ECLI:NL:TADRARL:2014:395 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 14-121

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2014:395
Datum uitspraak: 29-12-2014
Datum publicatie: 15-01-2015
Zaaknummer(s): 14-121
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht ziet op het opzettelijk niet informeren van klager van een op handen zijnde zitting in hoger beroep. Volgens klager heeft verweerster hem daardoor opzettelijk willen benadelen. Daarvan is niet gebleken en derhalve is de klacht ongegrond. De aanpak met betrekking tot het oppakken van een contactregeling is door verweerster met klager besproken. Niet gebleken dat klager zich daarmee op dat moment niet kon verenigen.

Beslissing van 29 december 2014

in de zaak 14-121

naar aanleiding van de klacht van:

[    ]

klager

tegen:

mr. [    ]

verweerster

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de raad van 24 juli 2014 met kenmerk RvT 14-0094/TRC/fd, door de raad ontvangen op 25 juli 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 6 oktober 2014 in aanwezigheid van klager en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3    De raad heeft kennis genomen van in de 1.1. genoemde brief en van de daarbijgaande bijlagen.

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    Klager heeft zich eind oktober 2012 tot verweerster gewend met het verzoek hem bij te staan in het hoger beroep tegen de beschikking van de rechtbank Zwolle-Lelystad waarbij klager uit het ouderlijk gezag is ontheven op verzoek van de moeder van de kinderen en om hem bij te staan bij het indienen van een verzoekschrift tot het vaststellen van een contact- en informatieregeling met de kinderen. Verweerster heeft een beroepschrift ingediend bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Op 29 maart 2013 heeft de mondelinge behandeling plaats gevonden. Klager noch verweerster waren ter zitting aanwezig. Op 29 maart 2013 heeft de advocaat van moeder juist voor de zitting telefonisch contact gezocht met verweerster. Verweerster heeft gevraagd namens haar een verzoek tot aanhouding te doen. Deze mededeling is door de advocaat van moeder overgebracht, maar deze heeft er aan toegevoegd dat het doen van een dergelijk verzoek niet op haar weg ligt en heeft zich verzet tegen een aanhouding. Het gerechtshof heeft beslist dat de mondelinge behandeling doorgang zou vinden omdat klager juist zou zijn opgeroepen. Verweerster heeft diezelfde dag nog een verzoek tot het plannen van een nieuwe datum gericht aan het gerechtshof nu zij niet van de zitting op de hoogte was en zij de zitting niet uit het roljournaal heeft afgeleid. Dit verzoek is afgewezen. De advocaat van de moeder heeft geweigerd in te stemmen met een brief aan het hof. Het hof heeft bij beschikking van 2 mei 2013 de beschikking van de rechtbank bekrachtigd.

2.3    Klager drong aan op het indienen van een verzoek tot vaststellen van een omgangsregeling. Verweerster heeft klager in het kader van het tot stand brengen van een contactregeling voorgehouden dat contact in haar visie rustig zou moeten worden opgebouwd en dat de mogelijkheden voorafgaand aan een procedure dienden te worden onderzocht. In overleg met de wederpartij heeft in ieder geval op 14 april 2013 een omgangsmoment tussen klager en de kinderen plaats gevonden. Verweerster heeft geprobeerd tot nadere (schriftelijke) afspraken te komen  over (opbouw van) herstel van een eerder vastgestelde omgangsregeling. Verweerster heeft haar bemoeienissen in mei 2013 gestaakt omdat de zaak door een andere advocaat is overgenomen op verzoek van klager. Op verzoek van klager heeft verweerster de aan het kantoor verrichte betalingen gerestitueerd.

2.4    Bij brief met bijlagen van 11 april 2014 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerster.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a)    klager met opzet niet op de hoogte te stellen van de mondelinge behandeling in hoger beroep d.d. 29 maart 2013;

b)    geen handelingen te verrichten in de omgangsregeling zaak.

4    VERWEER

4.1    De oproepingsbrief voor de mondelinge behandeling heeft verweerster niet bereikt. Ook uit het roljournaal heeft verweerster niet af kunnen leiden dat er een zittingsdatum was bepaald. Nadat verweerster bekend was geraakt met de zittingsdatum heeft zij geprobeerd de zitting te laten aanhouden. Voorts wilde verweerster het hof aanschrijven om een nieuwe mondelinge behandeling te vragen. De advocaat van moeder stond niet toe dat zij zich tot het gerechtshof zou wenden.

4.2    Verweerster heeft onderzocht welke mogelijkheden bestonden om in onderling overleg tot afspraken over een contactregeling te komen. Dat heeft de voorkeur boven het voeren van een procedure.

5    BEOORDELING

5.1    Klachtonderdeel a.

Desgevraagd heeft klager ter zitting van de raad benadrukt dat de klacht betrekking heeft op het verwerpelijke feit dat verweerster klager opzettelijk niet over de zitting heeft geïnformeerd en hem daardoor opzettelijk heeft benadeeld. De klacht zal derhalve door de raad in deze enge zin worden opgevat.

5.2    Verweerster stelt de oproeping voor de zitting niet te hebben ontvangen. Klager stelt dat verweerster hem opzettelijk niet over de zitting heeft geïnformeerd. Klager beroept zich op de beschikking van het gerechtshof en heeft navraag gedaan bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Een medewerker van het gerechtshof heeft klager bij brief van 6 februari 2014 een afschrift van de oproeping d.d. 7 februari 2013 voor de zitting van 29 maart 2013 die is gericht aan verweerster, toegestuurd. Dat laat echter onverlet de mogelijkheid dat verweerster de oproeping niet heeft ontvangen door omstandigheden die buiten de macht van verweerster liggen. Niet is komen vast te staan welke informatie in het roljournaal stond vermeld. Derhalve kan niet worden vastgesteld dat verweerster via het roljournaal op de hoogte had kunnen zijn van de zitting. Uit de e-mails die klager en verweerster met elkaar in de maand maart 2013 hebben gewisseld over het tot stand brengen van een omgangsregeling, blijkt niet dat verweerster van de zitting op de hoogte was. Alles overziende is de raad van oordeel dat door een zeer ongelukkige samenloop van omstandigheden verweerster en dus klager niet op de hoogte waren van de mondelinge behandeling van 29 maart 2013. Van enig opzet om klager niet te informeren is niet gebleken. Nu klager zijn klacht uitdrukkelijk beperkt heeft tot het beweerdelijk opzettelijk niet informeren van klager over de zitting, is de klacht ongegrond. Ten overvloede overweegt de raad dat gelet op het voorgaande van klachtwaardige verwijtbaarheid evenmin is gebleken.

5.3    Klachtonderdeel b.

Verweerster heeft de aanpak van de kwestie met betrekking tot de omgangsregeling aan klager voorgelegd en besproken en daarbij tot uitdrukking gebracht dat een omgangsregeling die in onderling overleg tot stand komt de voorkeur verdient boven een in een procedure afgedwongen omgangsregeling, en een positief effect heeft op de oordelend rechter. Alhoewel klager aandrong op het indienen van een verzoekschrift, is niet gebleken dat er reeds sprake was van een onoverbrugbaar meningsverschil over de aanpak van de zaak door verweerster.    

De aanpak van verweerster bracht in ieder geval een contactmoment met zich mee naar aanleiding waarvan een verdere opbouw bespreekbaar leek. Niet is gebleken dat verweerster geen handelingen of inspanningen heeft verricht om omgang op gang te brengen. Klachtonderdeel b. is dan ook ongegrond. 

BESLISSING

De raad van discipline:

Verklaart de klachtonderdelen a. en b. ongegrond.

Aldus gewezen door mr. M.J. Grapperhaus, voorzitter, mrs. E.J. Verster, F.A.M. Knüppe, I.P.A. van Heijst en F.J.M. Broeders, leden, bijgestaan door mr. P.J.G. van den Boom als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 29 december 2014.

griffier    voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 29 december 2014 per aangetekende brief verzonden aan:

-    klager

en per gewone post aan:

-    verweerster

-    de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement  Midden-Nederland

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.