ECLI:NL:TADRARL:2014:386 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 14-137

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2014:386
Datum uitspraak: 22-12-2014
Datum publicatie: 08-01-2015
Zaaknummer(s): 14-137
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Niet gebleken dat verweerster niet tijdig op telefoontjes en e-mails van klaagster heeft gereageerd. Klacht ongegrond.

Beslissing van 22 december 2014

in de zaak 14-137

naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

tegen:

verweerster

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de raad van 7 augustus 2014 met kenmerk […], door de raad ontvangen op 8 augustus 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement [X] de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 3 november 2014 in aanwezigheid van zowel klaagster als verweerster, deze laatste bijgestaan door haar kantoorgenoot mr. [A]. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3    De raad heeft kennis genomen van de hiervoor onder 1.1 genoemde aanbiedingsbrief van de deken met bijlagen.

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    Klaagster heeft zich omstreeks april 2011 tot mr. [H] gewend met verzoek haar bij te staan inzake de terugvordering van een lening aan haar ex-partner. Na de wederpartij omstreeks april / mei 2011 vergeefs tot terugbetaling te hebben gesommeerd heeft mr. [H] hem in juni 2011 namens klaagster laten dagvaarden.

2.3    De stage van mr. [H] is op 18 juli 2011 van rechtswege geschorst omdat hij de praktijk niet onder toezicht van een patroon uitoefende. Hoewel hij het dossier van klaagster toen diende over te dragen aan een kantoorgenoot, is hij dat dossier nadien blijven behandelen. Voor het ondanks zijn schorsing blijven optreden als advocaat, niet alleen in de zaak van klaagster maar ook in andere zaken, is mr. [H] bij beslissing van de raad van discipline d.d. 30 november 2012 de maatregel van schrapping van het tableau opgelegd. Eerder al had hij zich op 29 maart 2012 van het tableau laten schrappen.

2.4    Aansluitend aan die schrapping heeft mr. [H], althans zijn kantoor, in april 2012 de behandeling van klaagsters zaak overgedragen aan verweerster. Blijkens het roljournaal zijn in de periode nadien aktes gewisseld, is op 1 augustus 2012 een tussenvonnis gewezen waarbij aan klaagster een bewijsopdracht is gegeven, is een getuigenverhoor bepaald (dat niet heeft plaats gevonden omdat de getuige die klaagster had willen doen horen niet langer wilde meewerken) en is vonnis gevraagd.

2.5    Verweerster heeft klaagster meerdere malen thuis bezocht om het verloop van de zaak met haar te bespreken, en heeft getracht persoonlijk contact met de getuige te leggen door bij haar thuis langs te gaan.

2.6    De vordering van klaagster is bij vonnis d.d. 30 januari 2013 afgewezen. Verweerster heeft haar afgeraden hoger beroep in te stellen. Op 4 februari 2013 is de bijstand van verweerster aan klaagster geëindigd.

2.7    Nadat vonnis was gewezen heeft klaagster ook nog met mr. [H] contacten onderhouden over de vraag of zij al dan niet hoger beroep in zou stellen.

2.8    Bij brief van 5 oktober 2013, ontvangen op 7 januari 2014, heeft klaagster zich bij de deken beklaagd over verweerster.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij tijdens de behandeling van klaagsters dossier niet tijdig op telefoontjes en e-mails van klaagster heeft gereageerd.

4    BEOORDELING

4.1    Het is de raad niet gebleken dat verweerster tekort is geschoten in de communicatie met klaagster. Door klaagster is niet weersproken dat verweerster haar in de periode dat zij klaagster heeft bijgestaan meerdere malen thuis heeft bezocht. Er heeft bij die gelegenheden overleg plaats gevonden over de wijze waarop aan de bewijsopdracht in het tussenvonnis zou kunnen worden voldaan. Verweerster is zelfs bij de getuige langs gereden. Klaagsters verwijt dat verweerster niet op haar telefoontjes en e-mails zou hebben gereageerd valt niet met die actieve opstelling van verweerster te rijmen. Klaagster heeft de terechtheid van haar verwijt ook overigens niet aannemelijk gemaakt, temeer nu zij niet (voldoende) feitelijk heeft gesteld welke contactpogingen (telefonisch of per mail) zij (in tijd en frequentie) jegens verweerster heeft ondernomen in de periode van de bijstand. Daarbij telt in het nadeel van klaagster dat zij haar klacht heeft verwoord tegen de achtergrond van de stelling dat de bijstand drie á vier jaar duurde. Zij betrekt in haar verwijt aldus kennelijk ook de periode waarin zij door mr. [H] werd bijgestaan, maar die periode is voor de beoordeling van het handelen van verweerster niet relevant. Hetgeen klaagster aan verweerster verwijt is onvoldoende feitelijk komen vast te staan. De klacht dient dan ook als ongegrond te worden afgewezen.

BESLISSING

De raad van discipline:

De klacht van klaagster tegen verweerster is ongegrond.

Aldus gewezen door mr. R.A. Steenbergen, voorzitter, mrs. G.R.M. van den Assum, E. Bige, J.R.O. Dantuma en C.J. Lunenberg-Demenint, leden, bijgestaan door mr. M.Y.A. Verhoeven als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 22 december 2014.

griffier    voorzitter