ECLI:NL:TADRARL:2014:373 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 14-114

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2014:373
Datum uitspraak: 17-11-2014
Datum publicatie: 22-12-2014
Zaaknummer(s): 14-114
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht over advocaat wederpartij. Volgens klaagster heeft verweerder haar belangen nodeloos geschaad door een incassoprocedure tegen haar aanhangig te maken, hoewel de beweerde vordering verre van duidelijk was. Klaagster heeft niet aannemelijk gemaakt dat verweerder bij het opstellen van de dagvaarding had kunnen en moeten weten dat de VVE de hoogte van de vordering van de VVE onjuist en gebrekkig had berekend, en om die reden uit een oogpunt van zorgvuldigheid jegens klaagster van de procedure jegens klaagster had moeten afzien. Ongegrond.

Beslissing van 17 november 2014

in de zaak 14-114

naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

tegen:

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de raad van 14 juli 2014 met kenmerk [x], door de raad ontvangen op 15 juli 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement [X] de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 29 september 2014 in aanwezigheid van klaagster, bijgestaan door mr. [A], advocaat te [B], en verweerder, bijgestaan door zijn kantoorgenoot mr. [C]. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3    De raad heeft kennis genomen van de hiervoor onder 1.1 genoemde aanbiedingsbrief van de deken met bijlagen.

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    Klaagster is lid van een Vereniging van Eigenaren, hierna VVE; zij dient uit dien hoofde maandelijks een bijdrage te betalen in de kosten van beheer en onderhoud.

2.3    Tussen klaagster en de VVE bestaat al geruime tijd onenigheid over beweerdelijk ontstane achterstand in de betalingen door klaagster van deze voorschotbijdragen. De administratie van de betalingen is volgens klaagster niet deugdelijk, het vermeende openstaande bedrag is volgens klaagster meerdere malen op onnavolgbare wijze bijgesteld.

2.4    De VVE heeft eind april 2013 aan verweerder opdracht gegeven tot incasso van haar vordering op klaagster. Nadat klaagster herhaaldelijk schriftelijk was verzocht en tenslotte aangemaand tot volledige betaling van de achterstand heeft verweerder op 15 juli 2013 een incassodagvaarding aan klaagster laten uitbrengen voor in hoofdsom € 284,87, te vermeerderen met wettelijke rente ad € 2,69 en € 51,71 aan buitengerechtelijke kosten, in totaal € 339,27.

2.5    Klaagster heeft op 14, 15 en 18 juli 2013 diverse betalingen gedaan, echter niet het volledige gevorderde bedrag. Aan hoofdsom bleef een bedrag van € 17,11 onbetaald. Ook de gevorderde wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten werden niet voldaan.

2.6    Naar aanleiding van klaagsters conclusie van antwoord heeft verweerder contact met haar gezocht om te bezien of, gelet op de geringe hoogte van de resterende vordering, alsnog tot een schikking kon worden gekomen. Toen bleek aan verweerder dat klaagster werd bijgestaan door mr. [A]. Schikkingsoverleg tussen verweerder en mr. [A] heeft niet geresulteerd in een oplossing.

2.7    Na re- en dupliek heeft de rechtbank op 27 november 2013 vonnis gewezen. De rechtbank heeft overwogen dat klaagster haar betwisting van de oorspronkelijke vordering én van de uiteindelijk resterende vordering onvoldoende heeft onderbouwd, en heeft klaagster veroordeeld tot betaling van € 71,55 (17,11 restant hoofdsom plus wettelijke rente plus buitengerechtelijke kosten), vermeerderd met de wettelijke rente over € 17,11 vanaf 15 juli 2013, alsmede tot betaling van de kosten van het geding, tot aan het vonnis aan de zijde van de VVE begroot op € 92,82 voor explootkosten, € 120,00 salaris gemachtigde en € 112,00 griffierecht.

2.8    Bij brief d.d. 28 november 2013 heeft verweerder klaagster gesommeerd tot betaling van hoofdsom, wettelijke rente en proceskosten van in totaal € 396,60 binnen vijf dagen bij gebreke waarvan hij het vonnis door de deurwaarder zou laten betekenen en executeren.

2.9    Klaagster heeft niet aan deze sommatie voldaan. De deurwaarder heeft het vonnis op 20 januari 2014 aan klaagster betekend met als gevolg dat de vordering op klaagster met nasalaris en explootkosten verder op is gelopen tot € 548,88 plus verdere rente.

2.10    Bij brief met bijlagen van 11 maart 2014 heeft klaagster zich bij de deken beklaagd over verweerder.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerder:

a)    de belangen van klaagster nodeloos heeft geschaad door zijn medewerking te verlenen aan de wens van zijn opdrachtgever om door middel van een procedure een bedrag bij klaagster te incasseren;

b)    daarbij onvoldoende zorgvuldig heeft gehandeld waardoor pas in de loop van de procedure duidelijk werd wat de omvang van de vordering was;

c)    heeft gehandeld in strijd met de vereiste zorgvuldigheid jegens klaagster en haar zodoende schade heeft berokkend;

d)    heeft bewerkstelligd dat klaagster werd veroordeeld in de kosten van de procedure, terwijl die kosten onnodig door zijn eigen optreden werden veroorzaakt.

4    BEOORDELING

4.1    Voorop staat dat ook naar vaste rechtspraak van het hof van discipline bij de beoordeling van een klacht over het optreden van een advocaat van de tegenpartij van de klager ervan moet worden uitgegaan, dat die advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze, die hem – in overleg met zijn cliënt – passend voorkomt. Daarbij mag hij in het algemeen afgaan op hetgeen zijn cliënt hem heeft meegedeeld zonder verplicht te zijn de juistheid daarvan te onderzoeken, tenzij het gaat om feiten waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zij niet waar zijn. De wederpartij zal zich dus slechts in uitzonderlijke gevallen over de wijze van belangenbehartiging kunnen beklagen. Voor de tuchtrechter staat daarbij de wijze waarop de advocaat de zaak behandelt slechts ter beoordeling voor zover de advocaat zich bij die behandeling jegens de wederpartij heeft schuldig gemaakt aan enig handelen of nalaten dat een behoorlijk advocaat niet betaamt. Daarvan is de raad in de onderhavige klachtzaak echter niet gebleken. In de hierna volgende motivering zal de raad de afzonderlijke klachtonderdelen gezamenlijk bespreken.

4.2    Dat er al enige tijd discussie gaande was tussen de VVE en klaagster over een door haar nog aan de VVE verschuldigd bedrag stond er niet aan in de weg dat de VVE op enig moment besloot tot incasso van hetgeen in haar ogen onbetaald was gebleven. Verweerder mocht bij het in behandeling nemen van de zaak afgaan op informatie van de VVE omtrent de hoogte van de in haar ogen resterende vordering op klaagster. Niet valt in te zien waarom verweerder de vordering op klaagster niet in behandeling had mogen nemen.

4.3    Klaagster heeft niet aannemelijk gemaakt dat verweerder bij het opstellen van de dagvaarding had kunnen en moeten weten dat de VVE de hoogte van de vordering van de VVE onjuist en gebrekkig had berekend, en om die reden uit een oogpunt van zorgvuldigheid jegens klaagster van de procedure jegens klaagster had moeten afzien. Gelet op de overwegingen in het vonnis is klaagster er evenmin in geslaagd haar verweer tegen de vordering voldoende te onderbouwen terwijl zij in de procedure door een advocaat werd bijgestaan.

4.4    Het is dus niet zo dat aan verweerder te verwijten zou zijn dat het hem pas in de loop van de procedure duidelijk werd wat de VVE van klaagster te vorderen had. Veeleer moet uit de gang van zaken worden afgeleid dat klaagster zelf er niet in is geslaagd tijdig aan de VVE duidelijk te maken dat zij aan al haar verplichtingen had voldaan, voordat de vordering aan verweerder uit handen werd gegeven.

4.5    Dat de kosten van de procedure en de betekening van het vonnis voor klaagster enorm zijn opgelopen valt te betreuren maar valt evenmin aan verweerder te verwijten. Klaagster had zich kunnen en moeten realiseren dat, wanneer zij de nota´s van de VVE niet tijdig zou voldoen, en haar dispuut met de VVE daarover uit zou lopen op een procedure, zij het risico zou lopen dat bij verlies de kosten voor haar aanzienlijk zouden oplopen. Zekerheid dat zij in de procedure het gelijk aan haar zijde zou krijgen had zij immers niet.

4.6    Samenvattend is de raad van oordeel dat verweerder niet het verwijt kan worden gemaakt dat hij jegens klaagster onzorgvuldig heeft gehandeld of door zijn optreden haar belangen nodeloos heeft geschaad. De klachten van klaagster dienen dan ook als ongegrond te worden afgewezen.

BESLISSING

De raad van discipline:

De klacht van klaagster tegen verweerder is in zijn geheel ongegrond.

Aldus gewezen door mr. H.M.M. Steenberghe, voorzitter, mrs. G.R.M. van den Assum, E. Bige, P.J.F.M. de Kerf en P.R.M. Noppen, leden, bijgestaan door mr. M.Y.A. Verhoeven als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 17  november 2014.

griffier    voorzitter