ECLI:NL:TADRARL:2014:273 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 14-134

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2014:273
Datum uitspraak: 02-09-2014
Datum publicatie: 09-10-2014
Zaaknummer(s): 14-134
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Grievende uitlatingen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht over optreden van de advocaat van de wederpartij in een familierechtkwestie. Klager beklaagt zich erover dat verweerder in de procedure over de toedeling van een hond de omgang met het kind ter sprake heeft gebracht en daarbij klager in een negatief daglicht heeft gesteld en zich in diezelfde procedure negatief heeft uitgelaten over de ouders en de broer van klager hetgeen door klager als kwetsend en onnodig grievend is ervaren en verweerder er niet voor heeft gezorgd dat de getuigen zich passend hebben uitgelaten. Voorzittersbeslissing. Klacht kennelijk ongegrond. Van belang is dat verweerder is opgetreden als advocaat van de wederpartij van klager. In die kwaliteit kwam hem een grote mate van vrijheid toe om de belangen van zijn cliënte te behartigen op een wijze zoals dat naar inzicht van zijn cliënte en verweerder het beste zou kunnen gebeuren. Dat was ook de taak van verweerder. Die vrijheid is niet onbeperkt. Zij vindt haar begrenzing in de verplichting om de gerechtvaardigde belangen van de andere partij te respecteren voor zover dat bij dat eerste past. Het staat, kort gezegd, de advocaat van de wederpartij niet vrij om koste wat het kost het gelijk van zijn cliënt te bewerkstelligen en daarbij door grenzen van het jegens de andere partij betamelijke heen te gaan. Dat verweerder die grenzen niet of onvoldoende heeft gerespecteerd blijkt echter niet.

Beslissing van 2 september 2014

in de zaak 14-134

naar aanleiding van de klacht van:

de heer X

wonende te A

klager

tegen:

mr. Y

advocaat te  B 

verweerder

De voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement C van 6 augustus 2014  door de raad ontvangen op 7 augustus 2014, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1    FEITEN

1.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2    De klacht betreft het optreden van verweerder als advocaat van de wederpartij van klager (zijn voormalige echtgenote mevrouw D) in een echtscheidingsprocedure. Mevrouw D heeft een kind gekregen dat bij de geboorte door klager is erkend.

1.3    Tot de te verdelen gemeenschap behoorde een hond die door mevrouw D bij klager was achtergelaten. Deze hond was onderwerp van een procedure tot scheiding en deling die namens mevrouw D aanhangig was gemaakt. In die procedure zijn door verweerder als advocaat van mevrouw D getuigenverklaringen overgelegd waarin emoties zijn verwoord. Onder meer is in deze verklaringen opgenomen dat klager geen omgang met het kind wilde hebben.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a)    verweerder in de procedure over de toedeling van de hond de omgang met het kind ter sprake heeft gebracht en heeft gesteld dat klager geen contact meer met het kind wilde hebben.

b)    verweerder zich in diezelfde procedure in schriftelijke stukken negatief heeft uitgelaten over de ouders en de broer van klager hetgeen door klager als kwetsend en onnodig grievend is ervaren.

c)    verweerder er in dezelfde procedure niet voor heeft gezorgd dat de getuigen zich passend hebben uitgelaten. Daardoor is verweerder tekort geschoten jegens klager omdat hij als advocaat de plicht heeft ervoor te zorgen dat het proces ordentelijk verloopt.

Ter toelichting van de klacht heeft klager nog het volgende naar voren gebracht.

De rechter heeft tijdens de mondelinge behandeling van de kwestie over de hond gevraagd: “Gaat het hier over een hond of gaat het om meer?” Vervolgens is door beide partijen nadrukkelijk aangegeven dat het alleen om de hond ging. Daarin ziet klager een bevestiging dat de opmerking over het kind volstrekt nodeloos is gemaakt en slechts tot doel had om klager ten overstaan van de rechter zwart te maken.

Klager is niet de biologische vader van het kind en het kind is pas geboren nadat de ex echtgenote van klager was vertrokken. Dat is de reden dat klager geen omgang wil met het kind.

Verweerder mag de getuigen niet beïnvloeden maar mag wel verlangen dat de getuigen zich aan het onderwerp houden en volstrekt irrelevante opmerkingen buiten de verklaring houden. Verweerder heeft als eerste getuigenverklaringen in het geding gebracht. De reden dat de getuigen van klager (zijn ouders, broer en schoonzus) negatief verklaard hebben is omdat zij zich geschoffeerd voelden door de getuigen van de ex echtgenote van klager.

3    VERWEER

3.1    Het kind is door verweerder niet betrokken bij de problematiek van de hond. Die procedure is ook niet gestart vanwege omstandigheden die het kind betreffen.

3.2    Er zijn getuigenverklaringen in het geding gebracht waarin emoties zijn voorwoord en waarin mogelijk meer is verwoord dan noodzakelijk. Het is echter niet aan verweerder om invloed uit te oefenen op de inhoud van de verklaringen van de getuigen. De getuigenverklaringen zijn ter zitting door verweerder passend toegelicht.

4    BEOORDELING

4.1    Op de klacht kan, met toepassing van artikel 46g Advocatenwet, door de voorzitter worden beslist.

4.2    Nu deze direct met elkaar samenhangen zal de voorzitter de klachtonderdelen gezamenlijk beoordelen.

4.3    Van belang is dat verweerder is opgetreden als advocaat van de wederpartij van klager. In die kwaliteit kwam hem een grote mate van vrijheid toe om de belangen van zijn cliënte te behartigen op een wijze zoals dat naar inzicht van zijn cliënte en verweerder het beste zou kunnen gebeuren. Dat was ook de taak van verweerder.

4.4    Die vrijheid is niet onbeperkt. Zij vindt haar begrenzing in de verplichting om de gerechtvaardigde belangen van de andere partij te respecteren voor zover dat bij dat eerste past. Het staat, kort gezegd, de advocaat van de wederpartij niet vrij om koste wat het kost het gelijk van zijn cliënt te bewerkstelligen en daarbij door grenzen van het jegens de andere partij betamelijke heen te gaan. Dat verweerder die grenzen niet of onvoldoende heeft gerespecteerd blijkt echter niet.

4.5    Niet is gebleken dat het in het geding brengen van de getuigenverklaringen van mevrouw D bezien vanuit de verplichting van verweerder jegens klager ongeoorloofd was. Over en weer zijn emotionele verklaringen in het geding gebracht waardoor zowel klager als zijn ex echtgenote onaangenaam zijn getroffen. Dit is op zich te betreuren maar moet geplaatst worden in de context van een gecompliceerde echtscheiding, waarin emoties hoog kunnen oplopen. Voorts erkent klager dat verweerder tijdens de mondelinge behandeling van de kwestie van de hond heeft verklaard dat het slechts om deze kwestie ging. Dat verweerder heeft geprobeerd klager ten overstaan van de rechter zwart te maken omdat hij geen contact met het kind wenste komt niet uit de verf en het is niet aannemelijk dat een mondelinge behandeling ten overstaan van de raad daarin verandering zal brengen.

4.6    De voorzitter beoordeelt de klacht in al zijn onderdelen kennelijk ongegrond.

BESLISSING

De klacht wordt afgewezen.

Aldus gewezen door mr. M.F.J.N. van Osch, voorzitter, met bijstand van mr. A.M. van Rossum als griffier op 2 september 2014.

griffier     voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 5 september 2014 per aangetekende en gewone post verzonden aan:

-    klager

en per gewone post aan:

-    verweerder

-    de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten