ECLI:NL:TADRARL:2014:377 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 14-92 en 14-131

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2014:377
Datum uitspraak: 10-11-2014
Datum publicatie: 22-12-2014
Zaaknummer(s): 14-92 en 14-131
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Bezwaren van de deken
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Niet voldoen
  • Grenzen van het tuchtrecht, subonderwerp: Advocaat in hoedanigheid van faillissementscurator
Beslissingen: Waarschuwing
Inhoudsindicatie: Bezwaar van de deken in verband met niet voldoen aan een verordening en de gedragsregels. Nadat eind 2013 bleek dat verweerder de jaarcijfers over 2011 en 2012 nog niet gereed had, heeft de deken geprobeerd afspraken met verweerder te maken om dit spoedig te doen. Verweerder kwam de gemaakte afspraken onvoldoende na. Verweerder heeft diverse maatregelen genomen om zaken in de toekomst beter te laten verlopen, maar desondanks heeft hij het vertrouwen in de advocatuur geschaad. Bezwaar gegrond en (met voeging van zaak 14-131) oplegging van een enkele waarschuwing. Klacht van waarnemend rechter-commissaris van de rechtbank in verband met optreden van verweerder als curator in verschillende faillissementen. Zo heeft verweerder in plaats van binnen een maand, na tweeënhalf jaar rekening en verantwoording afgelegd aan de rechter-commissaris. Verweerder heeft diverse maatregelen genomen om zaken in de toekomst beter te laten verlopen, maar desondanks heeft hij het vertrouwen in de advocatuur geschaad. Klacht gegrond en (met voeging van zaak 14-92) oplegging van een enkele waarschuwing.

Beslissing van 10 november 2014

in de gevoegde zaken 14-92 en 14-131

naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

en het bezwaar van:

klager

tegen:

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de raad van 17 juni 2014 met kenmerk RvT 14-17/TRC/fd, door de raad ontvangen op 18 juni 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland zijn bezwaar ter kennis van de raad gebracht.

1.2    Bij brief aan de raad van 7 augustus 2014 met kenmerk RvT 13-0242/TRC/ml, door de raad ontvangen op 8 augustus 2014, heeft klaagster een klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    De klacht en het bezwaar zijn gezamenlijk behandeld ter zitting van de raad van 1 september 2014 in aanwezigheid van de deken en verweerder. Klaagster heeft zich bij brief van 13 augustus 2014 afgemeld voor de zitting. Van de behandeling is een gezamenlijk proces-verbaal opgemaakt.

1.4    De raad heeft kennis genomen van:

-    de in punt 1.1 genoemde brief met bijlagen;

-    de in punt 1.2 genoemde brief met bijlagen;

-    de brief van klaagster van 13 augustus 2014.

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van het bezwaar en de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    Inzake 14-92 heeft de voormalig deken op 21 november 2013 een kantoorbezoek afgelegd bij verweerder. Verweerder had de jaarcijfers over 2011 en 2012 nog niet gereed. Afgesproken werd dat deze cijfers uiterlijk 1 maart 2014 gereed zouden zijn. Daarna volgden verschillende brieven:

-    brief 6 maart 2014 van de deken aan verweerder met reminder

-    brief 13 maart 2014 van verweerder aan de deken met mededeling dat hij op 16 maart 2014 een afspraak met de accountant had

-    brief 19 maart 2014 van verweerder dat jaarrekening 2011 in de loop van de week kwam en die van 2012 medio april 2014

- brief 27 maart 2014 van de deken aan verweerder ter bevestiging van de brief van 19 maart

-    brief 8 mei 2014 van de deken aan verweerder met een laatste termijn van een week voor het aanleveren van de jaarcijfers 2011 en 2012

-    brief 19 mei 2014 van verweerder met de jaarcijfers 2011

-    brief 28 mei 2014 van de deken met een concept dekenbezwaar en een laatste termijn van twee weken voor het verstrekken van de jaarcijfers 2012   

-    brief 17 juni 2014 waarmee de deken zijn bezwaar over verweerder ter kennis van de raad brengt.

2.3    Inzake 14-131 kan van de volgende vaststaande feiten worden uitgegaan. Verweerder is als curator benoemd in het faillissement van X B.V. Het faillissement is op 21 mei 2010 geëindigd. Een curator dient binnen een maand na beëindiging van het faillissement rekening en verantwoording af te leggen aan de rechter-commissaris. Na herhaaldelijke rappels heeft verweerder op 14 december 2012 rekening en verantwoording afgelegd.

2.4    Onderdeel van de werkzaamheden ter afwikkeling van het faillissement was dat verweerder een geldbedrag diende over te maken aan de Belastingdienst. Dit heeft verweerder niet eerder dan op 19 augustus 2013 gedaan en op 20 augustus 2013 heeft hij daarvan een betalingsbewijs overgelegd.

2.5    In een ander faillissement, dat van Y heeft verweerder nagelaten de verslagen elke drie maanden in te dienen, heeft hij geen stukken ingediend voor de verificatievergadering, heeft hij uitgedeeld zonder eerst de uitdelingslijst te deponeren en heeft hij nagelaten uitleg te geven aan de failliet over de afwikkeling van het faillissement.

2.6    Bij brief van 17 juni 2014 heeft de deken zijn bezwaren tegen verweerder kenbaar gemaakt bij de raad van discipline.

2.7    Bij brief van 8 augustus 2014 heeft klaagster, waarnemend - rechter-commissaris in beide faillissementen, zich bij de deken beklaagd over verweerder.

2.8    Ter zitting heeft de deken verklaard  de klachten van klaagster onvoorwaardelijk over te nemen als dekenbezwaar. Hij wenst een inhoudelijk oordeel van de raad in  beide zaken. Derhalve worden de zaken gevoegd en gezamenlijk beoordeeld.

3    BEZWAAR EN KLACHT

3.1    Het bezwaar van de deken houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

a)    niet conform artikel 2 Verordening op administratie en financiële integriteit binnen een redelijke termijn na afloop van het boekjaar de balans en de staat van baten en lasten op schrift heeft gesteld;

b)    de deken niet conform het bepaalde in regel 37 Gedragsregels de gevraagde inlichtingen heeft verstrekt, ondanks herhaalde verzoeken daartoe.

3.2    De klacht van klaagster, tevens bezwaar van de deken, houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:

c)    niet tijdig rekening en verantwoording af te leggen in het faillissement van X B.V.;

d)    niet tijdig zorg te dragen voor uitdeling aan de Belastingdienst;

e)    niet tijdig het gevraagde betalingsbewijs aan de rechtbank te overleggen;

f)    regelmatig de verzoeken van de rechtbank om aan zijn verplichtingen als curator te voldoen  naast zich neer te leggen;

g)    het faillissement van Y niet adequaat af te wikkelen.

4    VERWEER

4.1    Met betrekking tot het oorspronkelijke dekenbezwaar erkent verweerder dat het niet goed is gegaan op zijn kantoor. Hij kampte met privé-omstandigheden en heeft niet alle ballen in de lucht kunnen houden.

4.2    Verweerder voert ten aanzien van de klachten van klaagster, welke thans ook dekenbezwaar zijn, aan dat hij, eveneens door privé-omstandigheden, in het dossier X B.V. verzaakt heeft zijn werkzaamheden naar behoren uit te voeren en dat hij zich daar diep voor schaamt. Per abuis was het dossier van dit faillissement in het archief terechtgekomen, waardoor er geen werkzaamheden meer in zijn verricht. Ook inkomende post werd in het gearchiveerde dossier opgeborgen. Ten aanzien van de betaling aan de Belastingdienst geeft verweerder aan dat door hem ter zake een foute instructie is gegeven.

4.3    Verweerder stelt met betrekking tot het faillissement van Y dat dit geen makkelijke zaak was.

5    BEOORDELING

5.1    Verweerder heeft de stellingen van klaagster en de deken omtrent zijn handelwijze niet weersproken. Bij de beoordeling van de bezwaren en klachten neemt de raad mee dat verweerder erkent dat zaken op zijn kantoor deels door privé-omstandigheden, deels door een slechte kantoororganisatie, fout zijn gegaan. Verweerder heeft inmiddels maatregelen getroffen, in die zin dat hij zijn praktijk per 1 oktober 2014 heeft ingebracht in een kostenmaatschap met vier ervaren advocaten. Daarnaast heeft hij strakkere afspraken gemaakt met zijn accountant om te voorkomen dat jaarcijfers te laat worden opgemaakt. Ten slotte heeft hij een coachingstraject gevolgd.

5.2    Met betrekking tot de bezwaren van de deken als genoemd onder 3.1 stelt de raad voorop dat in de Advocatenwet aan de raden van toezicht en daarmee aan de deken onder meer is opgedragen een behoorlijke uitoefening van de praktijk te bevorderen en toe te zien op de naleving van de plichten van de advocaat als zodanig, terwijl zij de taken vervullen die hun bij verordeningen zijn opgelegd. Gedragsregel 37 bepaalt dat bij een tuchtrechtelijk onderzoek of een verzoek om informatie van de deken dat met een mogelijk tuchtrechtelijk onderzoek of een aan de deken opgedragen controle verband houdt, de advocaat tegen wie het onderzoek of de controle is gericht, verplicht is alle gevraagde inlichtingen aanstonds te verstrekken, zonder zich op zijn geheimhoudingsplicht te kunnen beroepen, behoudens bijzondere gevallen.

5.3    Door na te laten de gevraagde financiële bescheiden over te leggen heeft verweerder de deken belemmerd in zijn toezichthoudende taak. Verweerder heeft de deken herhaaldelijk toezeggingen gedaan, welke hij even zo vaak niet is nagekomen. Kennelijk had verweerder zijn kantooradministratie niet op orde. Verweerder heeft naar voren gebracht dat hij in beslag werd genomen door privé-omstandigheden, maar deze omstandigheden ontslaan een advocaat niet van de verplichting om zijn kantooradministratie op orde te houden, noch van de verplichting om aan de deken de gevraagde financiële bescheiden over te leggen.

5.4    De raad is van oordeel dat verweerder, door ondanks herhaalde verzoeken van de deken na te laten de gevraagde financiële bescheiden over te leggen, niet heeft gehandeld zoals het een behoorlijk advocaat betaamt. De raad zal de bezwaren van de deken onder 3.1 dan ook gegrond verklaren.

5.5    De klachten/bezwaren onder 3.2, c) tot en met e) en g) worden gezamenlijk behandeld. Nu de deken de klachten van klaagster ter zitting als dekenbezwaar heeft overgenomen, kan de vraag of klaagster als waarnemend rechter-commissaris in haar klacht ontvankelijk is in het midden blijven.

5.6    Deze klachten/bezwaren richten zich tot verweerder in zijn hoedanigheid van curator. Volgens vaste jurisprudentie van het Hof van Discipline valt de advocaat, ook bij optreden niet als advocaat, onder het tuchtrecht, voor zover zijn handelen het vertrouwen in de advocatuur schaadt. Dit is de maatstaf waaraan het handelen van verweerder dient te worden getoetst. Daartoe overweegt de raad als volgt.

5.7    Verweerder heeft de gestelde feiten niet weersproken en erkent dat hij onjuist heeft gehandeld. De hier aan de orde zijnde klachtonderdelen zijn zo ernstig dat verweerder met zijn handelen het vertrouwen in de advocatuur heeft geschaad. De klachtonderdelen c), d), e) en g) onder 3.2 zijn derhalve gegrond. Klachtonderdeel f) onder 3.2 heeft dan geen zelfstandige betekenis meer.

6    MAATREGEL

6.1    De raad acht de klachten en bezwaren ernstig, nu verweerder het vertrouwen in de advocatuur met zijn handelen heeft geschaad. Bij het bepalen van de op te leggen maatregel neemt de raad in aanmerking dat verweerder inmiddels verschillende acties heeft ondernomen om zijn kantoororganisatie te verbeteren en om herhaling in de toekomst te voorkomen. Gegeven het inzicht dat verweerder heeft getoond en vanwege de wijzigingen die hij inmiddels heeft aangebracht in zijn praktijkvoering acht de raad het opleggen van een enkele waarschuwing passend en geboden.

BESLISSING

De raad van discipline:

-    Verklaart de bezwaren / klachten onder 3.1 a), b) en onder 3.2 c), d), e) en g) gegrond.

-    Verklaart klachtonderdeel 3.2 onder f) ongegrond.

-    Legt aan verweerder op de maatregel van een enkele waarschuwing.

Aldus gewezen door mr. mr. R.A. Steenbergen, voorzitter, mrs. I.P.A. van Heijst, C.J. Lunenberg-Demenint, R.P.F. van der Mark en P.P. Verdoorn, leden, bijgestaan door mr. S. Le Noble als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 10 november 2014.

griffier    voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 10 november 2014 per aangetekende brief verzonden aan:

-    klaagster

-    de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland

-    verweerder

en per gewone post aan:

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.