ECLI:NL:TADRARL:2014:328 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 14-110

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2014:328
Datum uitspraak: 23-07-2014
Datum publicatie: 20-11-2014
Zaaknummer(s): 14-110
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing in een klacht tegen advocaat van de wederpartij.

Beslissing van 23 juli 2014

in de zaak 14-110

De heer [naam]

[adres]

klager

tegen:

mr. [naam]

advocaat te [plaats]

verweerder

De voorzitter van de raad van discipline (hierna “de voorzitter”) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland van 8 juli 2014 met kenmerk RvT 14-0052 door de raad ontvangen op 10 juli 2014, en van de stukken die zijn vermeld op de bij deze brief gevoegde inventarislijst en zijn genummerd van 1 tot en met 6.

1    FEITEN

1.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2    Klager heeft een geschil met zijn bank over de beëindiging van een door de bank aan klager verstrekt krediet en de afwijzing door de bank van een aanvraag voor een aanvullend krediet door klager.

1.3    Verweerder treedt op als advocaat van de bank.

1.4    Bij brief van 25 februari 2014 heeft de klager de onderhavige klacht bij de deken ingediend.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:

a)    elke vorm van overleg tussen partijen te blokkeren en doelbewust aan te sturen op een juridische procedure;

b)    betrokkenen informatie te onthouden aangaande een buiten de bank om bereikt akkoord, terwijl verweerder daarvan meerdere keren op de hoogte was gesteld.

2.2    Klager is van oordeel dat de bank ten onrechte is overgegaan tot beëindiging van het krediet. Daarnaast stelt klager dat de bank zonder onderbouwing weigert hem een aanvullend krediet te verstrekken en tevens weigert om hierover in overleg te treden teneinde te bezien of een schikking kan worden bereikt.

2.3    Ter toelichting op klachtonderdeel b) stelt klager dat een advocaat zich behoort te onthouden van het verstrekken van feitelijke gegevens waarvan hij weet althans behoort te weten, dat die onjuist zijn. Klager stelt dat verweerder de bank op de hoogte had moeten stellen van het feit dat er op 19 maart 2013 een (voorwaardelijk) akkoord was bereikt met een informal investor over het voteren van een bedrag voor de oprichting van [naam] B.V.

2.4    Als gevolg van de handelwijze van de bank is klager geruïneerd en dakloos geraakt. Klager is van mening dat verweerder hiervan een verwijt kan worden gemaakt.

3    VERWEER

3.1    Het verweer komt voor zover noodzakelijk bij de bespreking van de diverse klachtonderdelen aan de orde.

4    BEOORDELING

4.1    Op de klacht kan, met toepassing van artikel 46g Advocatenwet, door de voorzitter worden beslist.

4.2    Van belang is dat klager zich met zijn klachten richt tot de advocaat van de wederpartij. Aan deze komt een grote mate van vrijheid toe om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goeddunkt. Die vrijheid is niet onbeperkt; deze kan onder meer ingeperkt worden indien de advocaat feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zij in strijd met de waarheid zijn, of indien de advocaat (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt, zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend.

ad klachtonderdeel a)

4.3    Op geen enkele wijze is gebleken dat verweerder in strijd heeft gehandeld met de onder 4.2 weergegeven norm. Het feit dat verweerders cliënt  voorstellen van klager niet acceptabel vond en heeft afgewezen kan niet aan verweerder worden tegengeworpen. Ten overvloede wijst de voorzitter nog op het feit dat de voorzieningenrechter zeer recent, in zijn vonnis van 12 februari 2014 de rechtsvorderingen die klager tegen de bank had ingesteld, die inhielden dat de bank de kredietrekening zou deblokkeren zodat klager wederom volledig beschikking zou verkrijgen over het krediet en dat de bank de aanvraag van klager om de onderneming van klager een aanvullend krediet ter beschikking te stellen in behandeling zou dienen te nemen, integraal heeft afgewezen. Dit klachtonderdeel is kennelijk ongegrond.

ad klachtonderdeel b)

4.4    Verweerder heeft aangegeven dat de informatie waar klager op doelt is weergegeven in een e-mail d.d. 19 maart 2012 van klager, die door de toenmalige advocaat van klager bij brief d.d. 28 januari 2014 als productie 13 aan de rechtbank Gelderland is gestuurd ter voorbereiding van het kort geding dat op 29 januari 2014 heeft plaatsgevonden. Verweerder stelt dat hij  deze stukken na ontvangst direct aan zijn cliënte heeft doorgestuurd. Nu klager zijn verwijt niet onderbouwd heeft met feiten komt dit verwijt niet vast te staan. Ook ten aanzien van dit klachtonderdeel is niet gebleken dat verweerder in strijd met de in r.o. 4.2 weergegeven norm heeft gehandeld. Ook klachtonderdeel b) is kennelijk ongegrond.

BESLISSING

Wijst de klacht af in beide onderdelen.

Aldus gewezen door mr. M.F.J.N. van Osch, voorzitter, met bijstand van mr. H.A.M. Ritsma-Hartman als griffier op 23 juli  2014.

griffier     voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 23 juli 2014 per aangetekende post en per gewone post verzonden aan:

•    klager

en per gewone post aan:

•    verweerder

•    de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland

•    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten