haar te betichten van psychische problemen. Ook is er sprake van smaad en laster en  meineed. Door deze handelwijze hebben de rechter en overige hulpverleners / instanties een onjuist beeld van klaagster gekregen.

3.2    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat de voorzitter in zijn beslissing onvoldoende acht heeft geslagen op de stelling van klaagster dat verweerders niet hebben geluisterd naar het verhaal van klaagster en haar beleving maar alleen  naar de verzinsels van hun cliënt. De ex-echtgenoot van klaagster heeft verhalen verzonnen die niet op waarheid berusten omtrent de persoon van klaagster.

4    BEOORDELING

4.1    De raad is van oordeel dat klaagster haar verwijten jegens beide verweerders ook in verzet niet nader onderbouwt. Zij uit beschuldigingen die echter niet zijn komen vast te staan. De raad is dan ook van oordeel dat de voorzitter bij zijn beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts heeft acht geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klaagster aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.

4.2    Nu het verzet van klaagster tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gewezen door mr. F.P. Dresselhuys-Doeleman, voorzitter, mrs. G.W. Brouwer, W.H. Kesler, M.L.C.M. van Kalmthout, G.J. van der Veer, leden en bijgestaan door mr. D.C. van der Kwaak-Wamelink als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 28 februari 2014.

griffier                                                            voorzitter                           

Deze beslissing is in afschrift op 3 maart 2014 per aangetekende brief verzonden aan:

-    klaagster

-    verweerder

-    de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Leeuwarden

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Op grond van artikel 46h lid 4 Advocatenwet kan van deze beslissing geen hoger beroep worden ingesteld.