ECLI:NL:TADRARL:2014:285 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 22/13

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2014:285
Datum uitspraak: 19-09-2014
Datum publicatie: 28-10-2014
Zaaknummer(s): 22/13
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Beleidsvrijheid
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: De voorzitter heeft terecht geoordeeld dat een advocaat ten behoeve van een collega hoger beroep in een strafzaak mag instellen bij het gerechtshof, omdat zulks praktisch is in verband met het feit dat die advocaat kantoor houdt in de plaats waar het gerechtshof gevestigd is. Het feit dat de cliënt deze advocaat niet kende is niet verwijtbaar. Verzet ongegrond.

Beslissing van 19 september 2014

in de zaak 22/13

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 18 maart 2013 op de klacht van:

de heer [    ]

klager

tegen

mr. [    }

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de raad van 14 februari 2013 met kenmerk 011/012 KL029, door de raad ontvangen op 18 februari 2013, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Noord-Nederland de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    Bij beslissing van 18 maart 2013 heeft de  voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 26 maart 2013 is verzonden aan klager.

1.3    Bij brief van 29 maart 2013 door de raad ontvangen op 2 april 2013, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.4    Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 30 juni 2014 in aanwezigheid van verweerder. Klager is niet verschenen omdat hij ook niet is opgeroepen omdat geen adresgegevens van klager bekend zijn geworden. De griffier van de raad heeft tevergeefs informatie opgevraagd uit het GBA. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.5    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede het verzetschrift van klager d.d. 29 maart 2013.

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    Voor een weergave van de vaststaande feiten verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter, waartegen klager in verzet in zoverre niet opkomt.

3    KLACHT EN VERZET

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

verweerder zonder opdracht van klager voor hem is opgetreden en hoger beroep heeft ingesteld tegen een tweetal vonnissen van de toenmalige rechtbank L. Klager kent verweerder niet. Uit stukken van de rechtbank blijkt dat niet verweerder maar mr. S. hoger beroep heeft aangetekend. Bovendien heeft klager geen stukken ontvangen in zijn zaak van 5 maart 2009, in welke zaak aan klager 3 maanden gevangenisstraf is opgelegd.  Klager vermoedt dat verweerder, die werkzaam is bij een advocatenkantoor waar klager slechte ervaringen mee heeft, samenspant met andere advocaten tegen klager.

3.2    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat:

de voorzitter ten onrechte onder 1.4 van zijn beslissing heeft aangegeven dat mr. S. het kantoor van verweerder heeft verzocht om hoger beroep in te stellen tegen een tweetal vonnissen van de toenmalige rechtbank L. Het ging om het vonnis van 25 mei 2009 met parketnr. [....]. De voorzitter noemt in zijn beslissing een verkeerd parketnummer. Klager had stukken opgevraagd en niet gekregen. Bovendien heeft de voorzitter ten onrechte overwogen dat verweerder hoger beroep heeft ingesteld in opdracht van mr. S. Bovendien wordt in de stukken melding gemaakt van het feit dat de heer H. griffier is van de rechtbank. Dit is niet juist, hij is bode van de rechtbank.

4    VERWEER

4.1    Verweerder verwijst naar de stukken van de procedure in eerste aanleg en deelt mee dat hij daar niets aan toe te voegen heeft omdat zijn standpunt daarin duidelijk is weergegeven. Het verweer is opgenomen in de beslissing van de voorzitter waartegen verzet.

5    BEOORDELING

5.1    Uit de voorzittersbeslissing blijkt dat de klacht omtrent het instellen van appel door verweerder zich richt tegen een vonnis van de voormalige rechtbank L. van 25 mei 2009, waartegen op 5 juni 2009 appel is ingesteld door verweerder. In de voorzittersbeslissing wordt –in zoverre in aansluiting op de overgelegde akte rechtsmiddel-  gesproken over een vonnis van 27 juli 2010. Op die dag is weliswaar hoger beroep ingesteld maar uit de verdere stukken is de raad gebleken dat het  een vonnis van 23 juli 2010 betrof . Terecht echter heeft de voorzitter geoordeeld dat verweerder, namens de advocaat van klager, mr. S., hoger  beroep heeft ingesteld en daartoe door mr. S. was gemachtigd; zowel om beroep in te stellen tegen het vonnis van 25 mei 2009 als tegen dat van 23 juli 2010. Dat klager verweerder niet kent, doet niet ter zake nu mr. S. de advocaat van klager was. Het is dan ook niet aan verweerder te wijten dat klager geen stukken heeft ontvangen. Mr. S. was immers klagers advocaat. Ten aanzien van het feit dat de heer H. bode is en geen griffier stelt de raad vast dat de heer H. weliswaar bode is maar dat gebleken is dat hij de bevoegdheid heeft aktes op te maken.. Van enigerlei complot waar verweerder en mr. S. bij zijn betrokken is in het geheel niet gebleken zoals de voorzitter terecht heeft overwogen.

5.2    De raad is van oordeel dat het onderzoek in verzet niet heeft geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter van de raad, waarmee de raad zich verenigt.

5.3    Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

De raad van discipline:

oordeelt het verzet ongegrond.

Aldus gewezen door mr. M.M. Lorist, voorzitter, mrs. E. van Asselt-Pronk, J.A. Holsbrink, W.H. Kesler, N.H.M. Poort, leden en bijgestaan door mr. D.C. van der Kwaak-Wamelink als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 19 september 2014.

griffier                                        voorzitter                            

Deze beslissing is in afschrift per aangetekende brief verzonden aan:

-    klager

-    verweerder

-    de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Noord-Nederland

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Op grond van artikel 46h lid 4 Advocatenwet kan van deze beslissing geen hoger beroep worden ingesteld.