ECLI:NL:TADRARL:2014:297 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 49a/13 49b/13

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2014:297
Datum uitspraak: 22-08-2014
Datum publicatie: 03-10-2014
Zaaknummer(s):
  • 49a/13
  • 49b/13
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht over de kwaliteit van de werkzaamheden. In casu werd de advocaat verweten onvoldoende verweer te hebben gevoerd. Een advocaatdient echter wel over voldoende informatie te beschikken om verweer te voeren. Klacht ongegrond.

Beslissing van 22 augustus 2014

in de zaak 49a/13 en 49b/13

naar aanleiding van de klacht van:

de heer [    ]

klager

tegen:

1.    mr. [    ] (49a/13)

2.    mr. [    ] (49b/13)

verweerders

In de zaak 49a/13 en 49b/13

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de raad van 23 april 2013 met kenmerk 1213/09, door de raad ontvangen op 24 april 2013, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Overijssel de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 23 mei 2014 in aanwezigheid van klager en verweerders. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3    De raad heeft kennis genomen van:

-    het van de deken ontvangen dossier;

-    een brief van verweerder sub 2 van 9 mei 2014 met bijlagen;

-    een brief van verweerder sub 1 van 13 mei 2014 met bijlage.

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    Klager is architect en is in november 2008 aansprakelijk gesteld door een opdrachtgever. Deze opdrachtgever heeft beslag gelegd op de banktegoeden van klager. Klager heeft zich via zijn rechtsbijstandsverzekering tot het kantoor van verweerders gewend. Verweerder sub 1 is als advocaat voor klager opgetreden. In verband met andere verplichtingen was  verweerder sub 1 niet in staat klager bij te staan tijdens een comparitie van partijen en heeft verweerder sub 2 voor hem waargenomen. Klager heeft de procedure verloren. 

In de zaak 49a/13

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a)    verweerder als vervangende advocaat onvoldoende voorbereid was op de comparitie van partijen, die op 2 maart 2010 heeft plaats gevonden. Hij had geen pleitnota en hij heeft de wederpartij alle ruimte gegeven om claims in te dienen en stellingen te poneren die goed onderbouwd waren. Er is geen enkel verweer gevoerd door verweerder.

b)    verweerder in een procedure in 2012 tegen klager is opgetreden terwijl hij daarvoor als advocaat van klager was opgetreden. In de procedure waarin verweerder tegen klager is opgetreden heeft hij tijdens een zitting van het gerechtshof A. gedragingen van klager aangemerkt als ‘gedraal’, ‘knoeien’ en ‘rechtbreien’. Verweerder heeft dit niet kunnen onderbouwen. Het zijn dan ook verzinsels en onwaarheden. Klager verwijt verweerder een gebrek aan integriteit en beroepsethiek alsmede onzorgvuldigheid en zeer beperkte betrokkenheid.

4    VERWEER

Ad klachtonderdeel a)

4.1    In overleg met klager heeft verweerder tijdens de comparitie het gesprek zodanig gestuurd dat partijen een mediation zijn gestart. Klager wilde alle kaarten inzetten op een minnelijke oplossing. De mediation heeft echter niet tot een definitieve schikking/regeling geleid. Alles is echter met instemming van klager gebeurd.

Ad klachtonderdeel b)

4.2    Verweerder voert aan dat hij  2 jaar na de comparitie is benaderd door een cliënt die een geschil had met klager. Via de (nieuwe) advocaat van klager heeft verweerder toestemming gekregen om tegen klager op te treden in de procedure. Voorts voert verweerder aan dat hem, als advocaat van de wederpartij van klager, een grote mate van vrijheid toekomt  bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt. Hij heeft zich niet onnodig grievend over klager uitgelaten en heeft geen feitelijke onjuistheden aan het gerechtshof meegedeeld.

5    BEOORDELING

Ad klachtonderdeel a)

5.1    Uit de stukken noch uit het verhandelde ter zitting is gebleken dat verweerder onvoldoende voorbereid rechtsbijstand heeft verleend tijdens de comparitie van partijen op 2 maart 2010, waarbij hij waarnam voor een kantoorgenoot. Klager heeft deze stelling niet nader onderbouwd. Hij stelt dat verweerder onvoldoende verweer heeft gevoerd in de procedure tegen de stellingen van de wederpartij. Zulks is echter uit de stukken en het verhandelde ter zitting niet gebleken. Het feit dat verweerder, naar hij stelt met toestemming van klager, heeft geprobeerd om tot een regeling te komen is niet klachtwaardig. Het is zelfs een taak van de advocaat om te trachten een geschil in der minne te regelen.

Ad klachtonderdeel b)

5.2    Ten aanzien van het verwijt dat verweerder in 2012 niet tegen klager, als (voormalige) cliënt mocht op treden is de raad van oordeel dat geen sprake is van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen van verweerder. Verweerder heeft immers aan de (nieuwe) advocaat van klager gevraagd of er bezwaar tegen bestond als hij tegen klager zou optreden. Dat bleek niet het geval. Klager heeft ter zitting aangevoerd dat hij geen bezwaar heeft gemaakt omdat hij het als de eigen verantwoordelijkheid van de advocaat ziet om uit te maken of deze al dan niet tegen een (voormalige) cliënt optreedt. De vraag of het optreden van verweerder ethisch verantwoord is, is echter niet aan de raad ter beantwoording.

5.3    Voorts overweegt de raad dat verweerder, als advocaat van de wederpartij, volgens vaste jurisprudentie van het Hof van Discipline, een grote mate van vrijheid heeft om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem, in overleg met zijn cliënt, goeddunkt. Daarbij mag hij geen onwaarheden poneren dan wel zich onnodig grievend uitlaten. De gewraakte uitlatingen zijn kunnen niet als onnodig grievend worden gekwalificeerd. Verweerder heeft het standpunt van zijn cliënt verwoord en daarbij kritiek uitgeoefend op klager. Als belangenbehartiger van zijn cliënt mocht verweerder de gewraakte kritiek op klager uiten. Hij is daarbij niet over de schreef gegaan.

BESLISSING

De raad van discipline:

oordeelt de klacht in al haar onderdelen ongegrond.

In de zaak 49b/13

6    KLACHT

6.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a)    verweerder de zaak niet heeft aangemeld bij de beroepsaansprakelijkheidsverzekering van klager en een termijn heeft laten verlopen, waardoor de schade nog hoger is opgelopen dan deze al was.

b)    verweerder onvoldoende verweer heeft gevoerd in de procedure. Zo is in de conclusie van antwoord zeer summier ingegaan op het geschil en alleen aangestuurd op een minnelijke regeling. Eerst in de conclusie van dupliek is voor het eerst, zij het niet volledig,  ingegaan op de door de wederpartij gestelde rol van klager als aannemer. Toen wel verweer werd gevoerd was het te laat. De rechtbank had bij tussenvonnis van 11 november 2009 al bindende beslissingen genomen. De stellingen van de wederpartij zijn in de procedure onvoldoende weersproken. Ook een aanzienlijk deel van de schade is niet weersproken, zo heeft de rechtbank overwogen.

c)    verweerder de externe deskundige onvoldoende heeft aangestuurd waardoor de schade verder is opgelopen.

7    VERWEER

Ad klachtonderdeel a)

7.1    De insteek in de procedure was dat de zaak niet op de spits moest worden gedreven en dat getracht zou worden een regeling te bereiken. Ook heeft een mediationtraject plaatsgevonden waarbij in hoofdlijnen overeenstemming was bereikt. Dit is echter niet uitgevoerd. Er zijn gedurende de procedure nooit fricties geweest tussen klager en verweerder. Het laatste vonnis van de rechtbank d.d. 25 januari 2012 was zeer teleurstellend en hoger beroep was geboden. Er is hoger beroep ingesteld door een kantoorgenoot van verweerder. Mr. U. heeft de behandeling overgenomen. Verweerder heeft de zaak niet aangemeld bij de beroepsaansprakelijkheidsverzekering van klager omdat was afgesproken dat klager, althans zijn medewerkster, dit zou oppakken en de zaak zou neerleggen bij de verzekeringstussenpersoon van klager.

Ad klachtonderdeel b)

7.2    Verweerder heeft bepaalde stellingen niet kunnen innemen omdat de feitelijke grondslag ontbrak en stellingen niet konden worden onderbouwd. De rechtbank heeft keuzes gemaakt en een deskundige benoemd. Bij verweerder staan kwaliteit, zorgvuldigheid, betrokkenheid en professionaliteit hoog in het vaandel. In de onderhavige kwestie heeft verweerder de belangenbehartiging ten behoeve van klager adequaat ter hand genomen.

Ad klachtonderdeel c)

7.3    Een door de rechtbank benoemde deskundige kan niet worden aangestuurd.

8    BEOORDELING

Ad klachtonderdeel a)

8.1    Ten aanzien van het verwijt dat verweerder heeft verzuimd de beroepsaansprakelijkheidsverzekering van klager te informeren is de raad van oordeel dat dit niet zonder meer tot de taak van een advocaat behoort. Daar komt bij dat niet is komen vast te staan dat verweerder heeft toegezegd dat hij de claim zou melden bij de verzekeringsmaatschappij. Klager stelt dit wel maar verweerder ontkent dit en heeft gemotiveerd aangevoerd dat de medewerkster van klager zulks zou doen. Derhalve is het in dit klachtonderdeel gestelde niet komen vast te staan.

Ad klachtonderdeel b)

8.2    Dit klachtonderdeel heeft betrekking op het feit dat verweerder de stellingen van de wederpartij in de civiele procedure onvoldoende heeft weersproken en de eigen stellingen onvoldoende heeft onderbouwd. Verweerder heeft gemotiveerd aangevoerd dat er geen andere argumenten en stukken voorhanden waren dan hij heeft aangevoerd en overgelegd, zodat van een tekortschieten geen sprake kan zijn. Verweerder moet het immers doen met de informatie die zijn cliënt hem verstrekt. Niet gebleken is dat klager informatie en stukken heeft aangeleverd waarvan verweerder niet dan wel onvoldoende gebruik heeft gemaakt. Derhalve is niet komen vast te staan dat de kwaliteit van de dienstverlening onvoldoende is geweest.

Ad klachtonderdeel c)

8.3    De raad volgt verweerder waar hij heeft aangevoerd dat het niet aan hem is om de door de rechtbank benoemde deskundige aan te sturen. Dit is nu juist niet de taak van een advocaat. De deskundige moet in onafhankelijkheid zijn werk kunnen doen. Ook dit klachtonderdeel is ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline:

oordeelt de klacht in al haar onderdelen ongegrond.

Aldus gewezen door mr. F.P. Dresselhuys-Doeleman, voorzitter, mrs. P.L.G. Buisman, G. Ham, A.H. Lanting, G.W. Brouwer, leden en bijgestaan door mr. D.C. van der Kwaak-Wamelink als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 22 augustus 2014.

griffier                                                        voorzitter                           

Deze beslissing is in afschrift op 25 augustus 2014 per aangetekende brief verzonden aan:

-    klager

-    verweerders

-    de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Overijssel

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-    klager

-    de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Overijssel

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.     Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 9679, 4801 LT Breda

b.     Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.     Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline