ECLI:NL:TADRARL:2014:240 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 98/13

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2014:240
Datum uitspraak: 23-05-2014
Datum publicatie: 26-08-2014
Zaaknummer(s): 98/13
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Wat in het algemeen niet betaamt
Beslissingen: Anders
Inhoudsindicatie: De vraag is of in de onderhavige arbeidszaak is afgesproken dat de werkgever een forfaitair bedrag zal betalen als vergoeding voor de rechtsbijstand van de advocaat van werknemer of een maximaal bedrag. Gaat om interpretatie van afspraak. In casu oordeelt de raad dat het om een maximaal te betalen bedrag gaat en het verweer dat het usance is om een forfaitair bedrag af te spreken, wordt verworpen. Voorts wordt de deken gevraagd nader onderzoek te doen naar de door de advocaat van de werknemer aan de zaak bestede tijd naar aanleiding van de stleling van de werkgever dat exorbitant veel uren aan de zaak zijn gespendeerd. Zaak wordt aangehouden voor onerzoek deken.

Beslissing van 23 mei 2014

in de zaak 98/13

naar aanleiding van de klacht van:

[    ]

klaagster

gemachtigde: mr. [    ]

tegen:

mr. [    ]

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de raad van 15 augustus 2013 met kenmerk 2013 KNN 028, door de raad ontvangen op 16 augustus 2013, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Noord-Nederland de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 21 maart 2014 in aanwezigheid van klaagster en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3    De raad heeft kennis genomen van het van de deken ontvangen dossier.

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    Verweerder heeft de heer S. bijgestaan in een arbeidsgeschil met zijn werkgever de stichting V. (hierna V.). Het geschil betrof de beëindiging van de arbeidsovereenkomst. V. werd bijgestaan door mr. K.

2.3    Tijdens een bespreking op 12 juli 2012 hebben partijen een minnelijke regeling bereikt. In een brief van 31 augustus 2012 van de advocaat van klaagster aan verweerder zijn de gemaakte afspraken vastgelegd. In deze brief staat onder meer de volgende passage:

“Voorts vergoedt cliënte aan uw cliënt de door hem in het kader het beëindigingsgeschil gemaakte kosten tot een maximum van € 12.000,- inclusief btw, indien uw cliënt er voor zorg draagt dat de nota’s op naam van cliënte worden gesteld en ook rechtstreeks aan cliënte worden toegezonden.”

2.4    Vervolgens is het verzoek tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst ingediend en bij beschikking d.d. 13 september 2013 van de rechtbank G., sector kanton, is de arbeidsovereenkomst ontbonden.

2.5    In een nadien gevoerde procedure is een brief overgelegd van verweerder aan zijn cliënt d.d. 13 juli 2012. Daarin komen onder meer de navolgende passages voor:

“Verder worden de kosten die gemaakt zijn in het kader van rechtsbijstand, accountancy en fiscale advisering vergoed tot een maximum van € 12.000,-. Van mr. K. heb ik begrepen dat dat daarmee bedoeld wordt: € 12.000,- inclusief BTW. (afkorting-raad)

Het is praktisch dat ik, met betrekking tot de kosten van rechtsbijstand, de Stichting V. een nota stuur. De hoogte daarvan kan ik misschien supplementair zien op het saldo van de nota’s inzake de overige kosten.  (afkorting-raad) 

Ik zal mijn nota dan kunnen aanvullen tot het bedrag van circa € 12.000,-. Mocht dit betekenen dat ik meer uren in rekening breng bij de V. dan gewerkt zijn, zal ik dit meerdere uitbetalen. Mochten er meer uren gewerkt zijn, zal er nog bijbetaald moeten worden. De eerder aan je gestuurde nota’s zullen daarbij worden gecrediteerd en terugbetaald.” (afkorting-raad)

2.6    Verweerder heeft bij brief van 2 augustus 2012 een nota gezonden aan klaagster voor een totaalbedrag van € 11.998,08, zijnde zijn declaratie ten bedrag van € 8.491,74 en de nota’s van de belastingadviseur en de pensioenadviseur.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

verweerder in strijd met de afspraak dat de kosten van rechtsbijstand tot maximaal € 12.000,00 door klaagster zouden worden vergoed, aanspraak heeft gemaakt op het totale bedrag terwijl uit de brief van verweerder aan zijn cliënt de mogelijkheid volgt dat een lagere vergoeding verschuldigd zou zijn.

Toelichting

Duidelijk is afgesproken dat het bedrag van € 12.000,00 een maximaal bedrag betrof. Verweerder kon slechts een nota sturen voor de door hem verrichte werkzaamheden voor zover deze het totaalbedrag niet te boven zouden gaan. Het meerdere zou voor rekening van de cliënt van verweerder komen en wanneer de cliënt minder kosten zou maken, zou klaagster het mindere hoeven te betalen.

In zijn brief van 13 juli 2012 aan zijn cliënt schrijft verweerder dat als de kosten minder zijn en het bedrag van maximaal € 12.000,00 inclusief BTW, verweerder de niet gewerkte uren toch bij klaagster in rekening zal brengen en dat hij, hetgeen hij dan teveel ontvangt, aan zijn cliënt zou uitbetalen. Dit is in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt en tuchtrechtelijk verwijtbaar.

4    VERWEER

4.1    Verweerder heeft aangevoerd dat in het kader van de schikking betreffende de beëindiging van het dienstverband van klaagster en de cliënt van verweerder de afspraak is gemaakt dat er ten opzichte van derden geen negatieve uitlatingen worden gedaan. Verweerder meent dat klaagster het recht niet toekomt om een klacht over zijn optreden in te dienen.

4.2    Voor zover klaagster wel ontvankelijk is in haar klacht, voert verweerder aan dat bij de beëindigingsonderhandelingen is overeengekomen dat naast de vergoeding ook een bedrag in rekening zou worden gebracht in het kader van de kosten van de juridische bijstand, fiscale en pensioenadviezen, ten bedrage van maximaal € 12.000,00 inclusief BTW. Dit is een gebruikelijke gang van zaken in het kader van de ontbinding van een arbeidsovereenkomst. Het overeengekomen bedrag is aan te merken als een forfaitair bedrag en geen maximum. Ten tijde van de bespreking van 12 juli 2012 was het bedrag van € 12.000,00 een schatting van de kosten. Het betrof niet alleen de kosten van rechtsbijstand, maar ook die van een belastingconsulent en een pensioenadviseur. Pas op 31 augustus 2012 heeft de gemachtigde van klaagster de gemaakte afspraken vastgelegd met de formulering dat de overeengekomen kosten maximaal € 12.000,00 incl. BTW mogen bedragen.

4.3    Ook is gebruikelijk dat de advocaat het saldo van de op dat moment bekende kosten ter zake van advisering inzake pensioen en fiscus door middel van een eigen aanvullende factuur zodanig verhoogt dat uitgekomen wordt op een bedrag nabij € 12.000,00. Bij beëindigingsonderhandelingen als deze is het gebruikelijk dat de door de wederpartij te betalen kosten worden gefixeerd. De gefixeerde bedragen dienen administratief te worden ondersteund door middel van facturen, zodat het bedrag van € 12.000,00 in de administratie verantwoord wordt.

4.4    Uiteindelijk bleek de nota in verband met de kosten van de pensioenbeoordeling hoger uit te vallen dan aan klaagster was meegedeeld en heeft verweerder de nota voldaan uit het door klaagster betaalde bedrag. De factuur betreffende het honorarium van verweerder blijkt achteraf slechts ten dele het daadwerkelijk aantal gewerkte uren te omvatten. Er zijn nu in ieder geval niet meer uren in rekening gebracht dan er daadwerkelijk zijn gewerkt.

5    BEOORDELING

5.1    De raad is van oordeel dat klaagster ontvankelijk in haar klacht is hoewel de afspraak is gemaakt tussen klaagster en de cliënt van verweerder dat ten opzichte van relevante derden geen negatieve uitlatingen worden gedaan. Terecht heeft klaagster aangevoerd  dat deze afspraak haar recht om op grond van de Advocatenwet een klacht in te dienen tegen verweerder als gemachtigde niet aantast.

5.2    De raad is van oordeel dat, gelet op de duidelijke bewoordingen in de brief van de gemachtigde van klaagster van 31 augustus 2012 aan verweerder, moet worden uitgegaan van een maximale vergoeding en niet van een forfaitaire. De stelling van verweerder dat het usance is om uit te gaan van een forfaitair bedrag doet hieraan niet af. Bovendien heeft verweerder geen bezwaar gemaakt tegen de formulering in genoemde brief van 31 augustus 2012 waarin expliciet van een maximum wordt gesproken.

5.3    De raad is van oordeel dat, nu vaststaat dat het niet om een forfaitair bedrag gaat, maar om een maximaal bedrag, terwijl tevens vaststaat dat verweerder in zijn brief van 13 juli 2012 aan zijn cliënt aangeeft dat hij, als zijn declaratie minder bedraagt dan € 12.000,00, het meerdere aan zijn cliënt zal overmaken, hetgeen in strijd zou zijn met de afspraak dat ten hoogste een vergoeding van € 12.000,00 zal worden betaald (wat er ook moge zijn van de kosten van de belastingconsulent en de pensioenadviseur), thans eerst moet worden vastgesteld hoeveel tijd verweerder aan de zaak van zijn cliënt heeft besteed en welke vergoeding hem daarbij zou toekomen. Van belang daarbij is of verweerder meer uren in rekening heeft gebracht bij klaagster dan hij daadwerkelijk aan de zaak heeft besteed, waarbij hij het teveel ontvangene vervolgens aan zijn cliënt heeft uitbetaald. De raad is van oordeel dat het aan de deken is om hier onderzoek naar te doen, alvorens een uitspraak te doen over de klacht en met name de vraag of verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. 

BESLISSING

De raad van discipline:

draagt de deken in het arrondissement Noord-Nederland op onderzoek te doen naar de door verweerder aan het geschil tussen zijn cliënt en klaagster daadwerkelijk aantal gewerkte uren. De raad gaat ervan uit dat de deken de resultaten van zijn onderzoek binnen twee maanden na verzending van de onderhavige beslissing aan de raad kan doen toekomen.

Aldus gewezen door mr. A.E. Zweers, voorzitter, mrs. F. Klemann, M.L.C.M. van Kalmthout, H.J.P. Robers, G.J. van der Veer, leden en bijgestaan door mr. D.C. van der Kwaak-Wamelink als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 23 mei 2014.

griffier                                                             voorzitter                           

Deze beslissing is in afschrift op 26 mei 2014 per aangetekende brief verzonden aan:

-    klaagster

-    verweerder

-    de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Noord-Nederland

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze tussenbeslissing is slechts  hoger beroep mogelijk tegelijk met de eindbeslissing.