ECLI:NL:TADRARL:2014:393 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 14-198

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2014:393
Datum uitspraak: 22-12-2014
Datum publicatie: 15-01-2015
Zaaknummer(s): 14-198
Onderwerp: Artikel 60 b e.v., subonderwerp: Artikel 60 c Advocatenwet
Beslissingen: Anders
Inhoudsindicatie: Op basis van een rapportage na een onderzoek ex artikel 60c Advocatenwet, naar de toestand waarin de praktijk zich bevindt, heeft de deken een verzoek ex artikel 60b Advocatenwet ingediend. De deken verzoekt een voorziening met betrekking tot de praktijkuitoefening als bedoeld in art. 60b Advocatenwet te treffen door de rapporteur die het onderzoek heeft verricht te benoemen tot begeleider van verweerster voor een periode van 6 maanden. Uit het rapport bleek dat de praktijkvoering van verweerster niet voldeed aan de eisen die daaraan gesteld mogen worden. Verweerster heeft echter een aantal verbeteringen aangebracht en is voornemens haar praktijkvoering verder te professionaliseren. Verweerster heeft geen verweer gevoerd tegen het verzoek zodat de raad dit verzoek heeft toegewezen. Voorts heeft de raad de kosten van het onderzoek ex artikel 60c Advocatenwet vastgesteld.

Beslissing van 22 december 2014

in de zaak 14-198

naar aanleiding van het verzoek ex artikel 60b Advocatenwet van:

mr. T.J. Roest Crollius

in zijn hoedanigheid van deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland,

hierna: de deken

tegen:

mr. [naam]

advocaat te [plaats]

verweerster

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 11 december 2014, met kenmerk RvT 14-29, door de raad ontvangen op 12 december 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland een verzoek als bedoeld in artikel 60b Advocatenwet ten aanzien van verweerster bij de raad ingediend.

1.2 Het verzoek is behandeld ter zitting met gesloten deuren van de raad op 15 december 2014. De deken en verweerster hebben de raad laten weten dat zij niet ter zitting zouden verschijnen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de in 1.1 genoemde brief van de deken van 11 december 2014, van de brief van verweerster d.d. 11 december 2014 en van het rapport d.d. 26 november 2014 van mr. D.J.B. de Wolff over de praktijkuitoefening van verweerster. Tevens heeft de raad kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter van de raad d.d. 6 oktober 2014 waarin de voorzitter het verzoek ex art. 60c Advocatenwet ten aanzien van verweerster heeft toegewezen en mr. D.J.B. de Wolff tot rapporteur heeft benoemd en van de stukken van de procedure die geleid heeft tot die beslissing.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van het verzoek wordt, gelet op de stukken en op hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Verweerster is sinds 1986 werkzaam als advocaat. Tot 1995 voerde zij de praktijk in een samenwerkingsverband met andere advocaten. Sinds 1995 voert zij de praktijk alleen. Zij heeft een praktijk aan huis.

2.3 Op 9 juli 2014 heeft de deken een kantoorbezoek afgelegd aan het kantoor van verweerster.

2.4 Bij brief van 4 september 2014 heeft de deken een verzoek als bedoeld in artikel 60c Advocatenwet ten aanzien van verweerster ingediend bij de voorzitter van de raad. Dit verzoek is behandeld (onder zaaknummer 14-150) ter zitting met gesloten deuren d.d. 24 september 2014.

2.5 Bij beslissing van 6 oktober 2014 heeft de voorzitter van de raad het verzoek van de deken tot het instellen van een onderzoek naar de toestand waarin de praktijk van verweerster zich bevindt toegewezen. Tot rapporteur is benoemd mr. D.J.B. de Wolff, advocaat te Utrecht.

2.6 Bij brief van 28 november 2014 heeft de rapporteur haar rapportage d.d. 26 november 2014 aan de raad gestuurd.

2.7 Bij brief d.d. 8 december 2014 heeft de rapporteur de raad laten weten dat haar honorarium voor de door haar verrichte werkzaamheden in het kader van het onderzoek en de rapportage ex artikel 60c Advocatenwet € 1.450,-- (excl. BTW) bedraagt en dat zij € 16,-- wegens reiskosten in rekening brengt.

3 HET VERZOEK

3.1 De deken verzoekt de raad om ten aanzien van verweerster een voorziening met betrekking tot de praktijkuitoefening als bedoeld in art. 60b Advocatenwet te treffen door mevrouw mr. D.J.B. de Wolff te benoemen tot begeleider van verweerster voor een periode van 6 maanden waarbij mr. De Wolff de bevoegdheden houdt die zij ook heeft gehad in het kader van het onderzoek ex art. 60c Advocatenwet zodat zij desgewenst toegang krijgt tot alle aspecten van de praktijk van verweerster.

3.2 Voorts verzoekt de deken de raad om te bepalen dat de vergoeding die mr. De Wolff toekomt voor haar werkzaamheden zowel in het kader van het onderzoek ex artikel 60c Advocatenwet als voor de door haar te verrichten werkzaamheden in het kader van de begeleiding van verweerster gedurende de komende 6 maanden, ten laste komt van verweerster.

