ECLI:NL:TADRARL:2014:403 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 14-187

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2014:403
Datum uitspraak: 01-12-2014
Datum publicatie: 15-01-2015
Zaaknummer(s): 14-187
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht tegen eigen advocaat over kwaliteit dienstverlening wordt door de voorzitter als kennelijk ongegrond afgewezen.

Beslissing van 1 december 2014

in de zaak 14-187

 naar aanleiding van de klacht van:

De heer [naam]

[adres]

klager

tegen:

mr. [naam]

advocaat te [plaats]

verweerster

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna “de voorzitter”) heeft kennisgenomen van de brief van de griffier van de raad van discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch van 17 november 2014, met daarbij de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement ‘s-Hertogenbosch van 3 november 2014 met kenmerk 48|14|079K. De deken heeft de klacht abusievelijk ter kennis van de raad van discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch gebracht. Nu verweerster kantoor houdt in het ressort Arnhem-Leeuwarden is ingevolge het bepaalde in art. 46a lid 1 van de Advocatenwet de raad van discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden bevoegd om de tuchtrechtspraak in eerste aanleg uit te oefenen en heeft de griffier van de raad van discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch de brief doorgestuurd aan de raad van discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden. Daar is het dossier op 19 november 2014 binnengekomen.

De voorzitter heeft tevens kennis genomen van de  stukken die zijn vermeld op de zich bij de brief van de deken bevindende inventarislijst en zijn genummerd van 1 tot en met 7.

1    FEITEN

1.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2    Verweerster heeft klager in de periode van 27 september 2012 tot eind maart 2013 als advocaat bijgestaan in een erfrechtelijke kwestie. De vader van klager is op 28 augustus 2012 in Volos (Griekenland) overleden.

1.3    Bij brief van 12 oktober 2012 heeft verweerster klager bevestigd dat zij hem zou bijstaan bij de afwikkeling van de erfenis van zijn vader. In deze brief is onder meer het volgende vermeld: “U heeft zich tot mij gewend met de vraag om u bij te staan inzake de afwikkeling van de erfenis van uw vader. U heeft van de consul vernomen dat uw vader is overleden en dat u contact op zou moeten nemen met een griekse advocaat voor de afwikkeling van de erfenis. U heeft geen vertrouwen in deze advocaat en uw familie en u wenst door mij te worden bijgestaan. Ik heb u uitgelegd dat ik kennis heb van het Nederlandse recht en niet op de hoogte ben van het Griekse erfrecht. Ik kan u derhalve niet de juridische bijstand bieden die u van een advocaat mag verwachten, maar indien u een toevoeging krijgt, zal ik u wel bijstaan in dit traject en u zo goed mogelijk trachten te informeren. (….     …..     …..)”  Voorts heeft verweerster klager in deze brief geïnformeerd over de aan haar bijstand verbonden kosten en uitgelegd hoe de situatie zou zijn wanneer klager al dan niet in aanmerking zou komen voor een toevoeging.

1.4    Aan klager is geen toevoeging verstrekt.

1.5    Op 29 oktober 2012 is namens klager op verzoek van verweerster een voorschot ten bedrage van € 1.000,-- overgemaakt op de kantoorrekening van verweerster.

1.6    Bij de stukken bevindt zich een declaratie d.d. 3 december 2012 waarop aan klager een honorarium van € 159,50 vermeerderd met BTW tot een bedrag van € 204,57, in rekening is gebracht voor gespecificeerde werkzaamheden verricht in de maanden oktober en november 2012. Op de declaratie is vermeld dat deze is verrekend met een ontvangen bedrag van € 204,57.

1.7    Bij brief van 12 maart 2013 heeft klager verweerster schriftelijk bericht dat hij niet langer gebruik wil maken van haar diensten en dat hij een andere advocaat, die ervaring heeft met Grieks erfrecht, zou gaan benaderen.

1.8    Op 1 april 2013 heeft verweerster klager bevestigd dat zij zijn dossier zou sluiten en heeft zij klager een einddeclaratie gestuurd ten bedrage van

€ 260,38 (incl. BTW). Dit bedrag is verrekend met een bedrag van € 795,43 (zijnde het bedrag dat nog resteerde van het door klager betaalde voorschot ad € 1.000,00 na aftrek van de declaratie d.d. 3 december 2012 ad € 204,57) zodat een bedrag van € 535,05 aan klager is teruggestort.

