ECLI:NL:TADRARL:2014:27 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 13-205

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2014:27
Datum uitspraak: 27-01-2014
Datum publicatie: 25-03-2014
Zaaknummer(s): 13-205
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Belangenconflict
Beslissingen: Voorwaardelijke schorsing
Inhoudsindicatie: Ernstige verwaarlozing van klagers belangen in een tweetal voor hem behandelde zaken. Bij de opgelegde maatregel van schorsing van 14 dagen neemt de raad in aanmerking dat verweerder al die tijd op de hoogte was van de uitzichtloosheid van klagers positie en desondanks in zijn passieve houding is blijven volharden, en ook toen hij een grote strafzaak in behandeling nam heeft nagelaten maatregelen te treffen voor de continuïteit van de belangenbehartiging van klager.

Beslissing van 27 januari 2014

in de zaak 13-205

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de raad van 9 september 2013, door de raad ontvangen op 10 september 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement [X] de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 18 november 2013 in aanwezigheid van zowel klager als verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3    De raad heeft kennis genomen van de onder 1.1 genoemde brief van de deken met bijlagen.

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    Klager, zelfstandig consultant, is in het najaar van 2008 benaderd door de heer [I], destijds directeur van [E] B.V., voor hulp bij een onderzoek naar de ICT organisatie van [K]. Blijkens een e-mail van 13 oktober 2008 van [I] aan klager zou de opdracht direct de dag daarna ingaan en gelden voor een periode van 2 maanden. Hoewel blijkens deze e-mail de opdrachtomschrijving nog minutieus diende te worden opgesteld is klager direct daadwerkelijk aan de slag gegaan. Toen later bleek dat contractueel niet alles in orde was heeft hij zich in december 2008 tot verweerder gewend.

2.3    Verweerder besprak met klager dat deze een factuur aan [E] zou sturen. Na bestudering van het dossier zou hij contact met klager opnemen.

2.4    Op 3 januari 2009 heeft klager zelf telefonisch bij [I] navraag gedaan naar het tarief. [I] gaf toe dat het tarief 1625 was. Klager heeft dit telefoongesprek opgenomen en de geluidsopname als digitaal bestand nog diezelfde dag aan verweerder gemaild. In de weken daarna heeft hij meerdere malen vergeefs telefonisch contact met verweerder gezocht. Op 14 januari 2009 heeft klager telefonisch aan verweerders secretaresse laten weten dat hij [I] een nota van € 80.000,00 wil sturen en gevraagd of hij dat kan doen; zijn situatie is nijpend, hij zit al vier maanden zonder inkomen. 

2.5    Op 29 januari 2009 heeft klager opnieuw met [I] gesproken, ook dat gesprek heeft hij opgenomen en aan verweerder gemaild, met verzoek contact met hem op te nemen. Dat geschiedde in de eerste week van februari 2009. Verweerder heeft toen opnieuw toegezegd het dossier te zullen bestuderen. Uiteindelijk resulteerde dit in verzending door klager van een factuur d.d. 2 maart 2009 aan [E] voor een bedrag van € 81.250,00 ex btw, hetgeen neerkomt op een begrote vergoeding voor 50 dagen.

2.6    Een week later ontving klager een reactie van een advocaat uit Roermond, mr. [Z]. Deze reactie leidde hij door naar verweerder. Na herhaalde vergeefse pogingen op 10, 16 en 20 maart 2009 kreeg klager verweerder op 24 maart 2009 aan de telefoon. In dat gesprek vroeg verweerder om betaling van een voorschot van € 5.000,00 alvorens hij verdere actie zou ondernemen. Omdat klager dat geld niet had – de bank had juist te kennen gegeven dat de hypotheekschuld afgelost diende te worden; zijn woning moest verkocht worden – heeft verweerder een toevoeging aangevraagd. Dat verzoek werd medio april 2009 afgewezen. Toen had klager juist de verkoop van zijn woning in gang gezet.

2.7    Vervolgens heeft klager een ongeluk gekregen. Voor afwikkeling van de schade heeft hij bijstand gevraagd aan het kantoor van verweerder. Deze nieuwe zaak werd in behandeling genomen door verweerders kantoorgenote, mr. [C].

2.8    In oktober 2009 liet verweerder weten dat hij de schadezaak van mr. [C] had overgenomen. Hij heeft daar niet bij vermeld dat mr. [C] eerder van kantoor was vertrokken. Het proces-verbaal van het ongeluk was al bij brief d.d. 7 augustus 2009  door de parketsecretaris aan verweerder toegezonden. Verweerder heeft daar niets mee gedaan. De verzekeraar van de automobiliste is niet door hem aangeschreven. De nieuwe advocaat van klager in die zaak heeft bereikt dat de verzekeraar aansprakelijkheid heeft erkend.

2.9    Toen klager zijn woning had verkocht heeft hij op 25 september 2009 het gevraagde voorschot van € 5.000,00 op verweerders derdenrekening overgemaakt. Op herhaald aandringen van klager heeft verweerder op 27 oktober 2009 bevestigd de betaling te hebben ontvangen. Eveneens op klagers aandringen heeft verweerder bij brief van 11 november 2009 aan klager bevestigd dat hij diens zaak tegen [E] in behandeling heeft genomen.

2.10    In de periode daarna heeft klager meerdere malen telefonisch contact met verweerder gezocht. Hij kreeg steeds te horen dat verweerder bezig was beide zaken uit te zoeken. Nadat verweerder op 9 juli 2010 als advocaat van het tableau was geschrapt en zijn zaken waren overgenomen door mr. [L] heeft klager daar inzage in zijn dossier gekregen. Toen heeft hij onder meer een telefoonnotitie van verweerders secretaresse van 28 december 2009 aangetroffen met de volgende inhoud: “Hij vraagt aan mij of er al actie is ondernomen in dit dossier. Ik deel mee dat het dossier bij […] (verweerder, rvd) ligt. Hij ligt onder druk van zijn broer. Deze heeft een alcoholprobleem en […] (klager, rvd) woont bij hem in (om hem te helpen), maar zijn broer wil hem ([klager]) uit huis hebben. Hij wil dat er wat met de dossiers van hem gedaan zal worden. Hij is in januari huisloos. Ik zeg natuurlijk niet dat er nog niks is ondernomen. Dossier gaat termijnagenda in en weer uit en weer in, en weer uit, etc …..”

2.11    Uiteindelijk heeft verweerder klager op 9 februari 2010 op diens logeeradres bij een vriend van hem […] bezocht. Klager heeft hem toen een memorecorder met de opgenomen telefoongesprekken met [I] meegegeven alsmede een tiental met [I] gewisselde e-mails. De memorecorder bevond zich niet bij het dossier dat klager later bij mr. [L] ter inzage kreeg. In zijn antwoord op de klacht over het verdwijnen van de memorecorder heeft verweerder medegedeeld dat klager hem nooit naar dat apparaat had gevraagd.

2.12    Klager heeft de door hem aan verweerder afgegeven e-mails niet terug gevonden in het dossier. Hij heeft daar wel een e-mail aangetroffen van [I] aan verweerder van 12 april 2010 die aanvangt met de woorden “Beste […], long time no see. Leuk om weer eens bij te praten.” en waarin [I] verweerder verzoekt of hij hem bij wil staan bij de incasso van een vordering op [E].

2.13    Na het bezoek van verweerder aan klager heeft klager nog een aantal malen telefonisch contact met verweerder en/of diens kantoor gehad. Verweerder had toegezegd een brief aan de advocaat van [E] te zullen schrijven. Dat is niet gebeurd. Klager heeft de naam van de nieuwe advocaat van [E] achterhaald en aan verweerder doorgegeven maar verweerder heeft daar niets mee gedaan. Ook op klagers laatste e-mail van 3 juni 2010 waarin hij, onder uitleg hoe nijpend zijn situatie is geworden, vraagt of verweerder wel tijd heeft voor zijn zaken of dat hij iemand anders moet zoeken heeft hij geen antwoord gekregen. Eind juni 2010 heeft klagers huisarts ervoor gezorgd dat klager werd opgevangen in de Crisisopvang in Nijmegen.

2.14    Bij brief met bijlagen van 15 mei 2012 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerder:

a)    namens klager is opgetreden tegen een voormalig cliënt, [I], en dat laatste voor hem te verzwijgen. In die oude voor [I] behandelde zaak heeft de tuchtrechter een klacht tegen verweerder terzake declareren voor bijstand in een privé-aangelegenheid aan diens toenmalige werkgever gegrond bevonden.

b)    klager in de zaak tegen [E] B.V. en [I] niet deskundig, bekwaam, onafhankelijk en onbevooroordeeld heeft bijgestaan, onder meer vanwege banden met [I] die voor klager verzwegen werden. Zijn zaak is daardoor doelbewust vertraagd. Er is bewijsmateriaal dat hij verschafte uit het dossier verdwenen. De zaak is verkeerd ingeschat; hij is opzettelijk onjuist voorgelicht.

c)    Gebrekkig en traag heeft gecommuniceerd, zoals bijvoorbeeld met betrekking tot de bevestiging van de betaling van het voorschot en de opdrachtbevestiging, en klager bewust heeft misleid door het te doen voorkomen alsof hij bezig was met bestudering van het dossier terwijl hij in feite niets had ondernomen zoals later aan klager bleek uit een notitie in het dossier.

d)    klager onjuist heeft geïnformeerd over de overname van de letselschadezaak van mr. [C]. 

e)    klager ook in de letselschadezaak niet deskundig, bekwaam en voortvarend heeft bijgestaan en de zaak onjuist heeft ingeschat, de verkeerde strategie heeft gevolgd en klager gebrekkig heeft geïnformeerd.

f)    nadat hij van het tableau was geschrapt en zijn dossiers aan [L] waren overgedragen te suggereren dat hij daar op kantoor werkzaam was en de afwikkeling van de lopende zaken zou kunnen bespoedigen.

4    VERWEER

4.1    Verweerder ziet niet dat het hem niet zou zijn toegestaan een zaak tegen een voormalig cliënt te behandelen. Hij heeft zich niet schuldig gemaakt aan belangenverstrengeling.

4.2    Verweerder betwist dat hij opzettelijk bewijsmateriaal heeft kwijt gemaakt.

4.3    Verweerder is in het laatste kwartaal 2009 en het eerste kwartaal 2010 vrijwel geheel in beslag genomen geweest door een mega strafzaak waaraan hij wel 60 uur per week heeft gewerkt.

4.4    Verweerder heeft ter zitting verklaard dat hij denkt dat er in de letselzaak niets is gedaan. Hij heeft niet op de klacht daarover kunnen reageren omdat hij het dossier dat hij bij mr. [L] had opgevraagd niet van deze heeft gekregen.

5    BEOORDELING

Ad klachtonderdeel a)

5.1    Ingevolge Regel 7 lid 4 van de Gedragsregels 1992 is het een advocaat niet toegestaan tegen een voormalige cliënt van hem op te treden behoudens het bepaalde in onder meer Regel 7 lid 5 sub 3 waar staat dat daarvan kan worden afgeweken indien niet van redelijke bezwaren is gebleken aan de zijde van de partij die zich met het verzoek tot belangenbehartiging tot de advocaat heeft gewend. De zorgvuldigheid die een advocaat bij het in behandeling nemen van een zaak heeft te betrachten brengt dan ook mee dat hij tegenover de nieuwe partij openheid dient te betrachten over dat eerdere optreden voor de tegenpartij, zodat de aspirant-cliënt in staat is zelf na te gaan of sprake zou kunnen zijn van eventuele bezwaren en een afweging te maken of hij tegen de achtergrond van dat eerdere optreden voor de wederpartij zijn belangen aan de advocaat wenst toe te vertrouwen. Verweerder heeft nagelaten klager omtrent zijn eerdere bijstand aan [I] te informeren. Hem treft terzake een tuchtrechtelijk verwijt. Dit onderdeel van de klacht is gegrond.

Ad klachtonderdeel b) en c)

5.2    Hoewel verweerder vooraf met klager had dienen af te stemmen of hij wel voldoende onafhankelijk de belangen van klager tegenover [I] zou kunnen dienen, van opzet van verweerder om klager niet-onafhankelijk en onbevooroordeeld bij te staan en onjuist te informeren is de raad niet gebleken. In zoverre is dit onderdeel van de klacht ongegrond.

5.3    In de periode waarin verweerder klager bijstond – van december 2008 tot juli 2010 – heeft hij niet meer gedaan dan klager aanraden een nota aan [E] te versturen. Met de reactie daarop van de advocaat van [E] heeft hij niets gedaan. Ook met het in februari 2010 bij klager opgehaalde bewijsmateriaal heeft verweerder niets gedaan. Dit alles ondanks de betaling van een substantieel voorschot door klager en verweerders schriftelijke bevestiging dat hij klagers zaak in behandeling had genomen.

5.4    Verweerder heeft nimmer schriftelijk advies aan klager uitgebracht, noch over de haalbaarheid van de zaak, noch over de door hem voorgenomen stappen. Dat mocht klager wel van hem verwachten.

5.5    Verweerder heeft – als hij al reageerde op klagers e-mails en telefonische verzoeken om terug te bellen - klager opzettelijk misleid met mededelingen dat hij doende was met bestudering van het dossier. In werkelijkheid heeft hij niets gedaan, althans niets dat voor klager waarneembaar was. Het door klager aangeleverde bewijsmateriaal in de vorm van opnames van telefoongesprekken met [I], de memorecorder en e-mails tussen klager en [I], heeft zelfs verloren kunnen raken. Pas ter zitting van de raad heeft verweerder verklaard dat de memorecorder bij hem op kantoor ligt. Op de vraag van de voorzitter waarom hij dat nog onder zich heeft antwoordde verweerder dat hij het in zijn kluis had opgeborgen en bij overdracht van de dossiers zich niet gerealiseerd had dat het daar nog was. Hij heeft het een tijdje geleden teruggevonden. Ter zitting is afgesproken dat verweerder het voor 1 december 2013 aan de deken zou bezorgen ter doorgeleiding aan klager. Verweerder heeft aan die afspraak uitvoering gegeven.

5.6    Klagers verwijt dat verweerder klager onvoldoende deskundig en bekwaam heeft bijgestaan, en gebrekkig, traag en misleidend met hem heeft gecommuniceerd is gelet op hetgeen hiervoor is overwogen terecht. Dit is temeer ernstig daar verweerder op de hoogte was van de schrijnende situatie waarin klager zich al die tijd bevond.

Ad klachtonderdeel d) en e)

5.7    Verweerder heeft niet weersproken dat hij klager niet op de hoogte heeft gebracht van het feit dat mr. [C] zijn kantoor had verlaten, noch dat hij het tegenover klager heeft doen voorkomen als wilde hij diens letselschadezaak zelf behartigen. Door aldus te handelen heeft hij klager misleid voor wat betreft de werkelijke reden van de overname van deze zaak. Dat is in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt.

5.8    In de letselschadezaak heeft verweerder niet meer gedaan dan het opvragen van het proces-verbaal. Daar is het bij gebleven. Die zaak nam een aanvang in april 2009. Tot juli 2010, verweerders schrapping van het tableau, heeft hij klager in de waan gelaten dat hij met diens zaak doende was. In werkelijkheid heeft verweerder niets ondernomen dat kon leiden tot erkenning van aansprakelijkheid en vergoeding van klagers schade. Dit nalaten is in ernstige mate strijdig met de zorg die verweerder jegens klager diende te betrachten.

Ad klachtonderdeel f

5.9    Dit onderdeel van de klacht is niet ontvankelijk nu het ziet op verweerders handelen toen hij geen advocaat meer was.

6    MAATREGEL

6.1    Gelet op de ernstige verwaarlozing door verweerder van klagers belangen die hij diende te behartigen is de raad van oordeel dat aan verweerder na te noemen maatregel dient te worden opgelegd. De raad neemt daarbij tevens in aanmerking het gegeven dat verweerder al die tijd op de hoogte was van de uitzichtloosheid van klagers positie en desondanks in zijn passieve houding is blijven volharden, en ook toen hij in het najaar van 2009 de grote strafzaak in behandeling nam heeft nagelaten maatregelen te treffen voor de continuïteit van de belangenbehartiging. Ook het tuchtrechtelijk verleden speelt hierbij een rol.

BESLISSING

De raad van discipline:

De klachtonderdelen a, c, d en e zijn gegrond.

Klachtonderdeel b is gegrond in zoverre als hiervoor is overwogen. Voor het overige is dat onderdeel ongegrond.

Klachtonderdeel f is niet-ontvankelijk.

Aan verweerder wordt terzake de gegrond bevonden onderdelen de maatregel van schorsing in de uitoefening van de praktijk opgelegd voor de duur van 14 dagen. Deze maatregel gaat in zodra verweerder weer op het tableau mocht worden ingeschreven en direct aansluitend op de uitvoering van mogelijk bij eerdere beslissingen van de raad en hof van discipline aan verweerder opgelegde maatregel(en) van schorsing.

Aldus gewezen door mr. S.H. Bokx-Boom, voorzitter, mrs. A.T. Bolt, J.H. Brouwer, R.J.A. Dil en R.P.F. van der Mark, leden, bijgestaan door mr. M.Y.A. Verhoeven als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 27 januari 2014.

griffier    voorzitter