ECLI:NL:TADRARL:2014:268 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 13-289

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2014:268
Datum uitspraak: 01-09-2014
Datum publicatie: 09-10-2014
Zaaknummer(s): 13-289
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Grievende uitlatingen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. zijn medeadvocaten, subonderwerp: Welwillendheid in het algemeen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht van een advocaat tegen optreden van een collega advocaat bij een mondelinge behandeling van een zaak van zijn cliënt. Klager verwijt verweerder dat hij ter zitting niet duidelijk heeft gemaakt voor wie hij optrad en dat hij klagers verzoek om de cliënt van verweerder de proceskosten te laten betalen niet als bedenkelijk had mogen kwalificeren. Verzet ongegrond verklaard. De raad is van oordeel dat de voorzitter bij zijn beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.

Beslissing van 1 september 2014

in de zaak 13-289

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 23 april 2014 op de klacht van:

mr. X

advocaat te A

klager

tegen:

mr. Y

advocaat te B

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Omdat verweerder op dat moment waarnemend deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement C was heeft de toenmalige voorzitter van de raad bij beschikking van 27 november 2013 de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement D aangewezen om voormelde klacht te onderzoeken en af te handelen op de wijze als in de artikelen 46c, 46d en 46e van de Advocatenwet is omschreven.

1.2    Bij brief aan de raad van 25 maart 2014, door de raad ontvangen op 28 maart 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement D de klacht vervolgens ter kennis van de raad gebracht.

1.3    Bij beslissing van 23 april 2014 heeft de voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 25 april 2014 is verzonden aan klager.

1.4    Bij brief van 9 mei 2014 door de raad ontvangen op 9 mei 2014, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5    Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 7 juli 2014 in aanwezigheid van verweerder. Bij brief van 23 juni 2014 heeft klager aan de raad laten weten niet ter zitting te kunnen verschijnen wegens een zitting elders omstreeks datzelfde tijdstip. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.6    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klager van 9 mei 2014.

2    FEITEN EN KLACHT

2.1    Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter, waartegen klager in verzet in zoverre niet opkomt.

3    VERZET

3.1    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in.

3.2    Klager heeft nogmaals uiteengezet dat er wel degelijk onduidelijkheid heeft bestaan over de vraag namens wie verweerder optrad. Voorts heeft klager herhaald dat en waarom verweerder zich in ieder geval op de zitting onmiddellijk aan de zaak had moeten onttrekken. Tenslotte heeft klager nogmaals uiteengezet waarom verweerder het verzoek van klager om de cliënt van verweerder als feitelijke opdrachtgever de proceskosten  te laten voldoen niet met de term bedenkelijk had mogen kwalificeren

4    BEOORDELING

4.1    De raad is van oordeel dat de voorzitter bij zijn beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.

4.2    Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

De raad van discipline:

    verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gewezen door mr. J.R. Veerman, voorzitter en de mrs. F.L.M. Broeders, F.A.M. Knüppe, E.A.T.M. Steverink, E.J. Verster, leden, bijgestaan door mr. A.M. van Rossum, als griffier en in het openbaar uitgesproken op 1 september 2014.

griffier    voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 1 september 2014 per aangetekende brief verzonden aan:

-    klager

en per gewone post aan:

-    verweerder

-    de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement  Gelderland

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.