ECLI:NL:TADRARL:2014:224 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 13-235

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2014:224
Datum uitspraak: 14-07-2014
Datum publicatie: 19-08-2014
Zaaknummer(s): 13-235
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Beleidsvrijheid
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klaagster verwijt haar advocaat dat zij zich onvoldoende zou hebben ingespannen in een zaak tegen haar verhuurder met betrekking tot overlast van de buren. Verweerster heeft klaagster per brief er op gewezen dat zij diens claim jegens de verhuurder niet sterk achtte en dat het bewijs van de geleden schade niet te leveren zal zijn. Klaagster heeft vervolgens zelf gesteld dat er een vertrouwensbreuk was, zodat het verwijt dat verweerster haar werkzaamheden vervolgens ten onrechte zou hebben neergelegd geen gegronde klacht oplevert.

Beslissing van 14 juli 2014

in de zaak 13-235

naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

tegen:

verweerster

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de raad van 18 september 2013 met kenmerk RvT 13-0164/LB/sd, door de raad ontvangen op 19 september 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 12 mei 2014 in aanwezigheid van verweerster. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3    De raad heeft kennis genomen van:

-    De brief van de deken Midden-Nederland d.d. 18 september 2013 met de daarop genoemde bijlagen 1 tot en met 6;

-    De brief van klaagster d.d. 17 april 2014

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    In november 2012 heeft klaagster verweerster benaderd in verband met een conflict dat zij met haar benedenburen en verhuurder - die tevens aan de benedenburen verhuurde - had. Zij verzocht verweerster om haar belangen te behartigen. De benedenburen van klaagster stelden geluidsoverlast van haar te hebben en om te onderzoeken of dat mogelijk te maken zou kunnen hebben met de laminaatvloer van klaagster, wilde de verhuurder de vloer van klaagster controleren. De laminaatvloer had klaagster tegen betaling van de vorige bewoner overgenomen. Verweerster adviseerde klaagster mee te werken aan de controle van de vloer, maar klaagster weigerde dit. Zij wilde in plaats daarvan de verhuurder aansprakelijk stellen voor de schade die zij leed als gevolg van de overlast die zij van haar onderburen ondervond. Verweerster raadde klaagster af om een dergelijke procedure te gaan volgen, vanwege de beperkte kans van slagen en het risico dat klaagster zou worden veroordeeld in de proceskosten.

2.3    Bij brief van 29 januari 2013 heeft de advocaat van de verhuurder klaagster in gebreke gesteld in verband met overlast. Bij brief van 11 februari 2013 heeft verweerster daarop namens klaagster gereageerd en vroeg zij om overleg. In de maanden daarna is er geen contact geweest tussen klaagster en verweerster. Daarna heeft klaagster – zonder met verweerster te overleggen – zelf gecorrespondeerd met de verhuurder en bij brief van 17 juni 2013 heeft zij de verhuurder gevraagd om ontbinding van de huurovereenkomst met onmiddellijke ingang.

2.4    Eveneens op 17 juni 2013 verzocht klaagster verweerster om haar schadeclaim richting de verhuurder aan de rechter voor te leggen. Per e-mail van 19 juni 2013 aan verweerster stelde klaagster dat er een vertrouwensbreuk zou ontstaan als verweerster klaagster niet de volgende dag voor 12.00 uur zou bellen. Verweerster heeft klaagster niet gebeld voor dat tijdstip noch heeft zij een procedure aanhangig gemaakt.

2.5    Bij brief met bijlagen van 20 juni 2013 heeft klaagster zich bij de deken beklaagd over verweerster.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a)    zij zich onvoldoende zou hebben ingespannen om de verhuurder te bewegen actie te ondernemen tegen de andere huurder inzake de overlast en de privéterreur in het leven van klaagster;

b)    zij haar werkzaamheden heeft neergelegd op een wijze dat dossieroverdracht en voorbereiding gevaar lopen en klaagster het risico loopt dat zij haar verdediging niet op tijd op orde zou hebben.

4    BEOORDELING

Ad klachtonderdeel a)

4.1    Met het eerste klachtonderdeel betoogt klaagster dat verweerster zich onvoldoende zou hebben ingespannen om de verhuurder tot actie bewegen terzake de door klaagster ervaren overlast van haar benedenburen. Klaagster wilde dat verweerster namens haar een procedure zou starten tegen de verhuurder en om schadevergoeding zou vragen. Bij de beoordeling wordt vooropgesteld dat een advocaat voor het – in overleg met zijn cliënt – te voeren beleid een ruime vrijheid toekomt en dat een tuchtrechtelijke maatregel eerst geïndiceerd kan zijn indien de advocaat bij de behandeling van de zaak kennelijk onjuist optreedt of adviseert en de belangen van de cliënt daardoor kunnen worden geschaad. Daarbij is tevens van belang dat de advocaat bij de behandeling van de zaak de leiding heeft en dat hij vanuit zijn eigen professionele verantwoordelijkheid dient te bepalen met welke aanpak de belangen van zijn cliënt het beste zijn gediend. De advocaat dient daarbij wel zorgvuldig te werk te gaan en tegenover zijn cliënt geen onduidelijkheid te laten bestaan over zijn aanpak en over datgene waartoe hij niet bereid is.

4.2    Uit de brief van 4 juni 2013 van verweerster aan klaagster blijkt dat verweerster klaagster erop heeft gewezen dat zij haar claim jegens de verhuurder niet sterk achtte en dat het bewijs van de (hoogte van de) geleden schade niet te leveren zal zijn. Verweerster stelt klaagster ook tijdens een bespreking op 7 februari 2013 te hebben verteld dat zij een procedure kansloos achtte en dat klaagster het risico liep om veroordeeld te worden in de proceskosten. Verweerster heeft dit niet betwist.

4.3    Desondanks gaf klaagster verweerster op 17 juni 2013 de opdracht om een procedure te starten. Nog voordat verweerster daarop heeft kunnen reageren, zegde klaagster op 20 juni 2013 al een vertrouwensbreuk aan. Deze omstandigheden leveren geen tuchtrechtelijk verwijt aan de zijde van verweerster op. Het al of niet voeren van een procedure is ter beoordeling van de advocaat en deze hoeft geen procedure te beginnen die in zijn of haar ogen kansloos is. Klachtonderdeel a) is ongegrond.

Ad klachtonderdeel b)

4.4    Uit de stellingen van klaagster blijkt dat zij degene is geweest die op 20 juni 2013 een vertrouwensbreuk tussen partijen heeft vastgesteld. Dat verweerster haar werkzaamheden toen heeft neergelegd, althans dat zij toen niet meer is ingegaan op het verzoek van klaagster om namens haar een procedure te starten, kan de raad begrijpen. Een tuchtrechtelijk verwijt zou hier slechts aan de orde zijn als de belangen van klaagster door de handelwijze van verweerster direct zouden zijn geschaad, bijvoorbeeld door het aflopen van een termijn. Klaagster heeft geen feiten en omstandigheden gesteld die daarop kunnen duiden en dergelijke feiten en omstandigheden zijn ook niet gebleken. 

4.5    De stelling van klaagster dat dossieroverdracht en dossiervorming in gevaar zouden zijn gekomen, is door klaagster  niet nader onderbouwd. Uit het dossier blijkt niet van een verzoek tot overdracht van het dossier waaraan verweerster niet zou hebben meegewerkt. Ook de – niet nader onderbouwde - stelling dat klaagster het risico zou lopen dat zij haar verdediging niet op tijd op orde zou krijgen, kan haar niet helpen. Er was (nog) geen procedure aanhangig gemaakt door de wederpartij. Klachtonderdeel b) is ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline:

Verklaart de klachtonderdelen a) en b) ongegrond.

Aldus gewezen door: mr. J.R. Veerman, voorzitter, mrs. A.T. Bolt, F.A.M. Knüppe, R.J.A. Dil, H. Dulack, leden, bijgestaan door mr. S. Le Noble als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 14 juli 2014.

griffier    voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 14 juli 2014 per aangetekende brief verzonden aan:

-    klaagster

-    verweerster

en per gewone post aan:

-    de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.