ECLI:NL:TADRARL:2014:289 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 75a/13 75b/13

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2014:289
Datum uitspraak: 19-09-2014
Datum publicatie: 28-10-2014
Zaaknummer(s):
  • 75a/13
  • 75b/13
Onderwerp:
  • Grenzen van het tuchtrecht, subonderwerp: Advocaat in overige hoedanigheden
  • Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Klachten waarbij klager geen belang heeft
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Belangenconflict
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht over inrichting van briefpapier van advocaat; niet-ontvankelijk wegens gebrek aan belang. Een advocaat is niet gehouden in een geschil met een (voormalig) werkneemster van zijn kantoor deze werkneemster in te lichten over de gewijzigde juridische structuur van het kantoor, als deze werkneemster wordtd bijgestaan door een advocaat. Dit klachtonderdeel is ongegrond. Voorzover de klacht gericht is tegen het bestuur van de stichting (de rechtsvorm van het advocatenkantoor) is klacht ook ongegrond omdat het bestuur niet als advocaat optreedt. Geen sprake van een gedraging waardoor het vertrouwen in de advocatuur is beschaamd. Geen sprake van belangenverstrengeling door op te treden als advocaat tevens zijn mede-werkgever. Daarop kan hooguit de eigen cliënt van de advocaat een beroep doen, maar niet de tegenpartij.j

Beslissing van 19 september 2014

in de zaak 75a/13 en 75b/13

naar aanleiding van de klacht van:

mevrouw [    ] (75a/13)

klaagster

gemachtigde: mr. [    ]

tegen

1.    mr. [    ]

2.    mr. [    ]

3.    mr. [    ]

4.    mr. [    ]

5.    mr. [    ]

allen advocaat bij het advocatenkantoor [    ]

verweerders

en

mevrouw [    ] (75b/13)

klaagster

gemachtigde: mr. [    ]

tegen

mr. [    ] (75b/13)

verweerster

gemachtigde: mr. [    ]

In de zaak 75a/13 en 75b/13

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de raad van 26 juni 2013 met kenmerk 2013 KNN 015, door de raad ontvangen op 27 juni 2013, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Noord-Nederland de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 20 juni 2014 in aanwezigheid van de gemachtigde van klaagster, mr.E. en de gemachtigde van verweerders. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3    De raad heeft kennis genomen van het van de deken ontvangen dossier.

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    Tot 1 maart 2012 bestond één stichting onder de naam S.R.N. Advocaten, met drie vestigingen, te weten in A. G. en L.

Na 1 maart 2012 zijn doel en naam van S.R.N. Advocaten gewijzigd in S.R.N. Advocaten F. M.

Per 1 maart 2012 zijn vier andere stichtingen opgericht. Eén S.R.N.Advocaten F. P., waar het ondersteunend personeel is ondergebracht en drie advocatenstichtingen, waarvan S.R.N. Advocaten G. er één is en waar alleen advocaten in dienst zijn; per 1 maart 2012 zes advocaten. S.R.N.Advocaten G. en  S.R.N.Advocaten L. zijn de twee bestuurders van S.R.N.Advocaten F. M. en S.R.N.Advocaten F. P. De vijf stichtingen werken samen onder een handelsnaam. De stichtingen zijn in beginsel afzonderlijke rechtspersonen die een afzonderlijke onderneming drijven.

2.3  S.R.N.Advocaten G. heeft als bestuurders:

-    mr. A.

-    mr. B.

-     mr. C.

-    mr. D.

-    mr. E.

2.4    Klaagster is op 15 november 2010 een arbeidsovereenkomst aangegaan met S.R.N. Advocaten voor de duur van één jaar. Deze arbeidsovereenkomst is verlengd per 2011. Over de termijn van de verlenging is een arbeidsrechtelijk geschil ontstaan tussen klaagster enerzijds, daarin bijgestaan door mr. K. en werkgever anderzijds, bijgestaan door mr. E. Bij vonnis van de rechtbank Noord Nederland d.d. 20 februari 2013 zijn de door klaagster ingestelde vorderingen afgewezen.

In de zaak 75a/13

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a)    verweerders op het briefpapier van hun kantoor enkel de handelsnaam R.N. Advocaten hebben vermeld, maar niet de aanduiding van de juridische structuur. Evenmin wordt op het briefpapier het nummer vermeld waaronder de stichting bij de Kamer van Koophandel staat ingeschreven, hoewel dit op grond van artikel 27 jo. artikel 5 sub a van de Handelsregisterwet verplicht is. R.N. Advocaten heeft ook vestigingen in L. en A. als zelfstandige entiteiten. Er is geen sprake van een samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 1 sub b van de Samenwerkingsverordening 1993. Aldus wordt door S.R.N.Advocaten G. volstrekte onduidelijkheid geschapen over de eigen formele status en positie, hetgeen tuchtrechtelijk verwijtbaar is.

b)    verweerders klaagster krachtens art. 7:665a BW tijdig hadden dienen te informeren over de gewijzigde juridische structuur van S.R.N. Advocaten, omdat ten tijde van de juridische herstructurering bekend was dat klaagster nog aanspraken pretendeerde uit hoofde van haar arbeidsovereenkomst. Klaagster is hierover niet geïnformeerd. Volgens verweerster sub 5, advocaat en tevens lid van het bestuur van R.N.Advocaten (locatie G.) zijn per 1 maart 2012 alle lopende verplichtingen van de werkgever overgegaan op S.R.N.Advocaten F. P.. Dit wordt verweerders, thans functionerend als bestuursleden  van S.R.N.Advocaten G., verweten omdat deze stichting mede bestuurder is van de nieuwe werkgever, S.R.N.Advocaten F. P.

4    VERWEER

Ad klachtonderdeel a)

4.1    Verweerders voeren aan dat op het briefpapier de stichtingsvorm niet is vermeld. Dit is echter geen verplichting. Het nummer van de Kamer van Koophandel staat niet op het briefpapier. Juist is dat de Handelsregisterwet dit wel voorschrijft. Het KvK- nummer moet echter op alle bedrijfscorrespondentie, zoals e-mailberichten, faxberichten, websites en offertes etc. worden vermeld. Hieraan voldoet bijna geen enkel advocatenkantoor. Aan het niet vermelden van het nummer is echter geen sanctie verbonden. Verweerders betwisten dan ook dat zij volstrekte onduidelijkheid hebben gecreëerd over hun eigen formele status en positie. Bovendien is dit geen kwestie waar klaagster rechtstreeks belang bij heeft. Klaagster is in dit klachtonderdeel niet ontvankelijk. Mocht zij wel ontvankelijk zijn, dan is er geen sprake van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen van verweerders.

Ad klachtonderdeel b)

4.2    Klaagster miskent dat de lopende arbeidsrechtelijke verplichtingen tussen partijen zijn geëindigd op 15 november 2011 toen de dienstbetrekking tussen hen tot een einde kwam. Dit stelt klaagster zelf ook in haar dagvaarding. Van een overgang van lopende verplichtingen van de oude werkgever op de nieuwe kan dan ook geen sprake zijn. Bovendien was de raadsman van klaagster beroepshalve bekend met de veranderingen per 1 maart 2012. Ook onder punt 2 van de dagvaarding geeft de raadsman aan dat hij wel degelijk heeft begrepen hoe ‘de vork in de steel zat’. Daarbij heeft hij gebruik gemaakt van openbare informatie uit de Kamer van Koophandel. Op basis van deze gegevens en uit hetgeen de raadsman van klaagster vernomen had tijdens een telefoongesprek met de gemachtigde van verweerders was hij zodanig goed geïnformeerd dat het op zijn weg had gelegen om nog de nog bestaande stichting te dagvaarden en niet één van de op 1 maart 2012 opgerichte stichtingen. Het feit dat de verkeerde stichting is gedagvaard komt voor rekening en risico van de raadsman van klaagster.

BEOORDELING

Ad klachtonderdeel a)

5.1    De raad is met verweerders van oordeel dat klaagster niet-ontvankelijk is in dit klachtonderdeel. Zij heeft immers geen eigen belang. De inrichting van het briefpapier en hetgeen daarop wordt vermeld is hooguit een zaak van algemeen belang en daarover waakt de deken. Klaagster is niet in enig belang getroffen.

Ad klachtonderdeel b)

5.2     Dit klachtonderdeel is ongegrond. De raad maakt onderscheid in de beoordeling tussen het optreden van verweerders sub 1 t/m 4 en verweerster sub 5. Ten aanzien van verweerders sub 1 t/m 4 overweegt de raad dat dit verwijt is gericht tegen hen als bestuurders van S.R.N.Advocaten G., omdat verweerders, als bestuursleden van genoemde stichting, klaagster niet hebben geïnformeerd over de wijziging in de juridische structuur van S.R.N.Advocaten. Het gaat hier niet om het handelen van verweerders sub 1 t/m/ 4 als advocaat, maar als bestuurslid. De klacht moet door de tuchtrechter worden beoordeeld naar het criterium waarmee een advocaat beoordeeld wordt die in een andere hoedanigheid optreedt (in dit geval die van bestuurder). Beoordeeld moet worden of de advocaat zich bij het vervullen van die andere functie zodanig heeft gedragen dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur is geschaad. Daarvan is geen sprake, naar het oordeel van de raad. Verweerders sub1 t/m 4 hebben de juridische afhandeling van het arbeidsrechtelijke geschil met klaagster aan verweerster sub 5 overgelaten. Dat stond hun volkomen vrij en is tuchtrechtelijk niet verwijtbaar

5.3    Ten aanzien van verweerster sub 5 oordeelt de raad als volgt. Verweerster sub 5 is tevens opgetreden als advocaat van de werkgever van klaagster. De raad ziet echter geen verwijtbaar handelen in het optreden van verweerster sub 5 in haar hoedanigheid van advocaat. Op haar rustte niet de verplichting de advocaat van klaagster te informeren over de veranderingen in de juridische structuur van S.R.N.Advocaten per 1 maart 2012. Klaagster was immers voorzien van rechtskundige bijstand en verwacht mag worden dat haar raadsman onderzoekt welke (rechts)persoon moet worden gedagvaard. Ten aanzien van verweerster sub 5 is dit klachtonderdeel dan ook ongegrond.

In de zaak 75b/13

5    KLACHT

5.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a)    verweerster klaagster heeft misleid door in haar brief van 8 maart 2012, toen de juridische herstructurering was voltooid, klaagster en haar raadsman niet te informeren over de nieuwe juridische werkelijkheid. Zij heeft het in haar brief expliciet doen voorkomen alsof de raadsman van klaagster met zijn brief aan S.R.N.Advocaten aan het juiste adres was. 

b)    verweerster zelfs na het uitbrengen van de dagvaarding op 8 juni 2012 heeft verzuimd de raadsman van klaagster te informeren over de wijziging ten aanzien van de eventueel nog bestaande arbeidsrelatie met klaagster. Verweerster was zowel (mede)werkgever als advocaat van werkgever. Het is laakbaar en verwijtbaar dat verweerster eerst op 15 augustus 2012 de personele reorganisatie ter sprake heeft gebracht door middel van een niet-ontvankelijkheidsverweer in de procedure. Op dat moment was de oorspronkelijke vordering van klaagster – naar het zich liet aanzien – verjaard. 

VERWEER

Ad klachtonderdeel a)

5.2    Verweerster acht de beschuldiging van misleiding infaam. Dit verwijt is volstrekt onvoldoende onderbouwd en onbegrijpelijk. Zij begrijpt het verwijt dat zij het heeft doen voorkomen alsof de raadsman van klaagster met zijn brief aan S.R.N.Advocaten aan het juiste adres was, dan ook niet. De brief was ook aan het juiste adres gericht en de vordering had moeten worden ingesteld tegen S.R.N.Advocaten. De raadsman van klaagster heeft echter de nieuwe rechtspersoon S.R.N.Advocaten G. gedagvaard. Dat was in de perceptie van verweerster onjuist en dat heeft zij in haar conclusie van antwoord verwoord. Dat stond haar vrij en is in het geheel niet tuchtrechtelijk verwijtbaar.

Ad klachtonderdeel b)

5.3    Ten onrechte wordt verweerster verweten dat zij met opzet heeft gewacht tot 15 augustus 2012, teneinde het niet-ontvankelijkheidsverweer te kunnen voeren omdat de vordering van klaagster dan wellicht verjaard zou zijn. Dit is onjuist en onterecht. Op de dienende dag is een uitstel gevraagd van 4 weken voor conclusie van antwoord. De datum viel echter midden in de vakantie van verweerster. Daarom is een tweede uitstel gevraagd tot 15 augustus 2012. Bij het concipiëren van  de conclusie is het ontvankelijkheidsverweer ontwikkeld. De mogelijkheid van verjaring is overigens pas door beide partijen onder ogen gezien bij gelegenheid van de (voorbereiding van) de comparitie. Het is ook niet aan verweerster, als advocaat van de wederpartij, om de wederpartij tijdig op de hoogte te stellen van het feit dat de vordering van de tegenpartij dreigt te verjaren.

BEOORDELING

Ad klachtonderdeel a)

5.4    Verweerster wordt verweten dat zij klaagster heeft misleid. De raad is echter van oordeel dat hiervan niet gebleken is. Op verweerster rustte geen verplichting om aan klaagster, dan wel de raadsman van klaagster, uit de doeken te doen op welke wijze de juridische herstructurering per 1 maart 2012 had plaatsgevonden. Klaagster had een raadsman ingeschakeld en het ligt op de weg van de raadsman uit te zoeken welke(rechts)persoon dient te worden gedagvaard. De raad verwijst naar hetgeen de raad hierover in de zaak 75a/13 onder 5.3. heeft overwogen en beslist. Dit klachtonderdeel is ongegrond.

Ad klachtonderdeel b)

5.5     Verweerster heeft gemotiveerd uiteengezet waarom zij eerst op 15 augustus 2012 van antwoord heeft gediend en bij het concipiëren van dit antwoord tot de conclusie kwam dat er mogelijk sprake was van verjaring. Klaagster heeft echter bij repliek van 22 maart 2013 aangevoerd dat dit niet het verwijt is maar dat het er om gaat dat verweerster optrad als (mede)werkgever en advocaat van werkgever. Dat acht klaagster laakbaar en tuchtrechtelijk verwijtbaar omdat er sprake zou zijn van tegenstrijdige belangen. De raad volgt klaagster niet. Het is niet aan klaagster om te klagen over tegenstrijdigheid in de belangenbehartiging. Het is hooguit de eigen cliënt van de advocaat die zich daarover kan beklagen. Niet valt in te zien dat klaagster in haar belangen is geschaad doordat verweerster in twee hoedanigheden optrad.  Ook dit klachtonderdeel is ongegrond.

TEGENKLACHT

Er is een tweetal verwijten aan het adres van de raadsman van klaagster gericht. De raad stelt vast dat de raadsman van klaagster geen partij is in de onderhavige klachtzaken en leest daarin dan ook geen aparte klacht die in het kader van de beide onderhavige zaken behandeling behoeft.

BESLISSING

In de zaak 75a/13

De raad van discipline:

oordeelt klaagster in klachtonderdeel a niet-ontvankelijk en klachtonderdeel b is ongegrond.

In de zaak 75b/13

De raad van discipline:

oordeelt de klacht in al haar onderdelen ongegrond.

Aldus gewezen door mr. A.E. Zweers, voorzitter, mrs. G.W. Brouwer, A.H. Lanting, P.H.F. Yspeert, A.S.M. Zweerman-Oude Breuil, leden en bijgestaan door mr. D.C. van der Kwaak-Wamelink als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 19 september 2014.

griffier                                                   voorzitter                           

Deze beslissing is in afschrift per aangetekende brief verzonden aan:

-    klaagster

-    verweersters

-    de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Noord-Nederland

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-    klaagster

-    de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Noord-Nederland

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.     Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 9679, 4801 LT Breda

b.     Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.     Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl