ECLI:NL:TADRARL:2014:2 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 119a/11

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2014:2
Datum uitspraak: 31-01-2014
Datum publicatie: 18-02-2014
Zaaknummer(s): 119a/11
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen: Berisping
Inhoudsindicatie: Een advocaat behoort in geval van ziekte de zaak op een behoorlijke wijze over te dragen aan een andere advocaat. De waarnemer moet weten wat de stand van zaken is en wat er moet gebeuren. Klacht gegrond, maatregel berisping.

Beslissing van 31 januari 2014

in de zaak 119a/11 en 119/b/11

naar aanleiding van de klacht van:

de heer [ ] (119a/11)

klager

tegen:

mr. [ ]

verweerster

en

de heer [ ] (119b/11)

klager

tegen

mr. [ ]

verweerster

In de zaak 119a/11 en 119b/11

1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van met kenmerk 1011/54, door de raad ontvangen op 19 december 2011, heeft de deken van de orde van advocaten in het voormalige arrondissement Z. de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 14 december 2012. De raad heeft besloten de zaak ter nadere instructie terug te sturen naar de deken waarbij de raad de deken heeft gevraagd met name te onderzoeken of de klacht alleen gericht is tegen mr. X of ook tegen mr. Y.

1.3 Bij brief van 17 juni 2013 heeft de deken de klacht wederom ter kennis van de raad gebracht. De behandeling van de zaak heeft vervolgens plaatsgevonden op 22 november 2013 in aanwezigheid van klager en mr. Y. Mr. X is niet ter zitting verschenen. Zij heeft laten weten dat zij niets meer met de raad van discipline te maken wil hebben. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4 De gang van zaken is als volgt geweest. De raad heeft mr. X per aangetekende en per gewone post verzonden brief d.d. 9 oktober 2013 opgeroepen om te verschijnen ter zitting van de raad van 22 november 2013.

1.5 Daaraan voorafgaand, bij brief van 7 september 2013, heeft de partner van mr. X aan de raad van discipline laten weten dat mr. X zich

“resoluut, onvoorwaardelijk en definitief distantieert van een organisatie die evident door en door verrot is en zelfs homodiscriminatie door advocaten tijdens de uitoefening van hun beroep tolereert. X wenst niets meer met de orde van advocaten te maken te hebben. U hoeft geen klachten tegen X meer te behandelen, geen zittingen te houden: u heeft geen jurisdictie over X. Op het u laatst bekende adres X te A. is X niet meer gevestigd en ik ben niet meer bereid om post van de orde naar X door te geleiden. Post voor X zal haar niet meer bereiken”. (afkortingen - raad)

1.6 Vervolgens heeft de griffier van de raad schriftelijk bij de gemeente A. geïnformeerd naar het adres van mr. X. Daarop ontving de raad een brief van de partner van mr. X, eveneens ondertekend door mr. X, waarin het volgende wordt meegedeeld:

“Op 7 september 2013 zond ik u bijgevoegde fax. Kennelijk ben ik niet duidelijk genoeg geweest, want zojuist bereikte ons het bericht dat u heeft geprobeerd om via de gemeente A. het adres van mijn partner te achterhalen.

Voor de duidelijkheid: beiden wensen wij met rust gelaten te worden. Mijn vrouw heeft zich nadrukkelijk gedistantieerd van de advocatuur. Zij wenst nadrukkelijk NIETS meer van u te vernemen. Er is geen wettelijke plicht of gedragsregel waarom zij nog met u zou moeten communiceren. Mocht u ons nogmaals proberen te benaderen, zullen wij aangifte tegen u persoonlijk doen van stalking.” (afkortingen - raad)

1.7 Bij brief van 25 september 2013 heeft de griffier aan de partner van mr. X uitgelegd waarom de GBA informatie is gevraagd. Vervolgens is mr. X bij brief van 9 oktober 2013 opgeroepen om te verschijnen op de zitting van de raad van discipline van 22 november 2013 te G.

1.8 De raad heeft kennis genomen van het van de deken ontvangen dossier;

2. FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Op 26 november 2010 heeft een intakegesprek plaatsgevonden tussen klager en mr. X met betrekking tot een voorgenomen echtscheiding. Daarbij heeft klager de jaarstukken 2008 en 2009 aan mr. X overhandigd.

Vervolgens is op 24 december 2010 een toevoeging afgegeven aan klager op naam van mr. X. Op 6 december 2010 heeft een zitting van de rechtbank te L. plaats gevonden, waarbij mr. X klager bijstond. Vervolgens is de zaak aangehouden voor nadere reacties.

2.3 Op 20 december 2010 heeft mr. X het kantoor van mr. Y, die destijds haar patroon was, na onenigheid, verlaten waarbij zij een aantal dossiers heeft meegenomen, zonder toestemming van mr. Y. Mogelijkerwijs bevond zich daarbij ook het dossier van klager. Mr. X ontkent echter dat dossier te hebben meegenomen.

2.4 Mr. X heeft klager bijgestaan tot en met de zitting van 6 december 2010 bij de rechtbank te L. Mr. X heeft zich vervolgens op 7 december 2010 ziek gemeld bij mr. Y.

In de zaak 119a/11

3. KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat mr. X tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

zij nalatig is geweest bij het aanleveren van informatie bij de rechtbank te L. waardoor de rechter niet tot een goed besluit heeft kunnen komen. Er ontbraken jaarstukken. Aan klager is daardoor een te hoge alimentatieverplichting opgelegd. Bovendien heeft mr. X het dossier niet overgedragen aan de opvolgend advocaat, toen deze daarom vroeg. Ook verwijt klager mr. X dat zijn dossier in het ongerede is geraakt waardoor de kans bestaat dat privacy gevoelige informatie ‘ergens op straat ligt’.

Toelichting

Klager had financiële stukken van zijn bedrijf meegenomen naar een bespreking met mr. X, maar deze waren, volgens mr. X, voor de berekening van de draagkracht niet nodig. Dit werd mondeling bevestigd door mr. Y. Na de zitting van 6 december 2010 deelde mr. Y klager mee dat toch financiële stukken van het bedrijf dienden te worden aangeleverd en klager heeft die stukken aan mr. Y overhandigd. Vervolgens is uit de beschikking voorlopige voorzieningen d.d. 21 december 2010 gebleken dat de rechtbank heeft overwogen dat klager niet de benodigde commerciële jaarstukken van zijn bedrijf over een periode van drie jaar voorafgaand aan de behandeling van de zaak, heeft overgelegd. Daardoor is de rechtbank ervan uitgegaan dat klager een inkomen had waarmee hij in staat was om de gevraagde alimentatie te betalen.

4. VERWEER

4.1 Mr. X voert aan dat mr. Y, haar toenmalige patroon, de zaak in behandeling had en dat verweerster geen blaam treft. Subsidiair stelt verweerster zich op het standpunt dat zij de zaak heeft behandeld onder verantwoordelijkheid van mr. Y. Zij wilde de zaak niet aannemen en na ruggespraak met mr. Y heeft mr. Y de inhoudelijke behandeling overgenomen, terwijl mr. X formeel de advocaat was. Tijdens de zitting op 6 december 2010, waarbij mr. X klager bijstond, is volgens mr. X afgesproken dat de jaarstukken nog zouden worden overgelegd. Dat heeft zij met mr. Y gecommuniceerd. Vanaf 7 december 2010 was zij echter niet meer voor mr. Y werkzaam.

5. BEOORDELING

5.1 Hoewel behoorlijk opgeroepen, heeft mr. X er blijkbaar voor gekozen niet ter zitting te verschijnen ter gelegenheid van de mondelinge behandeling van de onderhavige klachtzaak. Gelet op de correspondentie die namens mr. X door haar partner met de griffier van de raad van discipline is gevoerd, heeft de raad geen aanleiding gezien de inhoudelijke behandeling van de klachtzaak aan te houden teneinde mr. X in de gelegenheid te stellen zich nader te verweren.

5.2 Ten aanzien van de klacht zelf is de raad tot het oordeel gekomen dat mr. X niet voor een juiste overdracht van de zaak aan mr. Y heeft zorg gedragen. Als onweersproken staat vast dat mr. X klager aanvankelijk heeft bijgestaan in de echtscheidingsprocedure. Na haar ziekte heeft zij mr. Y meegedeeld dat een draagkrachtberekening noodzakelijk was. Achteraf is gebleken dat dat niet nodig was, maar dat enkel nog gereageerd mocht worden op de reactie van de wederpartij op het verweerschrift van klager. Dit blijkt uit genoemde beschikking van de rechtbank te L. d.d. 21 december 2010, pagina 1, één na laatste alinea. In dezelfde beschikking overweegt de rechtbank op pagina 4 - kort samengevat - dat klager de jaarstukken van de maatschap over de daaraan voorafgaande drie jaren had dienen over te leggen en dat niet heeft gedaan. De conclusie is dat de rechtbank onvoldoende informatie heeft ontvangen van de kant van klager. Dit is mr. X aan te rekenen. Zij heeft mr. Y onjuiste informatie verstrekt. Daardoor is aan klager een te hoge alimentatieverplichting opgelegd. De klacht is derhalve gegrond.

6. MAATREGEL

6.1 Alle feiten en omstandigheden in aanmerking nemende en gelet op de ernst van de verweten gedraging, te weten het onjuist overdragen van de zaak aan verweerster, waardoor de rechtbank niet over de juiste financiële gegevens van klager heeft beschikt, komt de raad tot de navolgende maatregel, waarbij de raad tevens meeweegt dat door de slordige overdracht niet zorgvuldig is omgegaan met de belangen van klager.

BESLISSING

De raad van discipline:

oordeelt de klacht gegrond en legt de maatregel van berisping op.

In de zaak 119b/11

7. KLACHT

7.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat mr. Y tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

zij nalatig is geweest bij het aanleveren van informatie bij de rechtbank te L. waardoor de rechter niet tot een goed besluit heeft kunnen komen. Bovendien is zijn dossier in het ongerede geraakt.

Toelichting

Klager merkt op dat hij niet de dupe wilt worden van een conflict tussen mr. Y en mr. X, waarbij beiden elkaar over en weer verwijten maken. Klager werd aanvankelijk tot en met 6 december 2010 bijgestaan door mr. X. Na de zitting van 6 december 2010 deelde mr. Y, die de zaak van klager wegens ziekte van mr. X had overgenomen, mee dat alsnog jaarstukken dienden te worden aangeleverd. Gelet op de beslissing van de rechtbank d.d. 21 december 2010 is er iets niet goed gegaan in de aanlevering van de stukken omdat de rechtbank daarin overweegt dat de benodigde jaarstukken niet tijdig aan de rechtbank zijn overgelegd en dat enkel nog maar gereageerd kon worden op de reactie van de wederpartij van klager op diens verweerschrift. Bovendien verwijt klager mr. Y dat zijn dossier op het kantoor van mr. Y in het ongerede is geraakt, waarvan hij niet weet of dat aan mr. X dan wel mr. Y is te wijten. Gevolg hiervan is echter wel dat de kans bestaat dat privacy gevoelige informatie ‘ergens op straat ligt’.

8. VERWEER

8.1 Mr. Y betwist het dossier te hebben overgenomen. Na de zitting van 6 december 2010 deelde mr. X haar mee dat er nog een draagkrachtberekening moest worden ingediend. Deze is door mr. Y opgesteld en bij de rechtbank ingediend omdat mr. X zich op 7 december 2010 had ziek gemeld. Vervolgens bleek dat de rechtbank na de zitting van 6 december 2010 geen gelegenheid meer had gegeven om een draagkrachtberekening in te dienen, maar dat enkel gereageerd mocht worden op de reactie van de wederpartij van klager op klagers verweerschrift. Vanwege het ontbreken van het dossier kon mr. Y niet zien welke stukken indertijd bij de rechtbank waren ingediend. Uit haar brief van 10 december 2010 leidt mr. Y af op dat zij de jaarstukken 2008, 2009 en 2010 heeft ingediend. Bovendien, indien de rechtbank over onvolledige gegevens beschikte, had altijd nog wijziging van de beschikking voorlopige voorzieningen kunnen worden gevraagd. Het is mr. Y niet bekend of de opvolgend advocaat wijziging heeft verzocht. Ten aanzien van het conflict met mr. X voert mr. Y aan dat zij is overvallen door de acties van mr. X.

9. BEOORDELING

9.1 De raad is van oordeel dat het ten deze gaat om het handelen van mr. Y tijdens de ziekte van mr. X. Klager heeft aangevoerd dat hij na de zitting van de rechtbank te L. op 6 december 2010 de nodige financiële gegevens aan mr. Y heeft verstrekt. Dit is door mr. Y erkend. Mr Y heeft - onweersproken - gesteld dat zij de jaarstukken van 2008, 2009 en 2010 bij de rechtbank heeft ingediend met een draagkrachtberekening. Voorts heeft zij aangevoerd dat haar nadien uit brieven van de rechtbank waaronder een brief van 15 december 2010 is gebleken dat de rechtbank niet om een draagkrachtberekening heeft gevraagd maar om een nadere reactie op stukken van de wederpartij van klager. De raad is van oordeel dat mr. Y mocht afgaan op de informatie van mr. X omdat geen schriftelijke stukken voorhanden waren waaruit bleek welke informatie de rechtbank wilde hebben. Dat de rechtbank, zoals nadien gebleken is, klager niet in de gelegenheid heeft gesteld nog een draagkrachtberekening over te leggen maar andere informatie heeft gevraagd, kan mr. Y niet worden verweten. Zij mocht afgaan op hetgeen mr. X haar had meegedeeld. De klacht is derhalve ongegrond.

9.2 Het feit dat het dossier in het ongerede is geraakt, is mr. Y evenmin te verwijten. Vaststaat immers dat de zaak aanvankelijk werd behandeld door mr. X, terwijl tevens vaststaat dat mr. X zonder toestemming van mr. Y dossiers heeft meegenomen, hoewel niet vaststaat dat het dossier van klager ook daaronder valt. Niet gebleken is echter en zulks is ook niet aannemelijk, dat het dossier door toedoen van mr. Y in het ongerede is geraakt. Onder die omstandigheden treft mr. Y geen verwijt. De klacht is dan ook ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline:

oordeelt de klacht ongegrond.

Aldus gewezen door mr. A.E. Zweers, voorzitter, mrs. E. van Asselt-Pronk, G. Ham, J.A. Holsbrink, N.H.M. Poort, leden, bijgestaan door mr. D.C. van der Kwaak-Wamelink als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 31 januari 2014.

griffier voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 3 februari 2014 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweersters

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement O.

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- klager in de zaak 119b/11

- verweerster in de zaak 119a/11

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement O.

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a. Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c. Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl