ECLI:NL:TADRARL:2014:34 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 13-228

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2014:34
Datum uitspraak: 17-02-2014
Datum publicatie: 25-03-2014
Zaaknummer(s): 13-228
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Berichten aan derden
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht tegen advocaat wederpartij. Verweerster zou feiten die onvolledig en in strijd met de waarheid zijn naar voren hebben gebracht in een procedure. De stelling van klager dat de informatie van verweerster afkomstig was, is niet komen vast te staan. Klacht ongegrond.

Beslissing van 17 februari 2014

in de zaak 13-228

naar aanleiding van de klacht van:

de heer [        ]

adres

klager

tegen:

mw mr. X

advocaat te W.

verweerster

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de raad van 11 september 2013 met kenmerk K13-80, door de raad ontvangen op 13 september 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 20 januari 2014 in aanwezigheid van klager en verweerster. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3    De raad heeft kennis genomen van de in 1.1 genoemde brief van de deken aan de raad en van de stukken zoals vermeld op de bij de brief gevoegde inventarislijst.

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    Verweerster treedt op voor de ex-echtgenote van klager in een echtscheidingsprocedure.

2.3    Door de rechtbank is de echtscheiding uitgesproken. In de beschikking is onder meer bepaald dat de vrouw in de woning mag blijven wonen en dat zij de zaken die bij die woning en tot de inboedel daarvan behoren, mag blijven gebruiken. Door de rechter is bepaald dat klager en zijn ex-echtgenote in beginsel gehouden zijn ieder voor de helft bij te dragen in de lasten verbonden aan hun gezamenlijke woning. De vrouw heeft een achterstand doen ontstaan in haar aandeel van de woonlasten.

2.4    Klager heeft een kort geding aanhangig gemaakt terzake de woonlasten en de betaling van ieders aandeel daarin. Het vonnis van de voorzieningenrechter houdt in dat de vrouw heeft gesteld dat de post voor klager hem niet zou hebben bereikt omdat hij geen adres bij de vrouw heeft achtergelaten, zodat zij de post niet kon doorsturen. 

2.5    Bij brief van 11 mei 2013 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerster.

3    KLACHT

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:

a)    in strijd met de waarheid te stellen dat zij niet bekend was met het adres van klager zodat hij niet tijdig geïnformeerd kon worden over de achterstallige betalingen van de gemeentelijke belastingen;

b)    een spoedige en correcte afwikkeling van de zaak tegen te werken althans niet te streven naar een spoedige afwikkeling van de zaak, met als gevolg dat klager onnodig op kosten is gejaagd en de afwikkeling van de zaak langer duurt dan nodig is.

4    BEOORDELING

4.1    Nu de klacht gericht is tegen de advocaat van klagers wederpartij heeft te gelden de door het Hof van Discipline – de hoogste instantie in het advocatentuchtrecht – gehanteerde maatstaf dat de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van  haar cliënte te behartigen op een wijze die haar goeddunkt.

4.2    Die vrijheid is echter niet onbeperkt. Zij kan onder meer worden ingeperkt indien de advocaat (1) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, (2) feiten poneert waarvan zij weet of redelijkerwijs kan weten dat zij in strijd met de waarheid zijn, of indien (3) de advocaat (anderszins) bij de behartiging van de belangen van haar cliënte de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt, zonder dat daar een redelijk doel mee wordt gediend. De raad zal het handelen van verweerster aan deze maatstaf toetsen.

Ad klachtonderdeel a)

4.3    Ten aanzien van klachtonderdeel a) overweegt de raad dat niet is komen vast te staan dat verweerster de rechtbank onjuist heeft geïnformeerd. Ter onderbouwing van zijn stelling heeft klager verwezen naar een aantal producties, onder meer het vonnis van de voorzieningenrechter waarin staat dat ‘de vrouw ter zitting onweersproken heeft aangevoerd dat zij geen post kan doorsturen’. Verweerster erkent dat op zitting is aangevoerd dat er geen post aan klager kon worden doorgestuurd, maar stelt dat die mededeling van haar cliënte afkomstig was. De raad stelt vast dat de stelling van klager dat de mededeling van verweerster afkomstig was, derhalve niet is vast komen te staan.

4.4    Dat  verweersters cliënte niet het verblijfadres van klager kende (al had zij vermoedens) blijkt uit de door klager zelf overgelegde stukken. In het klachtonderdeel ligt ook  besloten dat klager op een andere manier dan via zijn woon- of postadres geïnformeerd had moeten worden over de achterstallige betalingen. Dit verwijt treft geen doel nu er geen gehoudenheid bestond voor verweerster om zorg te dragen voor de doorgeleiding van de voor klager bestemde post die in het bezit was van haar cliënte.

4.5    Klachtonderdeel a) is derhalve ongegrond.

Ad klachtonderdeel b)

4.6    Bezien vanuit de maatstaf die hierboven onder 4.1 is opgenomen, is de raad niet gebleken dat verweerster zich bij de behandeling van de zaak heeft schuldig gemaakt aan enig handelen of nalaten dat een behoorlijk advocaat niet betaamt.

Noch uit de stukken noch uit het verhandelde ter zitting blijkt dat verweerster onnodig heeft tegengewerkt bij een spoedige afwikkeling van de echtscheiding of dat het anderszins aan verweerster te wijten is dat de afwikkeling te lang heeft geduurd.

4.7    Klachtonderdeel b) is derhalve eveneens ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gewezen door mr. M.J. Grapperhaus, voorzitter, mrs. A.D.G. Bakker, J.H. Brouwer, R.J.A. Dil, P.R.M. Noppen, leden, bijgestaan door mr. G.H.J. Spee als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 17 februari 2014.

griffier    voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 19 februari 2014 per aangetekende post verzonden aan:

-    Klager

-    Verweerster

-    de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.