ECLI:NL:TADRARL:2014:18 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 13-156

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2014:18
Datum uitspraak: 03-02-2014
Datum publicatie: 25-03-2014
Zaaknummer(s): 13-156
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht tegen eigen advocaat. Klager verwijt verweerder dat hij over vertrouwelijke stukken heeft beschikt, terwijl hij daar niet over had mogen beschikken. Klager heeft niet onderbouwd om welke stukken het zou gaan. De raad heeft ook niet kunnen vaststellen dat verweerder zonder goedkeuring van klager processtukken naar de rechtbank zou hebben gestuurd. Klachten ongegrond.

Beslissing van 3 februari 2014

in de zaak 13-156

naar aanleiding van de klacht van:

de heer M.

[adres]

klager

tegen:

mr. X

advocaat te A.

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de raad van 2 juli 2013 met kenmerk RvT 1213-0014/LB/sd, door de raad ontvangen op 3 juli 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 16 december 2013 in aanwezigheid van klager en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3    De raad heeft kennis genomen van de in 1.1 genoemde brief van de deken aan de raad en van de stukken zoals vermeld op de bij de brief gevoegde inventarislijst.

1.4    Ter zitting zijn door klager pleitnotities overgelegd. Deze pleitnotities maken onderdeel uit van het proces-verbaal van de zitting.

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    Verweerder is verwikkeld in een echtscheidingsprocedure. In de procedure werd hij in eerste instantie bijgestaan door mr. B. en later door mr. M.

2.3    Begin december 2011 liet mr. M. zich schrappen van het advocatentableau en stapte zij over naar het advocatenkantoor van verweerder om daar haar werkzaamheden voort te zetten als juridisch medewerkster. Zij bleef de belangen van klager behartigen, maar omdat er voor de rechtbank werd geprocedeerd is verweerder de feitelijke werkzaamheden gaan verrichten.

2.4    Klager heeft de samenwerking met verweerder op 18 juli 2012 beëindigd, kort nadat mr. M. het kantoor van verweerder had verlaten. Klager heeft zich daarna gewend tot het kantoor van mr. D. met het verzoek de behandeling van zijn zaak over te nemen. Verweerder heeft zijn dossier overgedragen aan de opvolgend advocaat.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:

a)    te beschikken over vertrouwelijke informatie die niet met verweerder is gedeeld en ook niet voor verweerder bedoeld was, en hierdoor de vertrouwelijkheid binnen verweerders kantoor te schenden;

b)    op eigen houtje processtukken in klagers zaak naar de rechtbank te sturen zonder deze stukken ter goedkeuring aan klager voor te leggen;

c)    klager geen kopieën te verstrekken van de processtukken die verweerder aan de rechtbank heeft gestuurd;

d)    klager kosten in rekening te brengen o.a. voor een pleitnota, die klager noch heeft gezien noch in kopie heeft ontvangen;

e)    klager zelden een officieel document van de rechtbank door te sturen;

f)    klager declaraties te sturen voor niet verrichte of slecht verrichte werkzaamheden;

g)    te verzuimen klagers volledige procesdossier over te dragen aan de opvolgende advocaat van klager.

4    BEOORDELING

4.1    Ten aanzien van klachtonderdeel a)

Klager heeft zich erover beklaagd dat verweerder de beschikking zou hebben gehad over vertrouwelijke informatie die binnen zijn kantoor beschikbaar was, doch die niet voor verweerder bestemd was. Uit het verhandelde ter zitting heeft de raad kunnen afleiden dat klager hier doelt op stukken die klager in handen had gesteld van mr. M. die als juridisch medewerkster werkzaam was op het kantoor van klager.

4.2    De raad overweegt in dit verband dat vaststaat dat mr. M. geen feitelijke werkzaamheden in de zaak van klager kon verrichten, omdat het haar aan de bevoegdheid ontbrak om in rechte op te treden. Omdat mr. M. haar werkzaamheden onder verantwoordelijkheid van verweerder verrichte en verweerder als advocaat de verantwoordelijkheid droeg voor de zaak van klager en daarom ook voor zijn dossier, kan de raad niet inzien welke stukken in dat dossier voor verweerder geheim hadden moeten blijven.

4.3    Wat daarvan ook zij, nu verweerder heeft betwist dat hij de vertrouwelijkheid op enigerlei wijze heeft geschonden had het op de weg van klager gelegen te onderbouwen over welke stukken verweerder heeft beschikt terwijl hij niet over deze stukken had mogen beschikken. Dit heeft klager nagelaten. De feiten die door klager ten grondslag zijn gelegd aan dit klachtonderdeel, zijn dan ook niet komen vast te staan.

Het klachtonderdeel is daarom ongegrond.

4.4    De klachtonderdelen b, c en e lenen zich voor gezamenlijke behandeling.

De raad heeft op basis van het dossier en het verhandelde ter zitting niet kunnen vaststellen dat verweerder zonder goedkeuring van klager processtukken naar de rechtbank zou hebben gestuurd en evenmin dat verweerder zou hebben nagelaten kopieën aan klager te verstrekken van stukken die aan de rechtbank zijn gestuurd. Klager heeft ook niet nader uitgewerkt welke stukken hij niet van verweerder heeft ontvangen.

4.5    De raad constateert dat de feiten die door klager ten grondslag zijn gelegd aan zijn verwijten, niet zijn komen vast te staan. De klachtonderdelen b), c) en e) zijn daarom eveneens ongegrond.

4.6    De klachtonderdelen d) en f) lenen zich voor gezamenlijke behandeling.

De kern van deze klachten is dat verweerder ten onrechte kosten heeft gerekend voor werkzaamheden die hij niet danwel gebrekkig zou hebben verricht.

4.7    Verweerder heeft deze verwijten gemotiveerd betwist door te stellen dat hij al zijn werkzaamheden heeft gespecificeerd en zijn werkzaamheden zijn te herleiden naar de (proces)stukken die in en in verband met de procedure tot stand zijn gekomen. Verweerder heeft voor de voorbereiding van een (alimentatie)zitting handgeschreven pleitaantekeningen gemaakt welke aantekeningen op de mondelinge behandeling zijn gebruikt ter ondersteuning van het verweer. Deze werkzaamheden zijn in de urenspecificatie gespecificeerd als ‘opstellen pleitnota’, waardoor bij klager de indruk is gewekt dat er een ‘officiële’ pleitnota zou zijn.

4.8    Op basis van het voorgaande acht de raad het aannemelijk dat verweerder werkzaamheden heeft verricht ter voorbereiding op de zitting. Dat deze danwel de andere door verweerder in rekening gebrachte werkzaamheden niet danwel gebrekkig zouden zijn verricht, is de raad niet gebleken. De klacht dat verweerder kosten zou hebben gerekend voor werkzaamheden die niet zijn verricht, komt dan ook onvoldoende uit de verf.

4.9    Deze klachtonderdelen zijn eveneens ongegrond.

4.10    Klachtonderdeel g

Verweerder heeft gemotiveerd betwist dat hij in gebreke is gebleven bij de overdracht van het dossier. Ter zitting heeft klager erkend dat zijn opvolgend advocaat een deel van het dossier heeft ontvangen van mr. M. en dat het andere gedeelte van het dossier is verstrekt door verweerder. Volgens klager zouden enkel nog de pleitnotities in het dossier ontbreken. Nu vast is komen te staan dat deze pleitnotities (enkel) schriftelijke aantekeningen betroffen en de opvolgend advocaat kenbaar had gemaakt geen behoefte te hebben aan schriftelijke aantekeningen, overweegt de raad dat verweerder heeft voldaan aan zijn verplichting om het hem ter beschikking staande dossier over te dragen.

Het klachtonderdeel deelt daarom het lot van de andere klachtonderdelen en is eveneens ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline verklaart de klacht in al zijn onderdelen ongegrond.

Aldus gewezen door mr. B.P.J.A.M. van der Pol, voorzitter, mrs. A.T. Bolt, J.R.O. Dantuma, R.J.A. Dil en P.R.M. Noppen, leden, bijgestaan door mr. G.H.J. Spee als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 3 februari 2014.

griffier    voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 5 februari 2014 per aangetekende post verzonden aan:

-    klager

-    verweerder

-    de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.