4 GRONDEN VAN HET VERZOEK

4.1 Uit de rapportage van mr. De Wolff blijkt dat het houden van het onderzoek ex art. 60c Advocatenwet geïndiceerd was. In het rapport wordt beschreven dat verweerster in het jaar 2013 en begin 2014 emotioneel zwaar belast is geweest door bedreigende privéomstandigheden. Deze omstandigheden hebben een negatieve invloed gehad op de praktijkvoering en de motivatie van verweerster. Tevens heeft de rapporteur in haar rapport beschreven dat verweerster sinds het bezoek van de deken op 9 juli 2014 een aantal verbeteringen in haar wijze van praktijkvoering heeft doorgevoerd.

4.2 De rapporteur geeft verder aan dat de ingezette en reeds doorgevoerde verbeteringen een positieve invloed hebben op de huidige praktijkvoering van verweerster. Naar het oordeel van de rapporteur verdient het echter aanbeveling om de praktijkvoering van verweerster verder te professionaliseren en aan te passen aan de eisen van de huidige tijd.

4.3 De deken stelt zich op het standpunt dat het gewenst is om mr. D.J.B. de Wolff voor een periode van 6 maanden tot begeleider van verweerster te benoemen en haar de bevoegdheden toe te kennen die zij ook had in de fase dat zij het onderzoek ex art. 60c Advocatenwet verrichtte teneinde te waarborgen dat verweerster doorgaat op de door haar ingeslagen weg en het door haar ingezette traject van verbetering en professionalisering van haar praktijkvoering zal voltooien.

5 BEOORDELING VAN HET VERZOEK

5.1 In haar brief van 11 december 2014 heeft verweerster de raad laten weten dat zij zich niet verzet tegen het verzoek van de deken. Verweerster gaat er tevens mee akkoord dat de vergoeding die mr. De Wolff toekomt voor haar werkzaamheden zowel in het kader van het onderzoek ex artikel 60c Advocatenwet als voor de komende 6 maanden te harer laste komen.

5.2 Nu verweerster de inhoud van de rapportage van mr. De Wolff en de door de deken aangevoerde gronden van het verzoek niet heeft betwist, zal de raad van de juistheid daarvan uitgaan. De door de rapporteur geschetste feiten en omstandigheden over de praktijkvoering van verweerster rechtvaardigen de conclusie dat de door de deken verzochte voorziening geïndiceerd is. De raad zal het verzoek van de deken dan ook als volgt toewijzen.

5.3 De raad is van oordeel dat de door mr. De Wolff opgegeven kosten van haar werkzaamheden redelijk zijn en aan haar dienen te worden vergoed. Gelet hierop en nu verweerster heeft aangegeven het verzoek van de deken dienaangaande niet te betwisten zal de raad dit verzoek als volgt toewijzen.

BESLISSING

De raad van discipline:

1. benoemt bij wijze van voorziening mr. D.J.B. de Wolff, advocaat te Utrecht, tot begeleider van verweerster voor de duur van 6 maanden, met bepaling dat mr. De Wolff de bevoegdheden houdt die zij heeft gehad in het kader van het onderzoek ex artikel 60c Advocatenwet zodat zij desgewenst toegang krijgt tot alle aspecten van de praktijk van verweerster;

2. draagt verweerster op mr. De Wolff alle door haar gevraagde inlichtingen te verschaffen;

3. bepaalt dat mr. De Wolff de werkzaamheden die zij de komende 6 maanden in het kader van de begeleiding van verweerster zal verrichten, zal uitvoeren tegen betaling van een vergoeding van ten hoogste € 200,-- per uur (exclusief BTW) en reiskosten, met een maximumbedrag van € 4.000,-- (exclusief BTW).

4. bepaalt dat verweerster dit bedrag aan mr. De Wolff dient te voldoen;

5. stelt het de rapporteur mr. D.J.B. de Wolff voor de werkzaamheden die zij in het kader van het onderzoek ex art. 60c Advocatenwet heeft verricht toekomende honorarium vast op € 1.770,50 inclusief BTW en reiskosten;

6. bepaalt dat dit bedrag ten laste van verweerster komt en gelast verweerster, voor zover dat nog niet is gebeurd, dit bedrag binnen 7 dagen na dagtekening van deze beslissing aan mr. De Wolff te voldoen.

Aldus gewezen door mr. M.F.J.N. van Osch, voorzitter, mrs. G.R.M. van den Assum, A.T. Bolt, K.F. Leenhouts en B.J.E.M. Tomlow, leden, met bijstand van mr. H.A.M. Ritsma-Hartman als griffier ter openbare zitting van 22 december 2014.

griffier voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 22 december 2014 per aangetekende post verzonden aan:

• verweerster

en per gewone post verzonden aan:

• de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland

• de rapporteur

• de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten