ECLI:NL:TADRARL:2014:258 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 114/13

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2014:258
Datum uitspraak: 04-07-2014
Datum publicatie: 24-09-2014
Zaaknummer(s): 114/13
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Een advocaat is niet gehouden zelf een verslag op te stellen van een gesprek met de wederpartij en diens advocaat, als de advocaat van de wederpartij het verslag heeft gemaakt en dat een correcte weergave van het besprokene is. De voorzittersbeslissing kan in stand blijven. Verzet is ongegrond.

Beslissing van 4 juli 2014

in de zaak 114/13

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 25 oktober 2013 op de klacht van:

de besloten vennootschap [ ]

vertegenwoordiger de heer [ ]

klaagster

tegen:

mr. [ ]

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 27 september 2013 met kenmerk 2013 KNN 032 A, door de raad ontvangen op 30 september 2013, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Noord-Nederland de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 Bij beslissing van 25 oktober 2013 heeft de voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 6 november 2013 is verzonden aan klager.

1.3 Bij brief van 20 november 2013, per fax verzonden heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van maandag 19 mei 2014 in aanwezigheid van de heer M., namens klaagster, en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.5 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede het verzetschrift van klager d.d. 20 november 2013.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Voor een weergave van de vaststaande feiten verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter, waartegen klaagster in verzet in zoverre niet opkomt.

3 KLACHT EN VERZET

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

verweerder heeft verzuimd zelf de met de wederpartij en diens advocaat gemaakte afspraken schriftelijk vast te leggen. Alleen de advocaat van de wederpartij heeft de afspraken schriftelijk vastgelegd. Voorts heeft verweerder geen enkel resultaat behaald in het geschil met de wederpartij. Verder heeft verweerder verzuimd de akkoordbevinding van klaagster tijdig aan de advocaat van de wederpartij te zenden. Daardoor ging de wederpartij uiteindelijk niet meer akkoord.

3.2 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat:

de voorzitter voorbij is gegaan aan de stelling van klager dat de afspraken, zoals vastgelegd door de advocaat van de wederpartij, voor klaagster niet acceptabel waren. Verweerder heeft de vastlegging door de wederpartij van de gemaakte afspraken correct bevonden. Hij had hiervoor echter geen mandaat.

4 VERWEER

4.1 Verweerder voert aan dat klaagster niet ontvankelijk is omdat het verzetschrift te laat is ingediend. Op de kopie van het verzetschrift staat als datum van ontvangst ter griffie: 22 november 2013. Voor het overige verwijst verweerder naar het schriftelijk verweer zoals vastgelegd in de correspondentie met de deken. De onderhandelingen zijn op 22 februari 2012 niet geheel afgerond. Er moest nog verder onderhandeld worden. De tekeningen waren gewijzigd en daarom moesten prijzen worden aangepast.

5 BEOORDELING

5.1 De raad heeft geconstateerd dat het verzetschrift op 20 november 2013 per fax op de griffie is aangekomen. De stukken zijn echter tevens per gewone post en per aangetekende post verzonden. Die stukken zijn op 22 november 2013 op de griffie aangekomen. Nu het verzetschrift op 20 november 2013 per fax op de griffie is binnengekomen, is de raad van oordeel dat het verzet tijdig is ingesteld en dat klaagster ontvankelijk is in haar verzet.

5.2 Ten aanzien van de gronden van het verzet constateert de raad dat het verzet zich toespitst op klachtonderdeel a. Het oordeel van de voorzitter ten aanzien van klachtonderdeel b staat derhalve niet meer ter discussie, zodat het verzet ten aanzien van dat onderdeel ongegrond is. Ten aanzien van het gestelde over klachtonderdeel a is de raad van oordeel dat de voorzitter terecht tot het oordeel is gekomen dat verweerder niet gehouden was van zijn kant een schriftelijk verslag van de bespreking van 22 februari 2012 te maken nu de wederpartij dat had gedaan (per e-mail van

24 februari 2012) en dit naar de mening van verweerder correct was. Immers per e mailbericht van 27 februari 2012 heeft verweerder aan klaagster aangegeven dat het besprokene correct was vastgelegd door de advocaat van de wederpartij. Bovendien heeft de raad uit de stukken en het verhandelde ter zitting afgeleid dat nog niet alle geschilpunten definitief waren beslecht en dat er nog verder moest worden onderhandeld. Voorts is de raad uit de stukken en het verhandelde ter zitting gebleken dat klaagster ook zelf in een e-mail van 27 februari 2012 aan de advocaat van de wederpartij commentaar heeft gegeven op het schriftelijk verslag van hetgeen op 22 februari 2012 was besproken, hetgeen later door verweerder is geredresseerd. Indien klager zijn bezwaren tegen de schriftelijke vaststelling door de advocaat van de wederpartij had willen handhaven, had hij dat op dat moment moeten kenbaar maken.

5.3 De raad is van oordeel dat het onderzoek in verzet niet heeft geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter van de raad, waarmee de raad zich verenigt.

5.4 Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gewezen door mr. M.M. Lorist, voorzitter, mrs. F. Klemann, L.J. van der Veen, G.J. van der Veer, A.S.M. Zweerman-Oude Breuil, leden en bijgestaan door mr. D.C. van der Kwaak-Wamelink als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 4 juli 2014.

griffier voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 8 juli 2014 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Noord-Nederland

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Op grond van artikel 46h lid 4 Advocatenwet kan van deze beslissing geen hoger beroep worden ingesteld.