ECLI:NL:TADRARL:2014:25 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 13-183
ECLI: | ECLI:NL:TADRARL:2014:25 |
---|---|
Datum uitspraak: | 27-01-2014 |
Datum publicatie: | 25-03-2014 |
Zaaknummer(s): | 13-183 |
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | Waarschuwing |
Inhoudsindicatie: | Verwijt dat verweerder in een tweetal procedures voor klaagster niet naar behoren is opgetreden. In het bijzonder klaagster niet kopieën heeft gezonden van de conclusies van de wederpartij, en haar niet op voorhand in de gelegenheid heeft gesteld om zich uit te laten over de aan eigen zijde te nemen conclusies. In zoverre gegrond. Enkele waarschuwing. |
Beslissing van 27 januari 2014
in de zaak 13-183
naar aanleiding van de klacht van:
[B] B.V.,
klaagster
tegen:
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief aan de raad van 12 augustus 2013 met kenmerk K 13/25, door de raad ontvangen op 12 augustus 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement [X] de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 18 november 2013 in aanwezigheid van zowel de heer [B] namens klaagster als verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.3 De raad heeft kennis genomen van de onder 1.1 genoemde brief van de deken met bijlagen.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.
2.2 Verweerder heeft klaagster bijgestaan in een tweetal kwesties. De eerste betrof een procedure tegen [R] waarin klaagster in hoofdsom € 35.762,00 vorderde. In die zaak was verweerder opvolgend raadsman; hij trad aan nadat de dagvaarding was uitgebracht. Verweerder heeft een onjuistheid in de dagvaarding moeten corrigeren. Hij heeft bij conclusie van repliek de loonvordering gewijzigd in een (lagere) vordering van managementfee. De vordering van de autokosten en andere gedeclareerde kosten heeft verweerder niet in de procedure meegenomen, die dienden vanuit privé te worden gevorderd.
2.3 Verweerder heeft op 26 juli 2011 de conclusie van dupliek aan klaagster toegezonden. Klaagster had toen nog niet de conclusie van repliek van verweerder ontvangen. Zij heeft verweerder bij e-mails van 28 juli en 19 augustus 2011 om toezending daarvan verzocht. Verweerder heeft de conclusie van repliek op 19 augustus 2011 aan klaagster toegezonden, met daarbij een concept voor een akte uitlating na dupliek.
2.4 De rechtbank heeft op 26 september 2012 uitspraak gedaan en daarbij de vordering van klaagster toegewezen. Verweerder heeft het vonnis op 15 oktober 2012 aan klaagster toegestuurd. Verder heeft hij de deurwaarder opdracht gegeven om het vonnis te betekenen en executeren. [R] bood echter geen verhaal. [R] is op 16 januari 2013 in staat van faillissement verklaard. Verweerder heeft de vordering van klaagster van op dat moment € 43.624,37 inclusief rente en kosten bij de curator ingediend. Deze heeft bij brief van 5 februari 2013 aan verweerder bericht dat waarschijnlijk geen uitkering aan concurrente crediteuren is te verwachten.
2.5 Klaagster heeft voor de behandeling van deze zaak een bedrag van € 2.000,00 ex btw aan voorschot betaald. Verweerder heeft geen eindafrekening opgemaakt.
2.6 De tweede zaak die verweerder voor klaagster heeft behandeld betreft verweer tegen een vordering van [D] ter zake de achterstand in de betaling van de huur van servers respectievelijk het verdwijnen van die servers, mogelijk door toedoen van de ex-compagnon van klaagsters bestuurder. In die zaak heeft verweerder met de advocaat van [D] onderhandelingen gevoerd.
2.7 Op enig moment had klaagster met verweerder afgesproken dat deze telefonisch contact met de advocaat van [D] zou opnemen om te onderhandelen. Dat is niet gebeurd. In plaats daarvan heeft verweerder een brief geschreven.
2.8 Klaagster heeft daarop zelf contact met de advocaat van [D] gezocht. Kort daarna is in overleg tussen de advocaten een schikking bereikt.
2.9 Verweerder heeft zijn werkzaamheden in deze zaak op 26 november 2012 aan klaagster in rekening gebracht. De tenaamstelling van de factuur […] was onjuist, de factuur diende op naam van [B] Beheer B.V. gesteld te worden. Klaagster was het niet eens met de hoogte van de declaratie en heeft onder verwijzing naar zijn correcties op de specificatie volstaan met betaling van een gedeelte daarvan.
2.10 Bij brief met bijlagen van 10 februari 2013 heeft klaagster zich bij de deken beklaagd over verweerder.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:
a) afspraken met klaagster niet is nagekomen, in het bijzonder de afspraak in de zaak tegen [R] dat beslag op de rekening courant of een ander vermogensbestanddeel van [R] zou worden gelegd;
b) toezeggingen om binnen bepaalde termijnen actie te ondernemen niet is nagekomen; dit verwijt betreft in het bijzonder de toezegging om met de advocaat van [D] telefonisch contact op te nemen; in plaats daarvan heeft verweerder die advocaat een brief gestuurd; van die brief heeft klaagster geen afschrift ontvangen;
c) zonder overleg met klaagster brieven heeft verzonden, zoals de hiervoor bedoelde brief aan de advocaat van [D];
d) tekort is geschoten in zijn verplichting om klaagster op de hoogte te houden en te informeren over de door hem gezette stappen; dit verwijt ziet in het bijzonder op het niet tijdig toesturen van het concept voor de conclusie van repliek in de zaak tegen [R], van de definitieve conclusie van repliek en van de vaststellingsovereenkomst in de zaak tegen Lage Landen;
e) de zaken heeft gerekt en daardoor erg veel heeft gedeclareerd, terwijl de gedeclareerde bedragen niet in overeenstemming waren met zijn kennis en kunde;
f) klaagster in de zaak tegen [R] onvoldoende voortvarend en deskundig heeft bijgestaan, in het bijzonder doordat hij de kosten niet in de vordering heeft meegenomen, gebrekkig met klaagster heeft gecommuniceerd en de opdracht voortijdig heeft neergelegd met als reden dat klaagster zijn declaratie niet zou hebben voldaan;
g) klaagster in de zaak tegen [D] onvoldoende voortvarend en deskundig heeft bijgestaan, in het bijzonder door gebrekkig met klaagster te communiceren en het zover te laten komen dat de zaak kon worden opgelost nadat klaagster zelf met de advocaat van de wederpartij contact had opgenomen om de zaak te schikken; in deze zaak heeft verweerder volgens klaagster onvoldoende zorgvuldig gedeclareerd door teveel tijd in rekening te brengen en een onjuiste tenaamstelling te gebruiken.
4 VERWEER
4.1 Verweerder voert aan dat hij klaagster deskundig en bekwaam heeft bijgestaan. In de zaak tegen [D] is hij degene geweest die met de advocaat van [D] tot een schikking is gekomen. Hij sluit niet uit dat het telefoontje van klaagster met die advocaat daartoe heeft bijgedragen. Hij betwist dat hij de onderhandelingen ten eigen bate heeft gerekt. Het is vanuit een strategisch oogpunt geweest dat hij steeds rustig de volgende reactie van de wederpartij heeft afgewacht om zo het maximale eruit te halen. Hij heeft tussentijds nauw contact met klaagster onderhouden, ook over de hoogte van het schikkingsbedrag.
4.2 De zaak tegen [R] is eveneens deskundig behandeld. De vordering van klaagster is toegewezen. Dat geen verhaal mogelijk bleek kan hem niet worden verweten. Zijn declaratie was correct en niet bovenmatig. Normaalgesproken stuurt verweerder processtukken in concept aan de cliënt toe. Of hij dat in deze zaak met de concept conclusie van repliek ook heeft gedaan kan hij niet aantonen.
5 BEOORDELING
Ad klachtonderdeel a)
5.1 Dit onderdeel van de klacht ziet op een mogelijke afspraak dat verweerder beslag zou leggen. Die afspraak is niet komen vast te staan. Ter zitting is gebleken dat de mogelijkheid van beslaglegging in het overleg tussen klaagster en verweerder wel aan de orde is geweest, maar dat daarvan in overleg is afgezien. Dit onderdeel van de klacht is dan ook ongegrond.
Ad klachtonderdeel b) en c)
5.2 Zelfs indien verweerder met klaagster heeft besproken dat hij telefonisch contact zou zoeken met de advocaat van [D]- hetgeen door verweerder wordt bestreden - is niet gebleken dat tuchtrechtelijk verwijtbaar is gehandeld door verweerder nu hij niet heeft gebeld, maar een brief heeft geschreven. Dat behoeft immers op zichzelf niet verwijtbaar te zijn zolang de inhoud daarvan strookte met de met klaagster besproken strategie en klaagster daardoor niet is benadeeld. Niet is gebleken dat verweerder van de afgestemde koers is afgeweken noch dat klaagster door de brief is benadeeld. Wel is aannemelijk geworden dat verweerder klaagster niet omtrent de verzending van die brief heeft geïnformeerd en hem geen kopie daarvan heeft gezonden. Of zulks in tuchtrechtelijke zin verwijtbaar is komt onder 5.3 aan de orde.
Ad klachtonderdeel d)
5.3 Verweerder heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij klaagster een concept van de conclusie van repliek heeft gestuurd en haar in de gelegenheid heeft gesteld daarop commentaar te leveren. Dat is wel wat klaagster van hem mocht verwachten. Ook de definitieve conclusie van repliek heeft verweerder niet meteen aan klaagster toegezonden, zij heeft daar bij herhaling om moeten vragen. Deze handelwijze is strijdig met de zorgvuldigheid die verweerder bij de behartiging van klaagsters belangen behoorde te betrachten. Die brengt met zich mee dat een advocaat de cliënt steeds in de gelegenheid stelt om inbreng te leveren op processtukken en hem door middel van kopieën op de hoogte houdt van gewisselde processtukken. Dat laatste geldt ook ten aanzien van gevoerde correspondentie. Dit onderdeel van de klacht is dan ook gegrond. Dat heeft ook te gelden met betrekking tot het verwijt onder c) nu de daar besproken handelwijze – het niet toezenden van een kopie van een brief aan de wederpartij - niet op zichzelf stond.
Ad klachtonderdeel e)
5.4 Klaagster heeft niet aannemelijk gemaakt dat verweerder de behandeling van de twee zaken heeft gerekt en daardoor erg veel heeft gedeclareerd; de raad heeft voor een dergelijke handelwijze geen enkele aanwijzing gevonden. Voor zover klaagster met dit klachtonderdeel beoogt de verschuldigdheid van de declaraties aan de orde te stellen is de raad van discipline niet bevoegd daarover te oordelen. Dit onderdeel van de klacht is ongegrond.
Ad klachtonderdeel f)
5.5 Dat verweerder de autokosten en andere gedeclareerde kosten niet in de procedure tegen [R] had meegenomen heeft hij kunnen verantwoorden. Die kosten dienden zijns inziens vanuit privé gevorderd te worden. Klaagster heeft dat niet weerlegd.
5.6 Voor zover dit onderdeel ziet op onvoldoende communicatie met klaagster is zulks door verweerder gemotiveerd weersproken. Het kan zo zijn dat klaagster graag frequenter overleg en uitwisseling met verweerder had gezien maar dat kost ook tijd en dus geld, terwijl klaagster had aangegeven dat zijn budget voor de dienstverlening beperkt was. Met dat laatste had verweerder ook rekening te houden. Niet is gebleken dat verweerder op cruciale momenten met schadelijke gevolgen voor de procedure in zijn communicatie met klaagster tekort is geschoten.
5.7 Verweerder heeft weliswaar gedreigd de opdracht neer te leggen, maar zover is het feitelijk niet gekomen. Hij behoefde op het moment dat klaagster bezwaar maakte tegen de declaratie alleen nog het vonnis naar de deurwaarder te sturen ter betekening en executie. Dat heeft hij gedaan.
5.8 Dit onderdeel van de klacht wordt dan ook als ongegrond afgewezen.
Ad klachtonderdeel g)
5.9 Dat verweerder in deze zaak onvoldoende met klaagster heeft gecommuniceerd is niet komen vast te staan. De door verweerder volgens zijn verklaring ter zitting gevolgde strategie om af en toe welbewust tijd te laten verstrijken kan effectief zijn. Niet is gebleken van omstandigheden die aan een dergelijke strategie in de weg stonden. Over klaagsters bezwaar tegen de declaratie kan de raad van discipline niet oordelen. Wanneer klaagster haar bezwaar tegen de declaratie zou willen handhaven en verweerder zou het niet betaalde gedeelte bij klaagster willen incasseren, dan zou verweerder zijn declaratie door de raad van toezicht moeten laten begroten. Dat de tenaamstelling van de declaratie niet correct was is weliswaar slordig maar niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Dit onderdeel van de klacht wordt dan ook als ongegrond afgewezen.
6 MAATREGEL
6.1 Gelet op aard en omvang van het aan verweerder te maken tuchtrechtelijk verwijt volstaat de raad met oplegging van na te noemen maatregel.
BESLISSING
De raad van discipline:
De klachtonderdelen c en d zijn gegrond, de overige onderdelen van de klacht zijn ongegrond. Aan verweerder wordt terzake de gegrond bevonden onderdelen de maatregel van enkele waarschuwing opgelegd.
Aldus gewezen door mr. S.H. Bokx-Boom, voorzitter, mrs. A.T. Bolt, J.H. Brouwer, R.J.A. Dil en R.P.F. van der Mark, leden, bijgestaan door mr. M.Y.A. Verhoeven als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 27 januari 2014.
griffier voorzitter