ECLI:NL:TADRARL:2014:381 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 56/14

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2014:381
Datum uitspraak: 11-09-2014
Datum publicatie: 23-01-2014
Zaaknummer(s): 56/14
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Belangenconflict
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Er is geen sprake van belangenverstrengeling als een advocaat gaat optreden voor de efgenaam van de cliënt van een advocatenkantoor tegen dat kantoor in een kort geding waarin staking van de executie wordt gevraagd als dat kantoor iin het openbaar een stuk grond wil gaan verkopen waarop door erflater een hypotheekrecht is gevestigd ten behove van het advocatenkantoor ivm openstaande declaraties van erflater, terwijl de advocaat van de erfgenaam tevens optreedt voor de op verzoek van de erfgenaam door de rechtbank benoemde vereffenaar. Niet gesteld kan worden dat de advocaat dan optreedt voor 2 of 3  partijen te weten de overleden cliënt, de erfgenaam en tevens de vereffenaar. In feite treedt de advocaat voor 1 partij op, te weten de erfgenaam van erflater. Klacht is door voorzitter kennelijk ongegrond geoordeeld.

Beslissing van 11 september 2014

in de zaak 56/14

naar aanleiding van de klacht van:

1.   beslotenvennootschap [    ]

2.   mr. [    ]

3.   mr. [    ]

beiden in hun hoedanigheid van bestuurder van de besloten vennootschap [    ] alsmede pro se

klagers

tegen:

mr. [    ]

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Noord-Nederland van 19 augustus 2014 met kenmerk 2013 KNN193, door de raad ontvangen op 25 augustus 2014, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1    FEITEN

1.1    Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan.

1.2    Eén of meer aan S. Advocaten verbonden medewerkers hebben de heer S.H. (hierna te noemen H. sr.) bijgestaan in verschillende gerechtelijke procedures tegen diens zonen J.H. en A.H. De procedures hadden betrekking op de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap van winst en verlies tussen H. sr. en zijn op 22 juni 2001 overleden echtgenote A.

1.3    H. sr. heeft aan S. Advocaten een eerste recht van hypotheek verleend op de onverdeelde helft van een perceel grond te Z. Het hypotheekrecht is gevestigd ‘tot zekerheid van terugbetaling van al hetgeen S. Advocaten blijkens haar administratie van H. sr. te vorderen heeft of mocht hebben, uit hoofde van verstrekte en/of nog te verlenen kredieten in rekening-courant, tegenwoordige en/of toekomstige borgstellingen, dan wel uit welken anderen hoofden ook’ zulks tot een bedrag van € 135.000,00.

1.4    Op 16 juni 2012 is H. sr. overleden met benoeming van mevrouw J.-B. tot zijn enig erfgenaam. Zij heeft de nalatenschap beneficiair aanvaard.

1.5    Na het overlijden van H. sr. heeft S. Advocaten mevrouw J.-B. aangeschreven in verband met nog openstaande facturen. Met een beroep op het hypotheekrecht heeft S. Advocaten de executoriale verkoop van het  (resterende gedeelte van het) perceel aangezegd waarna de op verzoek van J.-B. door de voormalig rechtbank G. benoemde vereffenaar van de nalatenschap van H. sr. in kort geding de staking van de aangezegde executie heeft gevorderd. Deze vordering is ingetrokken nadat S. Advocaten een verzoek had ingediend tot onderhandse verkoop van het desbetreffende percee Het verzoek is bij beschikking van de rechtbank Noord Nederland van 4 februari 2014 toegewezen. Verweerder heeft de belangen behartigd van de enig erfgenaam van H. sr., mevrouw J.-B.

2    KLACHT

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a)    verweerder de belangen van meerdere partijen heeft behartigd die tegenstrijdig zijn. Dit is in strijd met het bepaalde in Gedragsregel 7 lid 1 en 2.

Sinds 18 juni 2013 treedt verweerder op als advocaat in de hoger beroepsprocedure tussen de nalatenschap H. sr. (enig erfgenaam mevrouw J.-B.) en de zonen van H. sr. als genoemd in 1.2. Voorts treedt verweerder op voor mevrouw J.-B. en heeft namens haar een verzoek ingediend tot benoeming van notaris X. tot vereffenaar van de nalatenschap. Verweerder treedt ook op voor de vereffenaar, notaris X.

b)    verweerder zich moedwillig van onjuiste feiten bedient om de voorzieningenrechter een ander beeld voor te spiegelen. Dit blijkt onder meer uit de kort gedingdagvaarding van 6 december 2013 van verweerder waarin hij stelt (in het kader van een beroep op art. 3 : 43 BW) dat notaris Y., die betrokken was bij de aangezegde executoriale verkoop van het verhypothekeerde perceel grond,  in de  kort gedingprocedure ten onrechte heeft erkend dat S. Advocaten beschouwd moet worden als gevestigd buiten het rechtsgebied van het arrondissement G. Uit een e-mailbericht van notaris Y. van 13 december 2013 blijkt, volgens klagers, “klip en klaar” dat verweerder zich van onjuiste feiten bedient.

c)    verweerder structureel stukken te laat aanlevert zowel aan de rechtbank als aan S. Advocaten. Voorts heeft verweerder op 22 januari 2014 een akte naar de voorzieningenrechter van de rechtbank Noord Nederland gestuurd. In deze akte laat verweerder zich namens de vereffenaar, notaris X., uit over de onderhandelingen die tussen het kantoor van S. Advocaten en verweerder, namens de vereffenaar, zijn gevoerd. Deze schikkingsonderhandelingen zagen op het bereiken van overeenstemming over de concepten die verweerder als productie 2 bij de akte heeft overgelegd.

d)    verweerder tijdens de mondelinge behandeling bij de rechtbank op 13 januari 2014   heeft toegezegd dat binnen één maand na 13 januari 2014 een bodemprocedure jegens S. Advocaten aanhangig zou worden gemaakt, waarbij de rechtsgeldigheid van het hypotheekrecht van S. Advocaten aan de orde zou worden gesteld. Verweerder is deze afspraak niet nagekomen.

3    VERWEER

Het verweer luidt – zakelijk weergegeven – als volgt.

Ad klachtonderdeel a)

3.1    Verweerder voert aan dat van belangenverstrengeling geen sprake is. Gedragsregel 7 vereist dat er twee verschillende partijen moeten zijn en daarvan is geen sprake. S. Advocaten lijkt drie verschillende partijen te onderscheiden: H. sr, diens erfgenaam J. B. en de vereffenaar. Aangezien H. sr. is overleden en J.-B. tot enig erfgenaam is benoemd kunnen zij beiden niet als twee verschillende partijen worden gezien. De erfgename volgt H. sr. op onder algemene titel. De vereffenaar is de formele procespartij. Dit betekent dat de vereffenaar en de erfgename niet aangemerkt kunnen worden als verschillende cliënten dan wel als twee verschillende partijen. Er is tussen beiden geen tegenstrijdig belang. De vereffenaar vertegenwoordigt immers enkel de erfgename. Er is tussen die beide partijen geen tegenstrijdig belang, noch is het aannemelijk dat zich een situatie zal gaan voordoen waarin wel sprake is van tegenstrijdige belangen.

3.2    Bovendien is het gedragsrechtelijk onmogelijk om een overleden persoon te beschouwen als een partij waarvan de belangen worden behartigd anders dan door diens erfgename. Tussen de overledene en diens erfgename kunnen tuchtrechtelijk eenvoudigweg geen tegenstrijdige belangen bestaan. Het hoofddoel van een wettelijke vereffening is dat de nalatenschap correct wordt afgewikkeld en daar heeft met name de erfgename belang bij en daarvoor heeft zij een vereffenaar ingeschakeld.

Ad klachtonderdeel b)

3.3    Verweerder ontkent dat hij bewust onjuiste feiten zou hebben voorgelegd aan de voorzieningenrechter. Dit betreft de stelling van verweerder (neergelegd in de kort gedingdagvaarding)  dat notaris Y. ten onrechte heeft erkend dat S. Advocaten beschouwd moet worden als gevestigd buiten het rechtsgebied van het arrondissement G. De vereffenaar beschouwde de interpretatie van notaris Y. omtrent de vraag waar een advocaat kantoor houdt als onjuist. Klagers verwijzen naar een e-mailbericht van notaris Y. aan het kantoor van S. Advocaten, waarin punten van de pleitnotitie van notaris Y. zijn weergegeven. Verweerder voert  aan dat daaruit niet “klip en klaar” blijkt dat hij het standpunt van notaris Y. onjuist heeft weergegeven. Waar het om gaat is dat de vereffenaar en notaris Y. verschillen over de uitleg van de zinsnede in art.: 43 BW : “onder welk rechtsgebied zij hun bediening uitoefenen.”  Verweerder heeft geen onwaarheid gesproken.

Ad klachtonderdeel c)

3.4    Verweerder betwist dat hij structureel stukken te laat voor rechtszittingen aanlevert. Voorts ontkent verweerder dat hij zich door middel van de akte van 22 januari 2014 inhoudelijk heeft uitgelaten over de inhoud van onderhandelingen tussen hem en een medewerker van S. Advocaten. Uit de akte blijkt het tegendeel. Het is juist S. Advocaten die zich uitlaat over de onderhandelingen.

Ad klachtonderdeel d)

3.5    Tijdens de mondelinge behandeling van een verzoek strekkende tot goedkeuring van de onderhandse verkoopovereenkomst tussen S. Advocaten enerzijds en de koper van het perceel grond waarop ten gunste van S. Advocaten een hypotheekrecht was verleend anderzijds, op 13 januari 2014, zou verweerder hebben gezegd dat hij binnen één maand tot dagvaarding zou overgaan. Er was een afspraak gemaakt dat en bedrag in depot zou worden gesteld, waarbij als voorwaarde gold dat binnen één maand tot dagvaarding zou worden overgegaan. Over de voorwaarden met betrekking tot het depot is geen overeenstemming bereikt. Daarmee was ook de daaraan gekoppelde afspraak over de termijn van dagvaarding vervallen.

4    BEOORDELING

Ad klachtonderdeel a)

4.1    De voorzitter is van oordeel dat van enig tegenstrijdig belang niet gebleken is. Terecht heeft verweerder aangevoerd dat hij in feite namens één partij optrad, te weten de erfgename van H. sr. De vereffenaar kan als formele procespartij worden aangemerkt. Van het behartigen van tegenstrijdige belangen is dan ook niet gebleken. Dit klachtonderdeel is kennelijk ongegrond.

Ad klachtonderdeel b)

4.2    Dit betreft een onderwerp ( de uitleg van art. 3 : 43 BW) waar partijen verschil van mening over hebben. Klagers stellen dat verweerder onwaarheid spreekt waar hij het standpunt van notaris Y. weergeeft en verwijzen voor hun stelling enkel naar de e-mail van notaris Y. van 13 december 2013 met de opmerking dat daaruit “klip en klaar” zou blijken dat verweerder onwaarheid heeft gesproken. Klagers verzuimen nader aan te geven op welke passage uit de e-mail zij doelen. De voorzitter is van oordeel dat uit die e-mail geenszins is af te leiden dat verweerder bewust onwaarheid heeft gesproken. Uit de e-mail blijkt het standpunt van notaris Y. en tevens wordt duidelijk, mede in samenhang met andere correspondentie en processtukken, dat de vereffenaar en notaris Y. van mening verschilden over de zinsnede van art. 3: 43 BW :”onder welk rechtsgebied zij hun bediening uitoefenen.”  In de kort gedingdagvaarding  trekt verweerder conclusies uit de stellingen van notaris Y.  Dat betekent niet dat hij onwaarheid spreekt. Hij verwoordt enkel het standpunt van de vereffenaar. Ook dit klachtonderdeel is kennelijk ongegrond.

Ad klachtonderdeel c)

4.3    Uit de stukken blijkt niet dat verweerder zich inhoudelijk heeft uitgelaten over de schikkingsonderhandelingen. Klagers hebben verzuimd deze stelling nader te onderbouwen. Evenmin is de stelling van het structureel te laat aanleveren van stukken aan de rechtbank en aan klagers niet, althans onvoldoende, onderbouwd zodat dit klachtonderdeel kennelijk ongegrond is.

Ad klachtonderdeel d)

4.4    Verweerder heeft gemotiveerd aangevoerd dat de termijn van één maand voor het aanhangig maken van een procedure niet op zichzelf stond, maar samenhing met een afspraak over het in depot stellen van gelden. Verweerder heeft aangevoerd dat geen overeenstemming kon worden bereikt over de depotstelling, zodat de afspraak over de termijn van dagvaarding eveneens kwam te vervallen. Klagers hebben deze gang van zaken niet ontkend. Ook dit klachtonderdeel is dus kennelijk ongegrond.

BESLISSING

De voorzitter van de raad van discipline oordeelt de klacht in al haar onderdelen kennelijk ongegrond en wijst deze mitsdien af.

Aldus gewezen door mr. A.E. Zweers, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. D.C. van der Kwaak-Wamelink als griffier op 11 september 2014.

griffier                                                                                  voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op        september 2014 per aangetekende post verzonden aan:

-    klaagster

en per gewone post aan:

-    klaagster

-    verweerder

-    de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Noord-Nederland.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klaagster en de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Noord-Nederland binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Arnhem - Leeuwarden, Postbus 399, 9400 AJ  Assen (fax: 0592-305759). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.