ECLI:NL:TADRARL:2014:49 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 121/12

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2014:49
Datum uitspraak: 10-01-2014
Datum publicatie: 31-03-2014
Zaaknummer(s): 121/12
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
Beslissingen: Onvoorwaardelijke schorsing
Inhoudsindicatie: Een advocaat dient er voor te zorgen dat een toevoeging dadwerkelijk wordt aangevraagd, als gebleken is dat een cliënt daarvoor in aanmerking komt. Over een betaald voorschot dient rekening en verantwoording te worden afgelegd.Klachten over het optreden van een advocaat dienen voldoende te worden onderbouwd. Klachten deels gegrond, deels ongegrond.

Beslissing van 10 januari 2014

in de zaak 121/12

naar aanleiding van de klacht van:

mevrouw [    ]

klaagster

tegen:

mr. [    ]

verweerster

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de raad van 5 juli 2012 met kenmerk 1112/64, door de raad ontvangen op 6 juli 2012, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Overijssel de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 11 oktober 2013. Mevrouw B. heeft laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen. Ook mr. M. is niet verschenen. Zij heeft vooraf laten weten niets meer te maken te willen hebben met de raad van discipline. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3    De gang van zaken is als volgt geweest. De raad heeft verweerster  per aangetekende en per gewone post verzonden brief d.d. 26 september 2013 opgeroepen om te verschijnen ter zitting van de raad van 11 oktober 2013.

1.4    Daaraan voorafgaand, bij brief van 7 september 2013 heeft de partner van verweerster aan de raad van discipline laten weten dat zij zich

“resoluut, onvoorwaardelijk en definitief distantieert van een organisatie die evident door en door verrot is en zelfs homodiscriminatie door advocaten tijdens de uitoefening van hun beroep tolereert. M. wenst niets meer met de orde van advocaten te maken te hebben. U hoeft geen klachten tegen M. meer te behandelen, geen zittingen te houden: u heeft geen jurisdictie over M.. Op het u laatst bekende adres te A  is M. niet meer gevestigd en ik ben niet meer bereid om post van de orde naar M. door te geleiden. Post voor M. zal haar niet meer bereiken”.  (afk.raad)

1.5    Vervolgens heeft de griffier van de raad schriftelijk bij de gemeente A. geïnformeerd naar het adres van verweerster. Daarop ontving de raad een brief van de partner van verweerster, eveneens ondertekend door verweerster, waarin het volgende wordt meegedeeld:

“Op 7 september 2013 zond ik u bijgevoegde fax. Kennelijk ben ik niet duidelijk genoeg geweest, want zojuist bereikte ons het bericht dat u heeft geprobeerd om via de gemeente A. het adres van mijn partner te achterhalen.

Voor de duidelijkheid: beiden wensen wij met rust gelaten te worden. Mijn vrouw heeft zich nadrukkelijk gedistantieerd van de advocatuur. Zij wenst nadrukkelijk NIETS meer van u te vernemen. Er is geen wettelijke plicht of gedragsregel waarom zij nog met u zou moeten communiceren. Mocht u ons nogmaals proberen te benaderen, zullen wij aangifte tegen u persoonlijk doen van stalking.”

1.6    Bij brief van 25 september 2013 heeft de griffier aan de partner van verweerster uitgelegd waarom de GBA informatie is gevraagd. Vervolgens is verweerster bij brief van 26 september 2013 opgeroepen om te verschijnen op de zitting van de raad van discipline van 11 oktober 2013 te Groningen.

1.7    De raad heeft kennis genomen van het van de deken ontvangen dossier.

1.8    Zaken die op 31 december 2012 aanhangig waren bij de raden van discipline in de ressorten Arnhem en Leeuwarden zijn op grond van de inwerkingtreding op 1 januari 2013 van de Wet Herziening Gerechtelijke Kaart voor de verdere behandeling overgedragen aan de raad van discipline in het ressort Arnhem   Leeuwarden. Deze zaak wordt daarom verder beslist door de raad van discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden.

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    In mei 2011 heeft klaagster zich tot verweerster gewend in verband met omgangsproblemen met haar ex-vriend en hun beider zoontje. Klaagster heeft het volledige ouderlijk gezag over hun zoontje. Tijdens het eerste gesprek komt de mogelijkheid van alimentatieverhoging aan de orde.

2.3    Op 6 mei 2011 maakt klaagster een bedrag van € 300,00 over op een rekeningnummer ten name van M., te A., ter zake van omgangsregeling en alimentatie. Op 6 mei 2011 zijn twee toevoegingsaanvragen opgemaakt. Op 9 mei 2011 heeft verweerster een conceptbrief, gericht aan ex-vriend van klaagster, aan klaagster gestuurd met het verzoek of zij instemde met verzending van deze brief. Na instemming van klaagster is de brief op 11 mei 2011 verzonden. Vervolgens is een afspraak gemaakt voor een gesprek waarbij aanwezig zouden zijn klaagster en haar zoontje, alsmede haar ex-vriend en verweerster. Het gesprek heeft plaatsgevonden op 18 mei 2011. Verweerster heeft een gesprekverslag gemaakt dat zij onder andere aan klaagster heeft gestuurd. Klaagster heeft nimmer beslissingen van de Raad voor Rechtsbijstand ontvangen op de verzoeken om toekenning van toevoegingen.

2.4    Bij brief met bijlagen d.d. 17 maart 2012 heeft klaagster zich bij de deken beklaagd over verweerster.

3    KLACHT

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a)    verweerster klaagster een alimentatieprocedure tegen haar ex vriend heeft opgedrongen, terwijl  klaagster zich alleen tot verweerster had gewend in verband met een omgangsregeling en niet vanwege alimentatieperikelen.

b)    verweerster klaagster angst heeft aangejaagd door haar mee te delen dat zij het risico liep haar kind kwijt te raken, terwijl klaagster met het volledig ouderlijke gezag was belast.

c)    verweerster is gaan optreden als bemiddelaar tussen klaagster en haar ex-vriend terwijl verweerster slechts advocaat-stagiaire was en niet de deskundigheid had om als bemiddelaar op te treden.

d)    verweerster de beslissing van klaagster tot intrekking van de opdracht aan verweerster, direct na 18 mei 2011, niet heeft gerespecteerd en heeft geweigerd de stukken te retourneren en de zaak af te sluiten. Klaagster heeft per e-mail en telefonisch enkele keren, ook na 19 juli 2011, verzocht om toezending van de stukken en restitutie van het reeds aan verweerster betaalde bedrag.

e)    verweerster heeft verzuimd toevoegingen aan te vragen, hoewel zij zelf heeft gesteld dat wel gedaan te hebben. Klaagster leidt dit af uit het feit dat zij geen beslissingen van toe- of afwijzingen van de Raad voor Rechtsbijstand  heeft ontvangen. Verweerster legt deze ook niet over.

f)    verweerster nimmer een opdrachtbevestiging en opgave van haar uurtarief heeft gestuurd verweerster heeft evenmin een einddeclaratie verzonden aan klaagster. Daarentegen heeft verweerster het bedrag ad € 300,00, dat aan voorschot was betaald, behouden, zonder rekening en verantwoording daarover af te leggen.

4    VERWEER

Ad klachtonderdeel a)

4.1    Verweerster voert aan dat klaagster van mening was dat haar ex-vriend te weinig alimentatie betaalde en dat daar wat aan gedaan moest worden.

Ad klachtonderdeel b)

4.2    Verweerster erkent dat zij klaagster heeft meegedeeld dat “indien een kind klem dreigt te geraken tussen twistende ouders, de rechter des verzocht een beslissing kan nemen die hij/zij in het belang van het kind acht”.

Ad klachtonderdeel c)

4.3    Verweerster ontkent dat zij zich als mediator heeft gepresenteerd. Zij trad op voor klaagster, heeft toevoegingen aangevraagd en een voorschotdeclaratie opgesteld en betaald gekregen.

Ad klachtonderdeel d)

4.4    Verweerster heeft klaagster (enige tijd na 18 mei 2011) telefonisch op de hoogte

gesteld van de afwijzing van de toevoegingen en heeft haar gevraagd wat zij nu wilde: doorgaan op betalende basis of het dossier sluiten. Klaagster zou daarover nadenken. Op 19 juli 2011 belde klaagster met de vraag of zij geholpen kon worden. Verweerster heeft haar gewezen op de mogelijkheid een nieuwe toevoeging aan te vragen met peiljaarverlegging. Verweerster heeft na 19 juli 2011 niets meer vernomen van klaagster. Verweerster ontkent dat zij stukken van klaagster heeft ontvangen.

Ad klachtonderdeel e)

4.5    Verweerster voert aan dat na 18 mei 2011 telefonisch door de Raad voor Rechtsbijstand is meegedeeld dat de toevoegingsaanvragen zouden worden afgewezen omdat het inkomen van klaagster boven de grens lag. Dit is met klaagster gecommuniceerd.

Ad klachtonderdeel f)

4.6    Verweerster voert aan dat zij in loondienst was bij mr. B. en dat mr. B. de financiële afhandeling van de zaak deed.

5    BEOORDELING

5.1    Hoewel behoorlijk opgeroepen, heeft verweerster er blijkbaar voor gekozen niet ter zitting te verschijnen ter gelegenheid van de mondelinge behandeling van de onderhavige klachtzaak. Gelet op de correspondentie die namens verweerster door haar partner met de griffier van de raad van discipline is gevoerd, heeft de raad geen aanleiding gezien de inhoudelijke behandeling van de klachtzaak aan te houden teneinde verweerster in de gelegenheid te stellen zich nader te verweren.

5.2    De raad is ten aanzien van de diverse klachtonderdelen tot het volgende oordeel gekomen.

Ad klachtonderdeel a, b, c en d)

5.3    Het in deze klachtonderdelen gestelde betreffende het opdringen van een alimentatieprocedure en het bang maken van klaagster met de mededeling dat het gezag over haar zoon haar zou worden ontnomen, het optreden als bemiddelaar terwijl zij daartoe niet bevoegd is, alsmede het niet tijdig retourneren van de stukken, is niet komen vast te staan. Verweerster heeft deze verwijten gemotiveerd betwist en klaagster heeft deze niet, althans onvoldoende, onderbouwd. Deze klachtonderdelen zijn derhalve ongegrond.

Ad klachtonderdeel e)

5.4    Dit klachtonderdeel oordeelt de raad gegrond. Verweerster heeft erkend dat zij op 6 mei 2011 toevoegingen heeft aangevraagd. Vast staat echter dat geen toevoegingen zijn verstrekt. Verweerster heeft aangevoerd dat zij telefonisch door de Raad voor Rechtsbijstand op de hoogte is gesteld dat de toevoegingsaanvragen zouden worden afgewezen en dat zij dit, eveneens telefonisch, aan klaagster heeft meegedeeld. Nu klaagster ontkent die informatie ontvangen te hebben moet het er voor gehouden worden dat verweerster deze belangrijke informatie niet aan klaagster heeft meegedeeld. Verweerster is bovendien gehouden belangrijke informatie schriftelijk door te geven aan haar cliënte. De afwijzing van een toevoeging behoort daartoe. Verweerster heeft daarmee tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld.

Ad klachtonderdeel f)

5.5    Vaststaat dat klaagster een bedrag van € 300,00 aan verweerster heeft betaald. Vaststaat tevens dat klaagster geen urenspecificatie heeft ontvangen van de werkzaamheden en dat zij evenmin een opdrachtbevestiging heeft gehad. Het verweer dat verweerster in loondienst was en dat haar patroon mr. B. de financiële afhandeling van de zaak deed kan haar niet baten. Het had op de weg van verweerster gelegen nadere rekening en verantwoording af te leggen jegens klaagster met betrekking tot het betaalde bedrag.

Ook dit klachtonderdeel is gegrond.

6    MAATREGEL

6.1    In verband met het feit dat er meer klachten tegen verweerster zijn geweest die in kracht van gewijsde zijn gegaan en waarbij is komen vast te staan dat zij in de belangenbehartiging jegens haar cliënten ernstig is tekort geschoten meent de raad dat onderstaande maatregel passend is.

BESLISSING

De raad van discipline:

-    oordeelt de klachtonderdelen e en f  gegrond en de klachtonderdelen a, b, c en d ongegrond;

-    legt aan verweerster op de maatregel van schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van drie maanden;

-    bepaalt dat de schorsing ingaat 14 (veertien) dagen na het onherroepelijk worden van deze beslissing, met dien verstande dat de schorsing pas ingaat na afloop van alle eventueel eerder onherroepelijk geworden schorsingen en dat deze niet ten uitvoer zal worden gelegd gedurende de tijd dat verweerster niet op het tableau staat ingeschreven.

Aldus gewezen door mr. C. van den Noort, voorzitter, mrs. F. Klemann, G.E.J. Kornet, N.H.M. Poort, L.J. van der Veen, leden, bijgestaan door mr. D.C. van der Kwaak-Wamelink als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 10 januari 2014.

griffier                                         voorzitter                           

Deze beslissing is in afschrift op 13 januari 2014 per aangetekende brief verzonden aan:

-    klaagster

-    verweerster

-    de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Overijssel

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-    klaagster

-    verweerster

-    de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Overijssel

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.     Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.     Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.     Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl