ECLI:NL:TADRARL:2014:307 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 13-287

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2014:307
Datum uitspraak: 23-04-2014
Datum publicatie: 04-11-2014
Zaaknummer(s): 13-287
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Beleidsvrijheid
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Beleidsvrijheid
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Verzet tegen voorzittersbeslissing ongegrond. Het stond verweerder onder de omstandigheden vrij het hoger beroep in te trekken en zich terug te trekken als advocaat.

Beslissing van 23 april 2014

in de zaak 13-287

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 6 december 2013 op de klacht van:

mevrouw [    ]

klaagster

tegen:

mr. [    ]

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de raad van 21 november 2013 met kenmerk RvT 13-0181/LB/ml, door de raad ontvangen op 22 november 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    Bij beslissing van 6 december 2013 heeft de voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 10 december 2013 is verzonden aan klaagster.

1.3    Bij brief van 21 december 2013 door de raad ontvangen op 23 december 2013, heeft  klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.4    Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 24 februari 2014 in aanwezigheid van klaagster, bijgestaan door de heer A. en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.5    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klaagster  van 21 december 2013.

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de feiten uitgegaan zoals opgenomen in de voorzittersbeslissing waarvan verzet, behoudens het volgende. Klaagster en verweerder hebben verschil van mening over de vraag op welk moment klaagster zich voor het eerst tot verweerder wendde. Klaagster stelt dat zij zich reeds ten tijde van de behandeling in eerste aanleg, toen klaagster werd bijgestaan door een andere advocaat,  tot verweerder heeft gewend. Verweerder kan zich niet herinneren dat hij ten tijde van de eerste aanleg reeds inhoudelijk op de hoogte was van de zaak. Eerst na het instellen van het hoger beroep en na het verkrijgen van de toevoeging heeft hij de stukken bestudeerd, hetgeen overigens, aldus verweerder, niet uitsluit dat hij al eerder over de stukken beschikte.

3    KLACHT EN VERZET

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a)    Verweerder zich heeft teruggetrokken uit de zaak en het hoger beroep niet heeft gevoerd voor klaagster;

b)    Verweerder met de eerdere advocaat van klaagster heeft overgelegd over de procedure zonder toestemming van klaagster.

3.2    Klaagster heeft aangevoerd het niet eens te zijn met de voorzittersbeslissing. Verweerder heeft het hoger beroep weliswaar ingesteld voor klaagster, maar dat vervolgens ingetrokken. Klaagster was het met deze intrekking niet eens.

4    VERWEER

4.1    Verweerder heeft aangevoerd dat hij het hoger beroep na uitvoerig telefonisch overleg met klaagster heeft ingetrokken, waar klaagster mee instemde. Indien het hoger beroep niet zou zijn ingetrokken zou klaagster in de kosten zijn veroordeeld, nu het hoger beroep naar het oordeel van verweerder kansloos zou zijn geweest.

5    BEOORDELING

5.1    Het verzet van klaagster richt zich in feite tegen de (kennelijk ongegrondverklaring van de) klachtomschrijving onder a. Verweerder heeft zich niet teruggetrokken, maar heeft het hoger beroep ingetrokken, zo begrijpt de raad klaagster. Klaagster heeft zich echter niet eerder met zoveel woorden tegen de (dekenale) klachtomschrijving verzet. Voor zover echter in klachtonderdeel a. tevens gelezen moet worden, hetgeen de voorzitter zo blijkt uit zijn beoordeling heeft gedaan en de raad ook zal doen, dat verweerder zich ten onrechte heeft teruggetrokken, oordeelt de raad het verzet ongegrond. Verweerder heeft aangevoerd  waarom hij van mening was dat het hoger beroep kansloos was. Onder die omstandigheden was verweerder niet gehouden de zaak voort te zetten. Hetgeen ter zitting van de raad in het kader van het verzet naar voren is gebracht, leidt niet tot een ander oordeel dan dat van de voorzitter.

5.2    Het verzet tegen de beoordeling van de voorzitter tegen klachtonderdeel b. is onvoldoende onderbouwd. Klaagster heeft slechts in algemene bewoordingen en dientengevolge onvoldoende haar verzet onderbouwd. De raad is ook overigens niet gebleken dat de voorzitter ten aanzien van klachtonderdeel b. een onjuiste beoordeling zou hebben gegeven.

5.3    Het verzet is derhalve ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline:

Het verzet van klaagster is ongegrond.

Aldus gewezen door mr. M.F.J.N. van Osch, voorzitter, mrs. A.D.G. Bakker, J.P.A. van Heijst. P.J.F.M. de Kerf en E.A. Steverink, leden, bijgestaan door mr. P.J.G. van den Boom als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 23 april 2014.

griffier    voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 28 april 2014 per aangetekende post verzonden aan:

-    klaagster

-    verweerder

-    de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement  Midden-Nederland

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.