ECLI:NL:TADRARL:2014:360 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 14-175

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2014:360
Datum uitspraak: 14-11-2014
Datum publicatie: 08-12-2014
Zaaknummer(s): 14-175
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Wat in het algemeen niet betaamt
  • Grenzen van het tuchtrecht, subonderwerp: De advocaat privé
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klagers en verweerder hebben een civielrechtelijk geschil. Klachten over privégedragingen van advocaten zijn ontvankelijk dus ook deze klacht is ontvankelijk. De klacht is echter kennelijk ongegrond.

Beslissing van 14 november 2014

in de zaak 14-175

 naar aanleiding van de klacht van:

De heer [naam]

Mevrouw [naam]

[adres]

klagers

tegen:

mr. [naam]

advocaat te [plaats]

verweerder

De voorzitter van de raad van discipline (hierna “de voorzitter”) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland van 28 oktober 2014 met kenmerk RvT 13-0368 door de raad ontvangen op 29 oktober 2014, en van de stukken die zijn vermeld op de zich bij deze brief bevindende inventarislijst en zijn genummerd van 1 tot en met 19.

1    FEITEN

1.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2    Verweerder heeft eind 2006 toestemming gegeven om zijn abonnementen via de boekhandel van klagers te laten lopen. In de periode daarvoor betaalde verweerder zijn abonnementen rechtstreeks aan Kluwer.

1.3    Klagers stellen dat zij sinds 2008 een aantal openstaande vorderingen hebben op verweerder. Dit wordt door verweerder betwist. Complicerende factor in het geschil tussen klagers en verweerder is het feit dat verweerder (het grootste deel van) de abonnementen per 31 december 2009 heeft beëindigd bij Kluwer terwijl Kluwer nog rekeningen aan de boekhandel van klagers heeft gestuurd voor de periode na 31 december 2009 welke door klagers aan Kluwer zijn betaald.

1.4    Bij brief van 18 november 2013 hebben klagers de onderhavige klacht bij de deken ingediend.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:

a)    een openstaande vordering van klagers niet te voldoen;

b)    het vertrouwen in de advocatuur te schaden.

2. 2     Klagers stellen zich op het standpunt dat verweerder een onzorgvuldig financieel beleid voert en daarmee het vertrouwen in de advocatuur schaadt met name waar het gaat om de afhandeling van financiële kwesties.

3    VERWEER

3.1    Verweerder betwist dat klagers dan wel [naam boekhandel] dan wel de Stichting [naam] een openstaande vordering op hem hebben. Hij wijst erop dat de beweringen van klagers niet met stukken onderbouwd zijn. Evenmin is de stelling van klagers dat Kluwer aan al zijn verplichtingen jegens verweerder heeft voldaan juist. Verweerder stelt dat klagers juist nog een bedrag aan hem verschuldigd zijn.

3. 2    Verweerder wijst er bovendien op dat als er al sprake zou zijn van een openstaande vordering, deze inmiddels is verjaard. Dit heeft hij klagers in december 2012 al meegedeeld. Verweerder stelt zich op het standpunt dat klagers het tuchtrecht voor een oneigenlijk doel gebruiken.  

4    BEOORDELING

4.1    Op de klacht kan, met toepassing van artikel 46g Advocatenwet, door de voorzitter worden beslist.

4.2    De klacht is ontvankelijk. Klagers hebben een belang bij hun klacht. Het feit dat de grondslag van de klacht in een civielrechtelijk geschil tussen partijen ligt brengt niet mee dat klagers niet ontvankelijk zijn. Ook klachten over privé gedragingen van advocaten zijn ontvankelijk. Zij worden echter conform vaste jurisprudentie van het Hof van Discipline slechts dan (vol) getoetst aan de in artikel 46 Advocatenwet genoemde maatstaven indien daartoe voldoende aanknopingspunten met de praktijkuitoefening zijn. In andere gevallen geldt de beperkte maatstaf of de gedraging van de advocaat in het licht van zijn beroepsuitoefening absoluut ongeoorloofd moet worden geacht.

4.3    De voorzitter  constateert dat in beide gevallen, dus of nu een volle of een beperkte toetsing plaatsvindt, de klachten kennelijk ongegrond zijn. Het enkele feit dat verweerder de vordering van klagers betwist en om die reden niet tot betaling overgaat is niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Het behoort niet tot de taak van de tuchtrechter om te beslissen wie van beide partijen in een civielrechtelijk geschil gelijk heeft.

BESLISSING

Wijst de klacht af in beide onderdelen.

Aldus gewezen door mr. H.M.M. Steenberghe, voorzitter, met bijstand van mr. H.A.M. Ritsma-Hartman als griffier op 14 november 2014.

griffier     voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 19 november 2014 per aangetekende post en per gewone post verzonden aan:

•    klagers

en per gewone post aan:

•    verweerder

•    de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland

•    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten