ECLI:NL:TADRARL:2014:57 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 12/13

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2014:57
Datum uitspraak: 28-02-2014
Datum publicatie: 02-04-2014
Zaaknummer(s): 12/13
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
Beslissingen: Berisping
Inhoudsindicatie: Een advocaat behoort de zaak van zijn cliënt nauwgezet en correct te behandelen. Door overmacht te laat op een zitting is niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Voorts is niet gebleken van onnodige vertraging. Gelden van cliënt op derdengeldrekening mogen niet verrekend worden met openstaande declaraties. Klacht deel gegrond; berisping

Beslissing van 28 februari 2014

in de zaak 12/13

naar aanleiding van de klacht van:

de heer [    ]

klager

tegen:

mr. [    ]

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de raad van 29 januari 2013 met kenmerk 1112/82, door de raad ontvangen op 30 januari 2013, heeft de deken van de orde van advocaten in het toenmalige arrondissement Oost-Nederland de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 13 december 2013 in aanwezigheid van verweerder. Klager is niet ter zitting verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3    De raad heeft kennis genomen van het van de deken ontvangen dossier.

2    FEITEN

2.1    Klager was in loondienst werkzaam bij M. in diens restaurant als medewerker in de bediening. Klager zou de onderneming van M. overnemen waarover afspraken zijn gemaakt. Hieruit is een geschil voortgevloeid en is een procedure aanhangig gemaakt. Klager werd bijgestaan door verweerder. De wederpartij van klager heeft in die procedure een reconventionele vordering ingesteld. Op 14 oktober 2010 heeft een comparitie van partijen plaatsgevonden. Uiteindelijk heeft de kantonrechter bij vonnis van 11 mei 2011 de vordering van klager toegewezen, althans   voor zover ten dezen relevant - die tot betaling van een bedrag van € 10.200,00.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a)    verweerder veel te laat is gekomen op de comparitie van de kantonrechter te A. op 14 oktober 2010;

b)    de zaak tegen de wederpartij van klager onnodig is vertraagd door toedoen van verweerder omdat eerst tijdens de comparitie van 14 oktober 2010 voor de rechter en de wederpartij duidelijk werd dat klager in de schuldsanering zat en dat dat eerst diende te worden onderzocht. Verweerder heeft verzuimd de rechter en de wederpartij hierover formeel te informeren, terwijl verweerder wel wist dat klager in de schuldsanering zat.

c)    verweerder ten onrechte geen zekerheden heeft bedongen alvorens mee  te werken aan opheffing van het gelegde conservatoire beslag, waardoor, toen het vonnis ten uitvoer werd gelegd, dit niet mogelijk bleek omdat de wederpartij geen verhaal meer bood. Klager heeft nimmer ingestemd met opheffing van het beslag tegen betaling van een bedrag van € 2.000,00 dat in depot zou worden gestort.

d)    verweerder ten onrechte geen rekening en verantwoording heeft afgelegd over het ontvangen bedrag van € 2.000,00.

4    VERWEER

Ad klachtonderdeel a)

4.1    Verweerder erkent dat hij op 14 oktober 2010 te laat op de zitting van de kantonrechter te A. is gekomen. De reden was dat er onverwacht files waren op de weg naar het kantongerecht. Hij was ruim op tijd vertrokken en heeft de griffie enkele keren gebeld, maar de kantonrechter wilde niet wachten met de aanvang van de zitting.

Ad klachtonderdeel b)

4.2    De vertraging in de procedure is niet aan verweerder te wijten en uit het vonnis blijkt ook niet dat de schuldsanering een barrière is geweest voor de behandeling van de zaak. Tijdens de comparitie heeft verweerder slechts opgemerkt dat hij niet wist of klager nog in de schuldsanering zat.

Ad klachtonderdeel c)

4.3    Voor de opheffing van het gelegde beslag is zekerheid gegeven in de vorm van een depot van € 2.000,00 op de derdengeldrekening van verweerder. Over de opheffing van het beslag en de zekerheid heeft overleg met klager plaatsgevonden. Klager was met de gang van zaken akkoord. De reden voor instemming was de gang van zaken rondom de comparitie van 14 oktober 2010, de oplopende bewaarkosten voortvloeiend uit het beslag, de risico’s van schadeplichtigheid als gevolg van het leggen van beslag en de kosten van een executoriale verkoop.

Ad klachtonderdeel d)

4.4    Verweerder heeft klager bij herhaling aangegeven dat het bedrag van € 2.000,00 is gebruikt om de verschotten ad € 5.220,49 deels te voldoen.

5    BEOORDELING

Ad klachtonderdeel a)

5.1    Verweerder heeft erkend dat hij ter zitting van de kantonrechter te A. van 14 oktober 2010 te laat is gekomen. Verweerder heeft echter aangegeven dat hij in een file terecht was gekomen en de nodige moeite heeft gedaan om de kantonrechter hiervan in kennis te stellen. Deze reden is niet onaannemelijk gelet op de verkeerssituatie in Nederland in de spitsuren. Bovendien heeft klager het hieromtrent gestelde ook niet betwist. De raad acht derhalve geen sprake van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen van verweerder. Dit klachtonderdeel is ongegrond.

Ad klachtonderdeel b)

5.2    Niet gebleken is dat voor een adequate behandeling van de zaak de vraag of verweerder al dan niet bekend was met het feit dat klager in de schuldsanering zat en of verweerder dat vooraf  formeel aan de rechter en de wederpartij van klager had moeten meedelen, van belang is geweest. Derhalve is de raad van oordeel dat niet is komen vast te staan dat de zaak hierdoor is vertraagd. Dit klachtonderdeel is dan ook ongegrond.

Ad klachtonderdeel c)

5.3    De gemaakte afspraken omtrent de opheffing van het beslag waartegenover een depot van € 2.000,00 zou worden betaald, zijn vastgelegd in een brief van 1 november 2010 aan de advocaat van klagers wederpartij. Op dezelfde datum is een kopie van deze brief aan klager ter hand gesteld. Derhalve is de conclusie gerechtvaardigd dat klager hiermee heeft ingestemd nu hij niet heeft aangetoond dat dat niet het geval is geweest. Ook dit klachtonderdeel is ongegrond.

Ad klachtonderdeel d)

5.4    Vast staat dat door de wederpartij van klager een bedrag van € 2.000,00 in depot is gestort op de derdengeldrekening van verweerder. Verweerder heeft aangevoerd dat hij het geld heeft aangewend ter verrekening met door zijn kantoor reeds betaalde verschotten ad € 5.220,49. Verweerder heeft hiervoor echter geen toestemming van klager verkregen. Dit is tuchtrechtelijk verwijtbaar. Immers art. 6 lid 6 van de Verordening op de Administratie en Financiële Integriteit bepaalt dat gelden van de derdengeldrekening van een advocaat slechts mogen worden aangewend voor betaling van een eigen declaratie indien de cliënt daar ondubbelzinnig mee instemt en de advocaat dit onverwijld schriftelijk vastlegt met verwijzing naar een specifiek omschreven declaratie en het verschuldigde bedrag. Aan deze bepaling is niet voldaan. Dit klachtonderdeel is derhalve gegrond.

6    MAATREGEL

6.1    Gelet op de zorgvuldigheid die een advocaat ten opzichte van een cliënt met name in financiële aangelegenheden in acht moet nemen komt de raad tot de navolgende maatregel.

BESLISSING

De raad van discipline:

-    verklaart onderdeel a,b en c van de klacht ongegrond;

-    verklaart onderdeel d gegrond;

-    legt verweerder de maatregel op van een berisping.

Aldus gewezen door mr. F. P. Dresselhuys - Doeleman, voorzitter, mrs. G.W. Brouwer, W.H. Kesler, M.L.C.M. van Kalmthout en G.J. van der Veer, leden, bijgestaan door mr. D.C. van der Kwaak-Wamelink en uitgesproken ter openbare zitting van 28 februari 2014.

griffier                                        voorzitter                           

Deze beslissing is in afschrift op  3 maart 2014 per aangetekende brief verzonden aan:

-    klager

-    verweerder

-    de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Overijssel

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-    klager

-    verweerder

-    de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Overijssel

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.     Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.     Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.     Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl