ECLI:NL:TADRARL:2014:218 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 13-148

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2014:218
Datum uitspraak: 19-02-2014
Datum publicatie: 06-08-2014
Zaaknummer(s): 13-148
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Beleidsvrijheid
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Verzet tegen voorzittersbeslissing ongegrond. Klacht is wederom onvoldoende gesubstantieerd.

Beslissing van 19 februari 2014

in de zaak 13-148

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 15 juli 2013 op de klacht van:

[    ]klaagster

tegen:

mr.

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de raad van 1 juli 2013 met kenmerk RvT 1213-0032-LB/sd, door de raad ontvangen op 2 juli 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    Bij beslissing van 15 juli 2013 heeft de voorzitter van de raad de klacht kennelijk  ongegrond  verklaard, welke beslissing op 16 juli 2013 is verzonden aan klaagster.

1.3    Bij brief van 26 juli 2013 door de raad ontvangen op 30 juli 2013, heeft klaagster binnen de in artikel 46h Advocatenwet gestelde termijn verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.4    Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 25 november 2013 in aanwezigheid van verweerder. Klaagster is, hoewel behoorlijk opgeroepen, zonder opgave van reden niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.5    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klaagster van 26 juli 2013.

2    FEITEN EN DE KLACHT

Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter, waartegen klager in verzet komt.

3    VERZET

3.1    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat:

a.    verweerder niet alle originele stukken (waaronder twee uiterst belangrijke documenten), die hij heeft achtergehouden tegen de wil van klaagster in,  aan klaagster heeft teruggegeven;

b.    verweerder als gevolg van het achterhouden van originele stukken het hoger beroep dat klaagster in wilde stellen op het spel heeft gezet;

4    BEOORDELING

4.1    De gronden a en b voor het verzet lenen zich voor een gezamenlijke beoordeling. 

4.2    Klaagster voert –opnieuw- aan dat verweerder stukken heeft achtergehouden. In het verzetschrift specificeert klaagster wederom onvoldoende om welke stukken het zou gaan en welk belang de stukken voor een eventueel in te stellen hoger beroep zouden hebben. Ook thans is onvoldoende komen vast te staan dat verweerder stukken heeft achtergehouden.

4.3    Voor zover klaagster zou willen aanvoeren – geheel duidelijk is dit niet – dat verweerder na overleg met de curator, zonder toestemming van klaagster, ten onrechte geen hoger beroep heeft ingesteld, geldt het volgende:

Deze grond voor het verzet betreft een nieuw aspect van de klacht dat eerder geen onderdeel is geweest van de klacht, gelet op de klachtomschrijving die in de voorzittersbeslissing is opgenomen en gelet op de onderliggende stukken. Daargelaten dat deze grond reeds daarom geen reden kan vormen voor een gegrondverklaring van het verzet, overweegt de raad dat het een advocaat vrij staat om in het kader van een eventueel door hem in te stellen hoger beroep, contact op te nemen met derden, zoals in het onderhavige geval de curator, teneinde zich een goed oordeel van de situatie en de feiten die spelen te vormen. 

4.4    Nu het verzet van klaagster tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

De raad van discipline:

Verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gewezen door mr. M.J. Grapperhaus, voorzitter, mrs. F.A.M. Knüppe, , A.M.T. Weersink, H.H. Tan en E.J. Verster, leden, bijgestaan door mr. P.J.G. van den Boom als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 19 februari 2014.

griffier    voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 24 februari 2014 per aangetekende post verzonden aan:

-    klaagster

en per gewone post aan:

-    verweerder

-    de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement  Midden-Nederland

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.