ECLI:NL:TADRARL:2014:278 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 14-57

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2014:278
Datum uitspraak: 08-09-2014
Datum publicatie: 16-10-2014
Zaaknummer(s): 14-57
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht is gericht tegen twee advocaten die enige vorm van samenwerking hadden. Nu de klacht tegen de tweede advocaat niet althans onvoldoende is onderzocht volgt terugverwijzing naar de deken.

Beslissing van 8 september 2014

in de zaak 14-57

naar aanleiding van de klacht van:

[    ]

klaagster

tegen:

mr. [    ]

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de raad van 7 april 2014 met kenmerk RvT 13-0301/TRC/ml, door de raad ontvangen op 8 april 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 16 juni 2014. Klaagster is, met bericht van verhindering, niet ter zitting verschenen. Klaagster is vertegenwoordigd door de heer X.W. Koehoorn en mevrouw J.A. Trampert, beiden verbonden aan de Stichting Rechtswinkel Bijlmermeer. Verweerder is zonder opgaaf van redenen niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3    De raad heeft kennis genomen van:

-         de onder 1.1 genoemde brief van 7 april 2014 en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen;

-        de brief van 8 mei 2014 van M.J.E. Lenglet, stafjurist bij de Orde van Advocaten Midden-Nederland.

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    Klaagster heeft zich in 2010 tot het kantoor van verweerder gewend met het verzoek haar bij te staan bij het ongedaan maken van haar registratie bij het Bureau Kredietregistratie. Mr. H., werkzaam bij het kantoor van verweerder, heeft de zaak aangenomen, aan klaagster een opdrachtbevestiging namens R. AMB verstuurd en een toevoeging aangevraagd. Aan klaagster is een eigen bijdrage van € 757,-- opgelegd. Aan klaagster zijn op briefpapier van “B.” twee declaraties toegestuurd voor in totaal een bedrag van € 737,80. Klaagster heeft een bedrag van € 750,-- voldaan aan “A. Advocaten I O”.

2.3    In 2013 wendde klaagster zich tot de Stichting Rechtswinkel Bijlmermeer. Naar aanleiding van informatie die de gemachtigden van klaagster bij het BKR inwonnen bleek dat de negatieve codering bij het BKR door enkel tijdsverloop was geschrapt.

2.4    Bij brief met bijlagen van 2 oktober 2013 van de Stichting Rechtswinkel Bijlmermeer is namens klaagster een klaagschrift bij de deken tegen verweerder en/of mr. H. ingediend.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:

a)    de opgedragen zaken niet zorgvuldig te behandelen;

b)    geen deugdelijke administratie bij te houden;

c)    toe te zeggen een procedure op te starten die later kansloos bleek en aan deze toezegging geen gevolg te geven terwijl hier wel declaraties voor verzonden zijn.

4    VERWEER

4.1    Verweerder heeft aangevoerd dat de opdracht door klaagster aan mr. H. is verstrekt, die destijds op het kantoor van verweerder werkzaam was. Mr. H. is nimmer in dienst geweest van verweerder. Verweerder acht zich niet verantwoordelijk voor de wijze waarop mr. H. de zaak heeft behandeld. Omdat mr. H. bij zijn vertrek van het kantoor van verweerder alle dossiers en de daarbij behorende administratie heeft meegenomen, kan verweerder geen toelichting geven op of inlichtingen verstrekken over de financiële afhandeling van de zaak door mr. H..

5    BEOORDELING

5.1    Klaagster heeft aangevoerd dat de klachtomschrijving van de Deken niet toereikend is. Van aanvang af heeft de klacht betrekking gehad op het handelen van verweerder en op het handelen van mr. H.. De vraag die daarbij rijst is aan wie de opdracht is verstrekt. Daarbij is het van belang om vast te stellen wat de aard van het samenwerkingsverband tussen verweerder en mr. H. was.  Het onderzoek van de deken heeft zich daar onvoldoende op gericht en is ten onrechte uitsluitend toegespitst op (het handelen van) verweerder.

5.2    De raad ziet in hetgeen onder 5.1 is overwogen aanleiding om de zaak terug te verwijzen naar de deken voor nader onderzoek.

BESLISSING

De raad van discipline:

verwijst de zaak terug naar de Deken van de Orde van Advocaten Midden-Nederland voor nader onderzoek naar de klacht, met inachtneming van het onder 5.1 van deze beslissing overwogene.

Aldus gewezen door mr. H.M.M. Steenberghe, voorzitter, mrs. L.A.M.J. Pütz, C.J. Lunenberg-Demenint, R.J.A. Dil en J.R.O Dantuma, leden, bijgestaan door mr. P.J.G. van den Boom als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 8 september 2014.

griffier    voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 8 september 2014 per aangetekende brief verzonden aan:

-    klaagster

en per gewone post aan:

-    verweerder

-    de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement  Midden-Nederland

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan geen hoger beroep worden ingesteld.