ECLI:NL:TADRARL:2014:337 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 14-152

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2014:337
Datum uitspraak: 03-10-2014
Datum publicatie: 20-11-2014
Zaaknummer(s): 14-152
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klager is de wederpartij van de cliënte van verweerster. Klager klaagt onder meer over het feit dat verweerster een inmiddels ex-werknemer van haar cliënte ten onrechte als directeur –bestuurder  aanmerkte als zodanig aanduidde in een aantal stukken. De inmiddels ex-werknemer was geen directeur-bestuurder.  Klachten zijn kennelijk ongegrond/kennelijk niet-ontvankelijk. Hoewel het inderdaad beter was geweest wanneer verweerster bij het innemen van de zaak het handelsregister had geraadpleegd levert het nalaten daarvan ten opzichte van klager geen tuchtrechtelijk verwijt op.

Beslissing van 3 oktober 2014

in de zaak 14-152

 naar aanleiding van de klacht van:

De heer drs. [naam]

[adres]

klager

tegen:

mr. [naam]

advocaat te [plaats]

verweerster

De voorzitter van de raad van discipline (hierna “de voorzitter”) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland van 21 augustus 2014 met kenmerk 14-140 en van de stukken die zijn vermeld op de zich bij deze brief bevindende inventarislijst en zijn genummerd van 1 tot en met 26.

Bij beslissing van 4 september 2014 heeft de plaatsvervangend voorzitter van het hof van discipline op grond van het bepaalde in artikel 46a lid 3 Advocatenwet de behandeling van de klacht verwezen naar de raad van discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden omdat verweerster plaatsvervangend griffier is van de raad van discipline in het ressort Amsterdam. De klacht is op 5 september 2014 door de raad ontvangen.

1    FEITEN

1.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2    Verweerster is advocaat van de Stichting [XXX] (hierna: de Stichting) en van de besloten vennootschap [XXX] B.V. (hierna [XXX]). De Stichting [XXX] (hierna: de stichting) is 100% aandeelhouder van [XXX]. De stichting biedt ondersteuning bij toepassing van de regels op grond van de Wet Verbetering Poortwachter aan bedrijven waarmee de stichting overeenkomsten sluit. Namens de bedrijven sluit de stichting uitvoeringsovereenkomsten met dienstverleners. Eigenaar van de stichting is de heer K.

1.3    [XXX] heeft op 1 maart 2012 een overeenkomst gesloten met [YYY] (hierna: [YYY]) waarbij [XXX] aan [YYY] het recht verleende om onder haar handelsnaam werkzaamheden onder meer op het gebied van verzuimmanagement uit te voeren. Klager is directeur/eigenaar van [YYY]. Deze overeenkomst is namens [XXX] ondertekend door de heer A. en namens [YYY] door klager.

1.4    Bij brief van 23 mei 2012 heeft [XXX] de overeenkomst met [YYY] opgezegd tegen 31 juli 2012. Ook deze opzeggingsbrief is namens [XXX] ondertekend door de heer A.

1.5    [YYY] heeft [XXX] op 21 september 2012 gedagvaard in verband met het feit dat [XXX] een deel van de door [YYY] aan [XXX] gezonden facturen onbetaald had gelaten. De heer K. heeft verweerster verzocht namens [XXX] verweer te voeren in deze procedure.

1.6    De stichting had een vordering op [YYY]. Omdat [XXX] in de procedure in reconventie deze vordering als tegenvordering wilde instellen heeft verweerster een akte van cessie opgesteld waarin de vordering van de stichting aan [XXX] werd gecedeerd. In deze akte van cessie is de heer A. als bestuurder van [XXX] aangeduid.  De heer A. heeft deze akte op verzoek van verweerster ondertekend.

1.7    Medio oktober 2012 heeft verweerster een nieuwe akte van cessie opgemaakt omdat er in de eerdere versie een fout bleek te staan. Ook deze herstelakte van cessie is namens [XXX] door de heer A. ondertekend.

1.8    Verweerster heeft zowel de heer K., de eigenaar van de stichting, als de heer A. verzocht om commentaar te geven op de dagvaarding ten behoeve van de door haar te concipiëren conclusie van antwoord. Beiden hebben aan dit verzoek voldaan.

1.9    Bij vonnis van 14 november 2012 is door de kantonrechter een comparitie van partijen gelast. Ter voorbereiding op de comparitie, die gepland was op 21 januari 2013, heeft verweerster de heer A. gevraagd om te reageren op de stellingen van [YYY] die in een akte ingebracht waren in de procedure. De heer A. heeft in zijn e-mail d.d. 16 januari 2013 aan dit verzoek voldaan.

1.10    Op 17 januari 2013 heeft verweerster de heer A. en de heer K. per e-mail een concept toegezonden van de pleitnota die zij had opgesteld voor de comparitie van 21 januari 2013. In deze e-mail heeft verweerster het volgende geschreven: “Wie van jullie vergezelt mij naar de zitting van maandag? Het is wel zaak dat één van jullie meekomt. Als [de heer K] meekomt, is volmacht van [de heer A.] nodig.” Op deze e-mail heeft de heer K. gereageerd met de mededeling dat hij mee zou gaan en heeft hij verweerster verzocht om de heer A. een volmacht te mailen. Verweerster heeft aan dit verzoek voldaan.

1.11    Bij e-mail van 18 januari 2013 heeft de heer A. verweerster als volgt bericht: “Beste [voornaam verweerster], De bijgevoegde machtiging is niet relevant omdat ik geen bestuurder van het bedrijf ben geweest. Door [de heer K] is wel voorgesteld dat ik als directeur van de B.V. zou optreden, maar eea is nimmer formeel (en ook feitelijk) gerealiseerd. Ik verwijs u gemakshalve naar bijgevoegde online uittreksels uit het register KvK.

Tenslotte merk ik op dat de procedure [YYY]- [XXX] een klassiek voorbeeld is van een volstrekt zinloze juridische exercitie voor de procespartijen en een onnodige belasting van de rechterlijke macht. Ik denk namelijk dat het gerecht niet de plaats is voor het uitvechten van persoonlijke frustraties en pesterijen.

Het staat u vrij om contact met mij op te nemen om aan u mijn mening toe te lichten.

Vriendelijke groet,”

1.12    Bij de stukken bevindt zich een e-mail d.d. 15 februari 2013 van de heer A. aan klager met een c.c. aan heer K. In deze e-mail staat onder meer: “Geachte heer [naam], beste [voornaam], Bij deze bied ik jou mijn excuses aan voor het feit dat ik, gegeven de omstandigheden binnen het [XXX], niet in een eerder stadium de voor jou relevante informatie heb verstrekt. Nu ik het [XXX] van [naam de heer  K.] per 01-01-2013 heb verlaten, iedereen die hem door heeft is vertrokken en vanaf 01 maart 2013 zit ons Napoleonnetje alleen in zijn bastion op de Bevelandseweg, kan ik open en eerlijk met iedereen over de zaken van de afgelopen periode communiceren.

Het stuit mij tegen de borst dat je waarschijnlijk de incassoprocedure tegen het [XXX] i.c. de heer [K.]op basis van valse en onjuiste informatie zal verliezen. Om die reden meld ik je het onderstaande en ben ik bereid om e.e.a., indien nodig, onder ede, te verklaren.

Feiten: [……] De bijgevoegde uitspraak van de Rechtbank Alkmaar past wat dat betreft geheel in de lijn die men van [de heer K.] gewend is.

Vertrouwende je hiermee van dienst te zijn. Met vriendelijke groet,” 

1.13    Bij vonnis van 20 maart 2013 heeft de kantonrechter de vordering van [YYY] op [XXX] in conventie toegewezen en in reconventie [YYY] een bewijsopdracht gegeven.

1.14    Op 27 maart 2013 heeft verweerster klager de volgende e-mail gestuurd:  “Geachte heer [naam klager], Naar ik veronderstel hebt u inmiddels ook kennis genomen van het vonnis van de kantonrechter van 20 maart jl. waarbij cliënte in conventie is veroordeeld om uw vordering te voldoen, inclusief proceskosten. In reconventie is u een bewijsopdracht verstrekt.  Cliënte is om haar moverende reden bereid om de vorderingen in reconventie in te trekken en de vordering in conventie vrijwillig te voldoen. Indien u daarmee ook kunt instemmen, dan kunnen wij de kantonrechter eensluidend berichten. Graag verneem ik van u. Met vriendelijke groet,”

1.15    [YYY] is niet ingegaan op dit voorstel en heeft aangegeven bewijs te willen leveren middels het horen van de heer A. en van klager, als getuigen.

1.16    Op 8 mei 2013 heeft verweerster namens [XXX] een akte overlegging producties ten behoeve van het getuigenverhoor overgelegd. Als productie bij deze akte is onder meer de e-mail d.d. 15 februari 2013 van de heer A. aan klager, waarvan de heer K. een c.c. had ontvangen, overgelegd. Ter toelichting daarop is in de akte het volgende gesteld:

“de heer [A.] is vanaf 1 januari 2013 niet meer werkzaam bij [XXX]. Tussen de heer [K.] en de heer [A.] is een geschil ontstaan met betrekking tot een factuur, zoals te lezen in deze e-mail. Het lijkt erop dat de heer [A.] zijn persoonlijke vete die hij heeft met de heer [K.] betrekt in deze procedure. Door deze persoonlijke vete zal hij al hetgeen verklaren om ervoor te zorgen dat geen beslissing in het voordeel van [K.], dan wel [XXX] zal komen. Uit deze e-mail blijkt dat de heer [A.] geen goed woord meer overheeft voor de heer [K.]. Zo zegt hij onder andere:

“(….) zal ik vervolgstappen zetten die ertoe zullen leiden dat u financieel door de door u gedupeerde partijen zal worden uitgekleed en door anderen strafrechtelijk – o.a. valsheid in geschrifte, aanzetten tot het afleggen van valse verklaringen, onderscheppen van post bestemd voor de curator en het tijdens faillissement willens en wetens uitvoeren van rechtshandelingen die uitsluitend de curator toekomen- zal worden aangepakt.”

Verder sluit hij zijn e-mail af met een ongepaste zin:

“Ik wens u veel wijsheid toe. Zoals u namelijk bekend is zijn er meerderen die aan grootheidswaanzin leden en zich onoverwinnelijk achten, die daaraan ten onder zijn gegaan. Voor Napoleon gold Waterloo, voor Hitler gold Leningrad en voor [naam de heer K] volgt…..?”

Uit de geciteerde passages kan worden opgemaakt dat de heer [A.] geen goed woord (meer) over heeft voor de heer [K.].

WAARVAN AKTE!”

1.17    Op 16 mei 2013 heeft het getuigenverhoor plaatsgevonden. Verweerster is daarbij niet verschenen en heeft zich laten vervangen door haar kantoorgenoot mr. W.

1.18    Op 17 juli 2013 heeft de kantonrechter een eindvonnis gewezen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat [YYY] is geslaagd in het haar opgedragen bewijs en heeft de vorderingen van [XXX] in reconventie afgewezen.

1.19    Bij brief  met bijlagen van 19 september 2013 heeft klager de onderhavige klacht ingediend.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:

a)    al dan niet in vereniging met de heer K. willens en wetens twee valse akten van cessie en een machtiging op te maken met als doel de kantonrechter te Alkmaar en de wederpartij te misleiden;

b)    te verzuimen het openbare register van het handelsregister te checken;

c)    klager een aanmatigende e-mail te zenden;

d)    geen respect te tonen voor de kantonrechter door zelf niet op het getuigenverhoor te verschijnen.

e)    de integriteit van de heer A. in twijfel te trekken;

2.2    Ter toelichting op klachtonderdeel a) stelt klager dat de heer K. stelselmatig moedwillig naar derden toe verkondigd heeft dat de heer A. de directeur/bestuurder van [XXX] is/was en daarmee bevoegd was alle overeenkomsten tot het aannemen van opdrachten te ondertekenen. Klager stelt dat de heer K. en verweerster hiermee willens en wetens de kantonrechter in de procedure die hij namens [YYY] heeft aangespannen hebben willen misleiden en in het verlengde daarvan hem en [YYY] moedwillig hebben willen benadelen.

2.3    Met klachtonderdeel c) doelt klager op de e-mail van 27 maart 2013 van verweerster aan hem.

2.4    Ter toelichting op klachtonderdeel e) stelt klager dat verweerster in de akte van overlegging producties ten behoeve van het getuigenverhoor heeft gesuggereerd dat de heer A. tijdens dat verhoor geen objectieve verklaring zou afleggen. Klager is van oordeel dat verweerster daarmee de integriteit van de heer A. in twijfel trekt.

2.5    Klager is van oordeel dat verweerster samen met de heer K. willens en weten de heer A. in een kwaad daglicht hebben gesteld. Hij acht het maatschappelijk onacceptabel dat een advocaat zich hiervoor leent.

3    VERWEER

3.1    Als reactie op klachtonderdelen a) en b) schetst verweerster de feitelijke gang van zaken in de periode september 2012 tot 18 januari 2013. De heer K. heeft haar benaderd om de Stichting en de besloten vennootschap [XXX] bij te staan. Toen zij voor het eerst op het kantoor van [XXX] kwam heeft zij de heer A. ontmoet. Zij begreep toen dat hij werkzaam was voor [XXX]. In de stukken die haar ter hand werden gesteld voor de behandeling van het geschil met [YYY] stond de heer A. vermeld als bestuurder van [XXX]. Zij zag geen reden om daaraan te twijfelen. Hoewel de heer K. haar contactpersoon was hield zij ook steeds de heer A. op de hoogte van de ontwikkelingen in de zaak en had zij regelmatig (veelal per e-mail) contact met de heer A. Verweerster erkent dat zij verzuimd heeft het handelsregister te raadplegen doch zij stelt zich op het standpunt dat het feit dat zij dat heeft nagelaten, gegeven de omstandigheden geen tuchtrechtelijk verwijt met zich meebrengt.

3.2    Naar aanleiding van de klachtonderdelen d) en e) stelt verweerster zich allereerst op het standpunt dat klager geen belang heeft bij deze klachten. Zij was op de zitting van 16 mei 2013 verhinderd wegens vakantie en heeft om die reden een kantoorgenoot laten waarnemen.

4    BEOORDELING

4.1    Op de klacht kan, met toepassing van artikel 46g Advocatenwet, door de voorzitter worden beslist.

4.2    De voorzitter stelt voorop dat nu de klacht gericht is tegen de advocaat van klaagsters wederpartij heeft te gelden de door het hof van discipline gehanteerde maatstaf dat de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren.

ad klachtonderdeel a) en b)

4.3    Deze klachtonderdelen lenen zich voor gezamenlijke behandeling. Uit de stukken blijkt dat verweerster op basis van informatie die zij van zowel de heer K. als van de heer A. kreeg ervan uit is gegaan dat de heer A. bevoegd bestuurder was van [XXX]. De naam van de heer A. stond onder de overeenkomst van opdracht die [XXX] met het bedrijf van klager had gesloten en had de heer A. deze overeenkomst namens [XXX] getekend.

4.4    Nadat verweerster de akte van cessie had opgesteld heeft de heer A. deze namens [XXX] ondertekend zonder verweerster ervan in kennis te stellen dat hij daartoe niet bevoegd was. Zo ging dat ook bij de tweede akte van cessie.

4.5    Pas op 18 januari 2013 vernam verweerster van de heer A. dat hij niet bevoegd was geweest om alle stukken te ondertekenen. 

4.6    Zoals verweerster zelf ook al aangaf was het in casu beter geweest wanneer zij het handelsregister van de Kamer van Koophandel had geraadpleegd. Het feit dat verweerster dat in het onderhavige geval heeft nagelaten levert echter ten opzichte van klager geen tuchtrechtelijk verwijt op. Niet gebleken is dat het feit dat de heer A. een aantal stukken onbevoegd heeft getekend in de procedure tussen [XXX] en [YYY] een rol heeft gespeeld. Deze klachtonderdelen zijn dan ook kennelijk ongegrond.

ad klachtonderdeel c)

4.7    De voorzitter kan niet zien wat er aanmatigend is aan de e-mail d.d. 27 maart 2013 van verweerster aan klager. Het is geenszins ongebruikelijk dat tijdens een procedure een voorstel tot schikking wordt gedaan. Ook dit klachtonderdeel is kennelijk ongegrond.

ad klachtonderdeel d)

4.8    Dit klachtonderdeel is kennelijk niet ontvankelijk en anders wel kennelijk ongegrond. De voorzitter ziet niet in op welke wijze klager in zijn belang is geschaad door het feit dat verweerster zich door een kantoorgenoot heeft laten vervangen bij het getuigenverhoor van 16 mei 2013. Bovendien brengt het feit dat verweerster een kantoorgenoot naar de zitting heeft laten gaan omdat zij met vakantie was geen tuchtrechtelijk verwijt met zich mee.

ad klachtonderdeel d)

4.9    Ook dit klachtonderdeel is kennelijk niet ontvankelijk nu klager niet in zijn belang is geschaad.

BESLISSING

Wijst de klacht in al zijn onderdelen af.

Aldus gewezen door mr. M.F.J.N. van Osch, voorzitter, met bijstand van mr. H.A.M. Ritsma-Hartman als griffier op 3 oktober 2014.

griffier     voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 6 oktober 2014 per aangetekende post en per gewone post verzonden aan:

•    klager

en per gewone post aan:

•    verweerster

•    de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Nederland

•    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten