ECLI:NL:TADRARL:2014:330 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 14-113

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2014:330
Datum uitspraak: 23-07-2014
Datum publicatie: 20-11-2014
Zaaknummer(s): 14-113
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Beleidsvrijheid
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klachten tegen eigen advocaat over kwaliteit dienstverlening komen feitelijk niet vast te staan.

Beslissing van 23 juli 2014

in de zaak 14-113

De heer [naam]

[adres]

klager

tegen:

mr. [naam]

advocaat te [plaats]

verweerder

De voorzitter van de raad van discipline (hierna “de voorzitter”) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland van 15 juli 2014 met kenmerk K 14/12 door de raad ontvangen op 16 juli 2014, en van de stukken die zijn vermeld op de in deze brief vermelde inventarislijst, genummerd van 1 tot en met 10.

1    FEITEN

1.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2    Verweerder heeft klager als advocaat bijgestaan vanaf juni 2013 in een procedure tot het vaststellen van een omgangsregeling tussen klager en zijn minderjarige dochter. Op 12 juli 2013 heeft verweerder namens klager bij de rechtbank een verzoekschrift tot het vaststellen van een omgangsregeling ingediend.

1.3    Klager heeft verweerder vervolgens opdracht gegeven hem bij te staan bij het terugvorderen van goederen van klager die zich nog zouden bevinden in de woning van de ex-partner van klager.

1.4    Tot slot heeft verweerder namens klager verweer gevoerd tegen een aantal vorderingen in een kort geding dat klagers ex-partner tegen hem aanhangig had gemaakt. In dit kort geding heeft de voorzieningenrechter bij vonnis van 16 september 2013 een straat- en contactverbod opgelegd aan klager.

1.5    Bij brief van 9 januari 2014 heeft de klager de onderhavige klacht bij de deken ingediend.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:

a)    klager onvoldoende deskundig en voortvarend bij te staan;

b)    klager onjuist te informeren over de wijze waarop hij contact kon onderhouden met zijn dochter;

c)    onvoldoende op de hoogte te zijn van de werkwijze van Bureau Jeugdzorg;

d)    tekort te schieten bij de voorbereiding van de zitting in het kort geding van 5 september 2013 en door ter zitting de belangen van klager onvoldoende te behartigen door geen verweer te voeren tegen deadlines die ter zitting werden gesuggereerd;

e)    niet voldoende op de hoogte te zijn van het Aware-alarmsysteem en het Stelsel Bewaken en Beveiligen;

f)    niet voldoende bekend te zijn met het straatverbod waardoor klager verkeerd werd geïnformeerd over de gevolgen daarvan;

g)    niet adequaat te reageren toen de aan klager toebehorende zaken vanuit de voormalige echtelijke woning op straat werden gezet en door geen tegenvordering in te stellen;

h)    op enig moment te berde te brengen dat er openstaande declaraties waren en de opdrachten neer te leggen.

3    VERWEER

3.1    Het verweer komt voor zover noodzakelijk bij de bespreking van de diverse klachtonderdelen aan de orde.

4    BEOORDELING

4.1    Op de klacht kan, met toepassing van artikel 46g Advocatenwet, door de voorzitter worden beslist.

ad klachtonderdeel a), b) en c)

4.2    Deze klachtonderdelen lenen zich voor gezamenlijke behandeling. Verweerder heeft aangegeven dat hij steeds tijdig heeft gereageerd op brieven van de wederpartij. Hij heeft onweersproken gesteld dat hij belangrijke brieven aan de wederpartij steeds eerst in concept aan klager heeft gestuurd alvorens deze definitief aan de wederpartij te verzenden.

4.3    Naar aanleiding van het verwijten die zijn verwoord in klachtonderdeel b) en c) heeft verweerder gesteld dat hij overleg heeft gevoerd met klager over de wijze waarop klager zich het best kon opstellen in de richting van zijn ex-partner. Verweerder stelt dat hij klager heeft geadviseerd om zich terughoudend op te stellen. Ook geeft verweerder aan dat hij klager heeft verteld dat hij recht heeft op informatie over zijn dochter en heeft hij klager uitleg gegeven over de taken en werkwijze van Bureau Jeugdzorg. Hij stelt klager zowel mondeling als schriftelijk te hebben geadviseerd over hoe klager zich het best kon opstellen tijdens een gesprek met Bureau Jeugdzorg.

4.4    De voorzitter overweegt dat het gemotiveerde verweer van verweerder recht tegenover de verwijten van klager staat. De voorzitter constateert dat de verwijten die klager verweerder maakt feitelijk niet zijn komen vast te staan terwijl verweerder zijn verweer heeft onderbouwd met diverse processtukken. Gelet op het voorgaande zijn klachtonderdelen a), b) en c) kennelijk ongegrond.

ad klachtonderdeel d),  f) en g)

4.5    Ook de verwijten die in deze klachtonderdelen zijn geuit zijn door verweerder gemotiveerd weersproken. Verweerder heeft aangegeven dat de kort gedingrechter ter zitting partijen en niet zozeer de advocaten uitgebreid aan het woord heeft gelaten. Het is niet ongebruikelijk dat rechters een dergelijke werkwijze hanteren tijdens een mondelinge behandeling in zaken waarin geprocedeerd wordt over de gevolgen van het beëindigen van een affectieve relatie. Voorts heeft verweerder gesteld dat de kort gedingrechter ter zitting verschillende pogingen heeft gedaan om te bewerkstelligen dat klager en zijn ex-partner ter zitting een afspraak zouden maken welke inhield dat klager zijn goederen bij zijn ex-partner op zou kunnen halen. Uit de brief van klager aan de deken d.d. 20 maart 2014 blijkt dat klager het niet eens is met het verloop van de zitting van 5 september 2013 omdat hij van mening is zijn ex-partner onredelijke eisen stelt en er geen overeenstemming bestaat met zijn ex-partner over welke goederen van klager zijn.

4.6    Uit het kort gedingvonnis d.d. 16 september 2013 dat door verweerder is overgelegd blijkt dat verweerder namens klager wel degelijk een tegenvordering heeft ingesteld. Uit het vonnis blijkt dat deze vordering is afgewezen omdat niet voldoende concreet gemaakt is om welke goederen het precies gaat.

4.7    De voorzitter kan ook hier geen tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen van verweerder zien.  Op geen enkele wijze is gebleken dat verweerder klager verkeerd heeft geïnformeerd over het straatverbod. Evenmin is gebleken dat het feit dat klager het niet met zijn ex-partner eens is geworden en dat de dingen met betrekking tot de afgifte van de goederen zijn gelopen zoals ze zijn gelopen het gevolg is van enig tuchtrechtelijk tekortschieten van verweerder. Dit betekent dat ook de klachtonderdelen d), f) en g) kennelijk ongegrond zijn.

ad klachtonderdeel e)

4.8    Klager verwijt verweerder dat hij niet goed op de hoogte was van het Aware systeem en van het Stelsel Bewaken en Beveiligen waarin de ex-partner van klager was opgenomen. De voorzitter overweegt dat van het Aware systeem en het Stelsel Bewaken en Beveiligen slechts bij wege van hoge uitzondering gebruik wordt gemaakt door de overheid. Indien verweerder inderdaad niet helemaal goed op de hoogte was van dit systeem dan levert dat nog geen tuchtrechtelijk tekortschieten op. Klachtonderdeel e) is eveneens kennelijk ongegrond.

ad klachtonderdeel h)

4.9    Er is geen enkele reden waarom verweerder klager er niet op zou mogen wijzen dat de betalingstermijn van (een) declaratie(s) is verstreken. Ten aanzien van de klacht van klager dat verweerder de opdracht heeft neergelegd overweegt de voorzitter dat het een advocaat vrij staat om de werkzaamheden te beëindigen. Als de vertrouwensbasis is vervallen, is hij daartoe zelfs gehouden. Wel dient de advocaat die beslissing zo tijdig kenbaar te maken en de cliënt te wijzen op de te nemen stappen, dat de cliënt daarvan geen procedurele schade ondervindt. Verweerder heeft klager op 4 oktober 2013 meegedeeld dat hij de opdracht neerlegde en heeft hem geadviseerd een andere advocaat te zoeken die de belangen van klager op de eerstvolgende zitting, die zou plaatsvinden op 24 januari 2014, zou kunnen behartigen. Verweerder heeft derhalve aan de hiervoor genoemde eisen voldaan zodat ook klachtonderdeel h)  kennelijk ongegrond is.

BESLISSING

Wijst de klacht af in alle onderdelen.

Aldus gewezen door mr. M.F.J.N. van Osch, voorzitter, met bijstand van mr. H.A.M. Ritsma-Hartman als griffier op 23 juli  2014.

griffier     voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 23 juli 2014 per aangetekende post en per gewone post verzonden aan:

•    klager

en per gewone post aan:

•    verweerder

•    de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland

•    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten