ECLI:NL:TADRARL:2014:58 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 178/12

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2014:58
Datum uitspraak: 28-02-2014
Datum publicatie: 10-04-2014
Zaaknummer(s): 178/12
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: De voorzitter heeft terecht geoordeeld dat de advocaat de cliënt voldoende heeft geïnformeerd over de inhoud van de getroffen schikking, ook met betrekking tot de ingangsdatum van de alimentatie. Eveneens terecht heeft de voorzitter geoordeeld dat de kwaliteit van de werkzaamaheden niet beneden de maat was. Verzet ongegrond.

Beslissing van 28 februari 2014

in de zaak 178/12

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 4 december 2012 op de klacht van:

mevrouw [    ]

klaagster

tegen:

mr. [    ]

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de raad van 7 november 2012, door de raad ontvangen op 8 november 2012, heeft de waarnemend deken van de orde van advocaten in het voormalige arrondissement A. de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    Bij beslissing van 4 december 2012 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna “de voorzitter”) de klacht in al haar onderdelen kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 6 december 2012 is verzonden aan klaagster.

1.3    Bij brief van 12 december 2012 door de raad ontvangen op 19 december 2012, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.4    Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 13 december 2013. Klaagster is niet ter zitting verschenen. Verweerder is wel aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.5    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede het verzetschrift van klaagster d.d. 12 december 2012.

1.6    Zaken die op 31 december 2012 aanhangig waren bij de raden van discipline in de ressorten Arnhem en Leeuwarden zijn op grond van de inwerkingtreding op 1 januari 2013 van de Wet Herziening Gerechtelijke Kaart voor de verdere behandeling overgedragen aan de raad van discipline in het ressort Arnhem   Leeuwarden. Deze zaak wordt daarom verder beslist door de raad van discipline in het ressort Arnhem   Leeuwarden.

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, uitgegaan van de volgende vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht, zoals deze zijn opgenomen in de beslissing van de voorzitter, voor zover klaagster in verzet daartegen niet is opgekomen.

3    KLACHT EN VERZET

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

verweerder onvoldoende geïnteresseerd is geweest in haar zaak en dat hij zich onvoldoende op besprekingen heeft voorbereid. Daardoor is voor klaagster onduidelijk geweest wat de ingangsdatum was van de alimentatieverplichting van de ex-echtgenoot van klaagster. Bovendien is de regeling die ter zitting van de rechtbank van 30 november 2011 is getroffen, niet juist weergegeven.

3.2    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, een herhaling in van hetgeen klaagster in haar klachtbrief heeft gesteld en zij licht niet toe waarom de voorzittersbeslissing onjuist is. Zo stelt zij wederom dat verweerder ‘broddelwerk’ leverde.

Ook handhaaft klaagster haar stelling dat verweerder haar een aantal malen heeft gezegd dat de ingangsdatum van de alimentatie wordt bepaald op de dag van indiening van het verzoekschrift. Dat in het kader van een schikking de ingangsdatum op een ander tijdstip is vastgesteld was klaagster niet duidelijk. Had zij dat geweten dan was zij niet akkoord gegaan met een regeling.

Verweerder had van de afspraken die nu alleen in het proces-verbaal van de zitting zijn weergegeven, zelf aantekeningen moeten maken. Onder druk van verweerder heeft zij er uiteindelijk vanaf gezien om hoger beroep in te stellen.

4    BEOORDELING

4.1    De raad is van oordeel dat klaagster in verzet geen nieuwe feiten en omstandigheden heeft gesteld. De raad komt dan tot het oordeel dat de voorzitter bij zijn beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts heeft achtgeslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klaagster aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter terecht en op juiste gronden de klacht kennelijk ongegrond bevonden.

4.2    Nu het verzet van klaagster tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gewezen door mr. F.P. Dresselhuys-Doeleman, voorzitter, mrs. G.W. Brouwer, W.H. Kesler, M.L.C.M. van Kalmthout, G.J. van der Veer, leden en bijgestaan door mr. D.C. van der Kwaak-Wamelink als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 28 februari 2014.

griffier                                                                    voorzitter                           

Deze beslissing is in afschrift op 3 maart 2014 per aangetekende brief verzonden aan:

-    klaagster

-    verweerder

-    de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Assen

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Op grond van artikel 46h lid 4 Advocatenwet kan van deze beslissing geen hoger beroep worden ingesteld.