1.9    Bij brief van 16 oktober 2013 heeft klager verweerster laten weten dat de nota die hij heeft ontvangen niet juist is omdat hij niet een bedrag van

€ 795,43 maar een bedrag van € 1.000,00 als voorschot heeft voldaan.

1.10    Het kantoor van verweerster heeft op 28 november 2013 een bedrag van

€ 204,57 aan klager teruggestort. Verweerster was op dat moment met zwangerschapsverlof.

1.11    Bij brief met bijlagen d.d. 25 april 2014 heeft klager de onderhavige klacht bij de deken ingediend.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:

de belangen van klager niet goed te behartigen door onder één hoedje te spelen met de tegenpartij en erop aan te dringen dat klager de erfenis van zijn vader zou verwerpen. Klager stelt voorts dat fouten zijn gemaakt bij de administratie en terugbetaling van het door hem betaalde voorschot.

3    VERWEER

3.1    Het verweer komt voor zover nodig aan de orde bij de bespreking van de  klacht.

4    BEOORDELING

4.1    Op de klacht kan, met toepassing van artikel 46g Advocatenwet, door de voorzitter worden beslist.

4.2    Verweerster heeft onweersproken gesteld dat zij slechts enkele contacten met Griekenland heeft gehad en dat zij klager van al deze contacten op de hoogte heeft gesteld. Bij de stukken bevindt zich een brief d.d. 1 februari 2013 van verweerster aan klager waarin zij het volgende bevestigt: “U heeft mij bericht dat u nog steeds geen paspoort heeft en dat u één van de erfgenamen ervan verdenkt de verstrekking van een paspoort aan u te saboteren. U wilt daarom de afwikkeling van de erfenis saboteren. (….    ….) U heeft mij gevraagd de zaak stil te leggen totdat u contact met mij opneemt. (….) U heeft mijn brief ontvangen en u heeft begrepen dat er een termijn van 4 maanden is om de erfenis te verwerpen. Tijdens ons laatste gesprek heb ik u erop gewezen dat ik onvoldoende kennis heb van het Griekse erfrecht om u met zekerheid te kunnen bevestigen of dit alleen om de verwerping gaat. Wellicht dient ook het aanvaarden binnen deze of een andere termijn te gebeuren. (….      …..     …..)De advocaat van uw familie heeft u wel bericht dat er twee appartementen zouden zijn. Dit is niet door een officieel document bevestigd. Het zou kunnen zijn dat naast deze appartementen er ook schulden zijn. Als erfgenaam erft u ook schulden. Daarom zou ik u willen adviseren stukken op te vragen bij de advocaat waaruit de totale omvang van de erfenis blijkt. Op basis van de beschrijving van de omvang van de erfenis kunt u altijd nog besluiten de erfenis te verwerpen of te aanvaarden. (…     …..)”

Daaraan is kennelijk  (door klager genoemd) nog een brief van 28 januari 2013  van verweerster aan hem voorafgegaan, waarin verweerster hem inlicht over contact met die advocaat.

4.3    Door klager is geen enkel stuk overgelegd en zijn zelfs geen feiten of omstandigheden gesteld die zijn standpunt,  dat verweerster onder een hoedje speelde met de andere partij,  kunnen steunen. Evenmin is er enig aanknopingspunt voor de stelling dat verweerster er bij klager op aan gedrongen heeft om de erfenis te verwerpen. Uit de onder 4.2 aangehaalde brief blijkt eerder het tegendeel. Het verwijt van klager lijkt te berusten op een onjuiste lezing van die brief, die geen advies tot verwerping inhoudt, maar slechts een advies zich goed te informeren en op te passen voor het verlopen van termijnen.

4.4    De voorzitter kan geen onregelmatigheden ten nadele van klager ontdekken in de financiële afwikkeling van het dossier.

4.5    Gelet op het voorgaande is de klacht kennelijk ongegrond.

BESLISSING

Wijst de klacht af.

Aldus gewezen door mr. M.J. Grapperhaus, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. H.A.M. Ritsma-Hartman als griffier op 1 december 2014.

griffier     voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 1 december 2014 per aangetekende post en per gewone post verzonden aan:

•    klager

en per gewone post aan:

•    verweerster

•    de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland

•    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten