ECLI:NL:TADRARL:2014:249 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 87/13

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2014:249
Datum uitspraak: 01-04-2014
Datum publicatie: 27-08-2014
Zaaknummer(s): 87/13
Onderwerp: Grenzen van het tuchtrecht, subonderwerp: Advocaat in hoedanigheid van deken of tuchtrechter
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:  Handelen van de deken niet in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt.De deken mag zelfstandig ondrzoek doen indien iemand zich afficheert als advocaat terwijl er aanwijzingen zijn dat die persoon dat niet is. Klacht is kennelijk ongegrond.

Beslissing van 1 april 2014

in de zaak 87/13

naar aanleiding van de klacht van:

Stichting [    ]

klaagster

tegen:

mr. [    ]

in zijn hoedanigheid van deken van de orde van advocaten

verweerder

Bij brief van 15 juli 2013 aan de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Noord Nederland, heeft klaagster een klacht ingediend tegen verweerder in zijn hoedanigheid van deken van de orde van advocaten in genoemd arrondissement.

Bij beslissing van 5 augustus 2013 heeft plaatsvervangend voorzitter (hierna "de voorzitter")van de raad de klacht verwezen naar de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Overijssel voor de instructie van de onderhavige klacht.

De voorzitter van de raad van discipline heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Overijssel van 11 maart 2014 met kenmerk 43/13, door de raad ontvangen op 13 maart 2014, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1    FEITEN

1.1    Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan.

1.2    In juli 2013 is verweerder op de hoogte gebracht van het feit dat er correspondentie is verstuurd aan derden die afkomstig is van de ‘Juridische afdeling advocaten en juristen verbonden aan de Stichting C. te L.’  op briefpapier van de stichting met opdruk ‘advocaten en juristen’. Kopieën van brieven van 10 juni 2013 (gericht aan ene L. en ondertekend door mevr. V en mevr. V.V), 24 juni 2013 (weer gericht aan L. en ondertekend door mr. V) en 1 juli 2013 (ook aan L en weer ondertekend door mr. V) bevinden zich bij de stukken en daaruit blijkt bovengenoemde opdruk ‘advocaten en juristen’.

1.3    Verweerder heeft de afdeling advocaten en juristen verbonden aan de Stichting C. gesommeerd zich niet langer te afficheren als advocaat, onder verwijzing naar artikel 435 Wetboek van Strafrecht, bij gebreke waarvan aangifte zou worden gedaan en zo nodig een kortgeding zou worden gestart.

2    KLACHT

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

verweerder een persoonlijk juridisch vete uitspeelt in zijn hoedanigheid van deken tegen de medewerkers van klaagster. Dit uit zich onder meer in het navolgende:

-    verweerder verspreidt laster en smaad. Een voorbeeld hiervan is dat klaagster een ex-vrouw en dochters van een advocaat begeleidt en dat verweerder connecties heeft met die advocaat en sedertdien klaagster lastig valt. Niemand heeft zich ten onrechte voor advocaat uitgegeven, want de stichting heeft een juridische afdeling. Bovendien heeft een advocaat, mr. U., aan klaagster in een zaak waarin klaagster voor een cliënte optreedt,  vreemde brieven gestuurd waarbij de wet wordt overtreden. Verweerder weigert deze zaak te onderzoeken maar beschuldigt medewerkers van klaagster.

-    een ander voorbeeld is dat verweerder machtsmisbruik toepast en partijdig is.

De taak van verweerder als deken en die van advocaat bij het advocatenkantoor H. te G. en de verschillende nevenfuncties gaan niet samen. Steeds weer worden andere belangen vertegenwoordigd.

3    VERWEER

Het verweer luidt – zakelijk weergegeven – als volgt.

3.1    Verweerder voert aan dat hij uit hoofde van de hem opgedragen toezichthoudende taak volstrekt legitiem heeft gehandeld en niet klachtwaardig of tuchtrechtelijk verwijtbaar. Van het verspreiden van laster is geen sprake geweest, noch van misbruik van nevenfuncties.

4    BEOORDELING

De voorzitter stelt voorop dat volgens vaste jurisprudentie van het Hof van Discipline het tuchtrecht ook blijft gelden wanneer een advocaat optreedt in een andere hoedanigheid dan die van advocaat. Indien hij zich bij de vervulling van die andere hoedanigheid zodanig gedraagt (dan wel misdraagt) dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur wordt ondermijnd, zal in het algemeen sprake zijn van een handelen of nalaten in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt, waarvan hem een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Aan dit criterium dient het handelen van verweerder te worden getoetst.

4.1    De voorzitter is van oordeel dat het verweerder, bij zijn toezichthoudende taken, vrijstaat om onderzoek te doen als hem berichten bereiken dat iemand zich voor advocaat uitgeeft die dat niet zou zijn. Dat is immers verboden op grond van artikel 435 lid 3 van het Wetboek van Strafrecht. Verweerder heeft bij brief van 15 juli 2013 (per aangetekende post en e-mail verzonden) bij klaagster in haar hoedanigheid van bestuurder geïnformeerd naar de situatie omtrent het zich uitgeven als advocaat, waarop geen adequaat antwoord is gevolgd. Niet gebleken dat verweerder zich bij zijn onderzoek aan smaad en of laster heeft schuldig gemaakt. Het in het voorbeeld door klaagster gestelde over de rol van verweerder is in het geheel niet onderbouwd. Hetzelfde geldt ten aanzien van het gestelde over het onderzoek naar mr. U. en het beweerde machtsmisbruik. Ook die stellingen worden in het geheel niet onderbouwd. Het enkele feit dat verweerder deken èn advocaat is, betekent niet dat hij zich aan machtsmisbruik schuldig maakt.

4.2    Bovendien heeft de deken van de orde van advocaten in het voormalige arrondissement L. in het verleden reeds onderzoek gedaan naar dezelfde mr. V., waarbij niet gebleken is dat deze persoon advocaat was. De voorzitter is van oordeel dat verweerder onder de geschetste omstandigheden volkomen terecht onderzoek heeft gedaan naar klaagster en haar bestuurders in verband met de vraag of mr. V. dan wel mevr. V. V. zich als advocaat mochten afficheren.  De klacht is dan ook kennelijk ongegrond.

BESLISSING

De voorzitter van de raad van discipline oordeelt de klacht kennelijk ongegrond en wijst deze mitsdien af.

Aldus gewezen door mr. C. van den Noort, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. D.C. van der Kwaak-Wamelink als griffier op 2 april 2014.

griffier                                                                         voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op        april 2014 per aangetekende post verzonden aan:

-    klaagster

en per gewone post aan:

-    klaagster

-    verweerder

-    de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Overijssel

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klaagster en de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Overijssel binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Arnhem - Leeuwarden, Postbus 399, 9400 AJ  Assen (fax: 0592-305759). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.