ECLI:NL:TADRARL:2014:282 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 42a/13

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2014:282
Datum uitspraak: 22-08-2014
Datum publicatie: 27-10-2014
Zaaknummer(s): 42a/13
Onderwerp:
  • Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Klachten waarbij klager geen belang heeft
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. zijn medeadvocaten, subonderwerp: Een ander advocaat persoonlijk attaqueren
Beslissingen: Waarschuwing
Inhoudsindicatie: Klager dient  een eigen belang te hebben bij de klacht. In casu is klager niet-ontvankelijk wegens onbreken eigen belang. Een collega-advocaat beschuldigen van op slinkse, bedrieglijke wijze schuiven met geld is een ernstige beschuldiging, waarvan de juist heid moet worden aangetoond. Klacht gegrond; waarschuwing.

Beslissing van 22 augustus 2014

in de zaken 42a/13 en 42b/13

naar aanleiding van de klacht van:

mr. [    ] (42a/13)

klager

gemachtigde: mr. [    ]

tegen:

mr. [    ]

verweerder

gemachtigde: mr. [    ]

en een voorwaardelijke klacht van

mr. [    ] in zijn hoedanigheid van deken van de orde van advocaten (42b/13)

klager

tegen:

mr. [    ]

verweerder

gemachtigde: mr. [    ]

In de zaken 42a/13 en 42b/13

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de raad van 28 maart 2013 met kenmerk 011/012 KL019, door de raad ontvangen op 29 maart 2013, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Noord-Nederland de klacht en de voorwaardelijke dekenklacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 23 mei 2014 in aanwezigheid van de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Noord-Nederland en verweerder, vergezeld van zijn gemachtigde mr. T. Mr. R. en zijn gemachtigde hebben laten weten niet ter zitting te zullen verschijnen. Van de behandeling is proces verbaal opgemaakt.

1.3    De raad heeft kennis genomen van:

-    het van de deken ontvangen dossier;

-    een brief van verweerder van 12 mei 2014 met bijlagen aan de raad van discipline.

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    Verweerder heeft een zekere P. bijgestaan in een geschil met de gemeente A. Bij dat geschil was notaris D. betrokken. Het kantoor waar deze notaris werkzaam was, is per 1 januari 2006 ondergebracht bij X Notarissen en Advocaten Holding B.V., welke holding twee werkmaatschappijen kende, te weten X Notarissen B.V. en X Advocaten B.V. De in de holding participerende personen hebben begin 2007 besloten de samenwerking te beëindigen. Op 16 februari 2007 zijn ter vereffening van de holding en de beide werkmaatschappijen een tweetal vereffenaars benoemd, waaronder mr. R. Deze heeft in zijn hoedanigheid van vereffenaar geconstateerd dat bij hypotheekakte d.d. 16 juli 2010 een recht van hypotheek is verleend ten behoeve van verweerder op het woonhuis van genoemde P., cliënt van verweerder. Het huis behoorde P. in eigendom toe. Tevens is zekerheid verstrekt op een tweetal percelen grasland waarvan P. eveneens eigenaar was. Het recht van hypotheek strekte tot zekerheid van een door verweerder aan zijn cliënt P. verstrekte geldlening ten bedrage van € 100.000,00 tegen een rente van 5% per jaar.

In de zaak 42a/13

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a)    verweerder een belang heeft gekregen bij de uitkomst van de procedure tussen genoemde P. en de gemeente A. Deze procedure heeft betrekking op de percelen waarop de bedoeld hypotheekrecht is gevestigd. Zodoende is verweerder niet in staat voldoende afstand te bewaren.

b)    verweerder in een brief d.d. 14 mei 2012 aan de toenmalige deken in het arrondissement L. meedeelde:

“Destijds zijn gelden direct en integraal aan cliënt overgeboekt via de notaris en ook niet op slinkse c.q. bedrieglijke wijze teruggeleid, zoals men bij mr. R. c.s. kan verwachten”. (afk.-rvd)

Deze opmerking is klachtwaardig doordat klager wordt beschuldigd van een strafbare gedraging. Een advocaat behoort dergelijke uitlatingen jegens een collega niet te doen.

4    VERWEER

Ad klachtonderdeel a)

4.1    Verweerder voert aan dat de klacht zijn oorzaak vindt in rancune en frustratie van de kant van klager over verloren rechtszaken. Er is geen zekerheid gesteld voor declaraties van verweerder; evenmin zijn er gelden in depot gehouden voor declaraties. Het van verweerder geleende bedrag is destijds direct en integraal aan de cliënt van verweerder, P., overgeboekt. Bij brief van 14 september 2011 heeft verweerder aan de toenmalige deken laten weten dat er geen sprake was van zekerheid als bedoeld in Gedragsregel 28 en evenmin van enige relatie met het financiële belang in kwestie. Het door P. van klager geleende bedrag waarvan een akte is opgemaakt d.d. 16 juli 2010 is via de notaris, verminderd met de rente en kosten, op 20 juli 2010 op de rekening van P. gestort.

Ad klachtonderdeel b)

4.2    Ter zitting heeft verweerder aangegeven dat deze uitdrukking niet verstandig was. Het was een begrijpelijke emotie maar het had niet mogen gebeuren.

5    BEOORDELING

Ad klachtonderdeel a)

5.1    De raad is van oordeel dat klager niet-ontvankelijk is in zijn klacht wegens het ontbreken van een eigen belang. Het feit dat verweerder een geldlening heeft verstrekt aan zijn cliënt P. voor de betaling waarvan zekerheid is verstrekt in de vorm van hypotheek op onroerende zaken van P. regardeert klager als vereffenaar van de holding en de  werkmaatschappijen X. Advocaten B.V. en X. Notarissen B.V. niet. De geldlening en de hypotheekverstrekking betreft een kwestie tussen verweerder en P. waar klager als vereffenaar buiten staat.

Ad klachtonderdeel b)

5.2    Ten aanzien van klachtonderdeel b is de raad van oordeel dat de klacht gegrond is. De in klacht onderdeel b omschreven beschuldigingen aan het adres van klager zijn een advocaat onwaardig. Een collega te beschuldigen van het op slinkse dan wel bedrieglijke wijze schuiven met geld is een ernstige beschuldiging die hard gemaakt moet worden. Daarvan is op geen enkele wijze gebleken. Dit klachtonderdeel is dan ook gegrond.

6    MAATREGEL

6.1    De raad houdt bij het opleggen van de maatregel rekening met feit dat de gewraakte uitlating is gedaan in het kader van een klachtzaak waarbij emoties zijn betrokken. Op grond daarvan komt de raad tot onderstaande maatregel.

BESLISSING

De raad van discipline:

-    oordeelt klachtonderdeel a niet-ontvankelijk;

-    oordeelt klachtonderdeel b gegrond;

-    legt verweerder de maatregel op van een enkele waarschuwing.

In de zaak 42b/13

7    VOORWAARDELIJKE KLACHT

7.1    De deken heeft het in de zaak met nummer 42a/13 omschreven klachtonderdeel a als voorwaardelijke klacht ingediend voor zover klager in genoemde zaak in dat klachtonderdeel niet-ontvankelijk wordt verklaard.

7.2    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

verweerder zekerheid in de vorm van een hypotheekrecht heeft bedongen van zijn cliënt P. in verband met een aan deze P. verstrekte geldlening van € 100.000,00, waartoe een hypotheekakte d.d. 16 juli 2010 is opgemaakt. Door aldus te handelen is de onafhankelijkheid van verweerder als advocaat in het geding en heeft verweerder een eigen belang gekregen bij de procedure tussen P. en de gemeente A. De onafhankelijkheid van een advocaat en de wijze waarop hij zijn functie uitoefent zijn kwesties van openbaar belang waar de deken toezicht op moet houden. De deken heeft derhalve q.q. een belang.

8    VERWEER

8.1    Verweerder heeft aangevoerd dat de geldlening van € 100.000,00 betrekking had op een wereldreis die P. wilde maken. De bank was echter niet bereid P. een lening te verstrekken ondanks de mogelijkheid van hypotheekverstrekking op de onroerende zaken. Het bedrag is dan ook niet gebruikt voor de bekostiging van de juridische bijstand tegen de gemeente A. Als vriendendienst is verweerder bereid geweest zijn cliënt P. een lening te verstrekken. Verweerder meent dan ook dat zijn onafhankelijkheid niet in gevaar is komen omdat hij niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

9    BEOORDELING

9.1    De raad is van oordeel dat de klacht gegrond is en overweegt daartoe als volgt. Een deel van de onroerende zaken waarop het hypotheekrecht is gevestigd was onderwerp van een procedure tussen P. en de gemeente A. Volgens verweerder is de geldlening van €100.000,00 (waarmee het hypotheekrecht samenhangt) verstrekt voor een buitenlandse reis van P. en niet ter voldoening van de declaraties van verweerder. Vast staat echter dat op het moment van de lening nog declaraties van verweerder openstonden. Op basis van de redenering van verweerder is, naar het oordeel van de raad, aannemelijk dat de verstrekte zekerheid (mede) betrekking had op de nog niet betaalde en nog te betalen declaraties van verweerder.  De raad is dan ook van oordeel dat verweerder niet heeft gehandeld zoals een behoorlijk advocaat betaamt.

9.2    Bovendien heeft verweerder door de geldlening en het hypotheekrecht zijn onafhankelijkheid in gevaar gebracht. Door de geldlening en het hypotheekrecht ontstond immers een eigen belang van verweerder bij de uitkomst van de procedure tussen P. en de gemeente A. Dat is tuchtrechtelijk verwijtbaar. Een advocaat moet zijn onafhankelijkheid tegenover zijn cliënt behouden en slechts het belang van zijn cliënt dienen. De klacht is dan ook gegrond.

10    MAATREGEL

10.1    Bij de op te leggen maatregel houdt de raad rekening met het feit dat de onafhankelijkheid van de advocaat een belangrijke kernwaarde van de advocatuur is en dat financiële aangelegenheden door de advocaat met de grootst mogelijke zorgvuldigheid dienen te worden benaderd. Rekeninghoudend met alle feiten en omstandigheden en de ernst van de schending, alsmede het tuchtrechtelijk verleden van verweerder dat hem ter zitting is voorgehouden, komt de raad tot de onderstaande maatregel.

BESLISSING

De raad van discipline:

-    oordeelt klachtonderdeel a gegrond;

-    legt aan verweerder op de maatregel van schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van één maand en bepaalt dat de schorsing ingaat 14 dagen na het onherroepelijk worden van deze beslissing, met dien verstande dat de schorsing pas ingaat na afloop van alle eventueel eerder onherroepelijk geworden schorsingen en dat deze niet ten uitvoer zal worden gelegd gedurende de tijd dat verweerder niet op het tableau staat ingeschreven.

Aldus gewezen door mr. F.P. Dresselhuys-Doeleman, voorzitter, mrs. P.L.G. Buisman,  G.W. Brouwer, G. Ham, A.H. Lanting, leden en bijgestaan door mr. D.C. van der Kwaak-Wamelink als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 22 augustus 2014.

griffier                                                                  voorzitter                           

Deze beslissing is in afschrift op 25 augustus 2014 per aangetekende brief verzonden aan:

-    klagers

-    verweerder

-    de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Noord-Nederland

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-    klagers

-    verweerder

-    de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Noord-Nederland

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.     Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 9679, 4801 LT Breda

b.     Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.     Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl