ECLI:NL:TADRARL:2014:406 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 77/14

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2014:406
Datum uitspraak: 19-11-2014
Datum publicatie: 06-02-2015
Zaaknummer(s): 77/14
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Uit schriftelijke aantekeningen van de advocaat blijkt dat deze met de cliënte besproken heeft dat de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de huwelijkse schulden blijft ook al zijn deze blijkens het convenant aan de ex-echtgenoot toegescheiden. De advocaat heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat de hoofdelijke aansprakelijkheid blijft. Klacht kennelijk ongegrond.

Beslissing van 19  november 2014

in de zaak 77/14

naar aanleiding van de klacht van:

mevrouw [    ]

klaagster

tegen

mr. [    ]

verweerster

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de  deken van de orde van advocaten in het arrondissement Overijssel van 23 oktober 2014 met kenmerk 51/14/11, door de raad ontvangen op 24 oktober 2014, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1    FEITEN

1.1    Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan.

1.2    Verweerster heeft klaagster als advocaat bijgestaan in een echtscheidingsprocedure. De boedelscheiding was het belangrijkste onderwerp in de procedure. Kort gezegd is de gehele inboedel van partijen aan de ex-echtgenoot toegescheiden, het huurrecht van de echtelijke woning en de huwelijkse schulden, waarbij de ex-echtgenoot klaagster heeft gevrijwaard. Aan klaagster werd bijna niets toegescheiden. Deze afspraken zijn vastgelegd in een convenant, dat aan het verzoekschrift tot echtscheiding is gehecht. De echtscheiding is uitgesproken op 24 april 2013. Enige tijd daarna is klaagster door een schuldeiser gemaand om tot betaling van een bedrag van bijna € 14.000,-- over te gaan met betrekking tot een vordering, die tijdens het huwelijk is ontstaan. Inmiddels is klaagster door deze schuldeiser gedagvaard.

2    KLACHT

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

verweerster de afspraken over de toescheiding van de schulden aan de ex-echtgenoot juridisch niet juist heeft geregeld. Weliswaar is in het convenant  opgenomen dat alle schulden voor rekening van de ex-echtgenoot van klaagster komen en dat de ex-echtgenoot klaagster te dier zake vrijwaart, maar klaagster is er niet op gewezen dat zij hoofdelijk aansprakelijk is voor de huwelijkse schulden. Verweerster had haar daarop moeten wijzen. 

3    VERWEER

Het verweer luidt – zakelijk weergegeven – als volgt.

3.1    Verweerster heeft aangevoerd dat partijen zelf de gevolgen van hun echtscheiding hebben geregeld en opgenomen in een convenant. Verweerster heeft slechts enkele tekstuele aanpassingen doorgevoerd alsmede de lay-out verbeterd, waarna partijen het convenant hebben ondertekend en de rechtbank hebben gevraagd het convenant onderdeel te laten uitmaken van de te geven beschikking. Bovendien heeft verweerster aangevoerd dat tussen klaagster en haar uitgebreid contact is geweest over de boedelscheiding, waarbij zij klaagster op de hoofdelijke aansprakelijkheid van de huwelijkse schulden heeft gewezen. Verweerster meent dan ook dat zij niet klachtwaardig heeft gehandeld.

4    BEOORDELING

4.1    De voorzitter constateert allereerst dat vaststaat dat partijen zelf hun afspraken met betrekking tot de boedelscheiding hebben vastgelegd in een echtscheidingsconvenant. Daarin is opgenomen welke schulden aan de man worden toebedeeld en dat de ex-echtgenoot van klaagster haar vrijwaart voor aanspraken ter zake van de schulden, die hij op grond van het convenant voor zijn rekening neemt. Vaststaat tevens dat dit concept enigszins is aangepast door verweerster, maar de bepaling omtrent de vrijwaring is in het convenant blijven staan, zij het in iets andere bewoordingen.

4.2    Voorts heeft verweerster aangevoerd dat zij in een tweetal telefoongesprekken klaagster op de risico’s van de hoofdelijkheid heeft gewezen. Zo heeft verweerster een telefoonnotitie met als datum 7/2 overgelegd. Daarin staan onderwerpen vermeld die blijkbaar zijn besproken. Zo staat daarin onder meer dat “hoofd. aansprake….. blijft”. Gelet op de overige aantekeningen kan  aannemelijk worden geacht dat dit daadwerkelijk met klaagster is besproken.  Ook is er een telefoonnotitie van 25/2 waarin staat dat er met klaagster is gebeld. Er  wordt daarin een aantal zaken opgesomd, die blijkbaar zijn besproken. Ten aanzien van de schulden is genoteerd dat er geen overige stukken zijn betreffende de schulden en dat het te lang duurt om die op te vragen en dat er voorts bijna geen schulden meer zijn, terwijl sommige reeds zijn afgelost. De notitie eindigt met de woorden “gewezen op risico”. Aannemelijk is, naar het oordeel van de voorzitter, dat er over de kwestie van de hoofdelijkheid van de huwelijkse schulden met klaagster is gesproken. Van belang daarbij acht de voorzitter tevens dat het concept niet door verweerster is opgesteld, maar door partijen zelf en dat de desbetreffende bepaling daarin is opgenomen.

4.3    Voorts is de voorzitter van oordeel dat verweerster niet gehouden was met alle individuele crediteuren over de kwestie van de hoofdelijkheid contact op te nemen. Dat is  ook niet gebruikelijk. Bovendien zullen de crediteuren veelal geen ontslag uit de hoofdelijke aansprakelijkheid verlenen. De bepaling omtrent de vrijwaring is nu juist immers opgenomen om te bewerkstelligen dat de gevrijwaarde, in casu klaagster, zich op degene die haar vrijwaart (in casu haar ex-echtgenoot) kan verhalen. De klacht is dan ook kennelijk ongegrond.

BESLISSING

De voorzitter van de raad van discipline oordeelt de klacht kennelijk ongegrond en wijst deze mitsdien af.

Aldus gewezen door mr. F.P. Dresselhuys-Doeleman, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. D.C. van der Kwaak-Wamelink als griffier op 19 november 2014.

griffier                                                                          voorzitter

Deze beslissing is in afschrift per aangetekende post verzonden aan:

-    klaagster

en per gewone post aan:

-    klaagster

-    verweerster

-    de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Overijssel.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klaagster en de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Overijssel binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Arnhem - Leeuwarden, Postbus 399, 9400 AJ  Assen (fax: 0592-305759). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.