ECLI:NL:TADRARL:2014:155 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 13-236

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2014:155
Datum uitspraak: 19-05-2014
Datum publicatie: 10-06-2014
Zaaknummer(s): 13-236
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Dreigementen
Beslissingen: Klacht gegrond, zonder maatregel
Inhoudsindicatie: Verzet zaak. Verzet ten dele gegrond. Gelet op de rol van advocaat in een familiezaak, waarbij kinderen betrokken zijn, en gelet op de mediation formule in het kinderconvenant had verweerster voorzichtiger moeten opereren dan zij heeft gedaan en zoveel mogelijk de-escalerend moeten optreden.

Beslissing van 19 mei 2014

in de zaak 13-236

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 7 oktober 2014 op de klacht van:

mevrouw X

wonende te A

klaagster

tegen:

mr. Y

advocaat te  A

verweerster

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de raad van 18 september 2013 door de raad ontvangen op 19 september 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    Bij beslissing van 7 oktober 2013 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 8 oktober 2013 is verzonden aan klaagster.

1.3    Bij fax en bij brief van 21 oktober 2013,  waarvan de fax op 21 oktober 2013 door de raad is ontvangen, is namens klaagster tijdig verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.4    Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 10 maart 2014 in aanwezigheid van klaagster, bijgestaan door haar gemachtigde en verweerster, bijgestaan door haar kantoorgenoot. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.5    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift.

2    FEITEN EN KLACHT

2.1    Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter, waartegen klaagster in verzet in zoverre niet opkomt.

3    VERZET

In haar verzetschrift herhaalt klaagster haar bezwaren tegen het optreden van verweerster zoals uiteengezet in haar klachten en licht deze nader toe.

4    BEOORDELING

4.1    Bij de beoordeling maakt de raad een onderscheid tussen de klachtonderdelen a en b. De raad is van oordeel dat de voorzitter bij haar beoordeling van klachtonderdeel a de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Ook in de verzetprocedure is niet gebleken dat verweerster op tuchtrechtelijk verwijtbare wijze onjuiste feiten in de aan klaagster gerichte brief van 21 juni 2013 heeft gesteld met name ten aanzien van de woonplaats van de dochter. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klaagster aangevoerde gronden niet slagen voor wat betreft klachtonderdeel a en heeft de voorzitter dit klachtonderdeel terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden. Voor wat betreft klachtonderdeel a is het verzet derhalve ongegrond.

4.2    Voor wat betreft klachtonderdeel b verklaart de raad het verzet gegrond. De raad beoordeelt de passage zoals opgenomen in genoemde brief: “Cliënt is zich ervan bewust dat uw vordering van circa € 1624 niet opweegt tegen de te maken kosten in een procedure. Deze kwestie is echter een principe kwestie voor cliënt en hij is bereid tot het uiterste te gaan om zijn gelijk te halen. U dient zich daarvan bewust te zijn bij het nemen van uw beslissing om deze zaak al dan niet voort te zetten.” gelet op de aard van de zaak te zwaar aangezet met het risico van escalatie van het conflict. Dit onderdeel van de klacht wordt dus in verdere behandeling genomen en nader onderzocht.

4.3    De raad beoordeelt klachtonderdeel b als volgt. Gelet op de rol van advocaat in een familiezaak, waarbij kinderen betrokken zijn, en gelet op de mediation formule in het kinderconvenant (tussen partijen staat vast dat daarvan sprake is) had verweerster voorzichtiger moeten opereren dan zij heeft gedaan en zoveel mogelijk de-escalerend moeten optreden. Voor zover het klachtonderdeel b betreft heeft verweerster derhalve niet gehandeld zoals een behoorlijk advocaat betaamt. Echter de raad oordeelt de verweten handelwijze weer niet zodanig ernstig verwijtbaar dat aan verweerster een maatregel moet worden opgelegd.

BESLISSING

De raad van discipline:

-    verklaart het verzet voor zover het klachtonderdeel a betreft ongegrond.

-    verklaart het verzet voor zover het klachtonderdeel b betreft gegrond.

-    verklaart klachtonderdeel b gegrond. Aan verweerster wordt geen maatregel opgelegd.

Aldus gewezen door mr. K.H.A. Heenk, voorzitter, mrs. B.E.J.M. Tomlow, K.F. Leenhouts, C.J. Lunenberg-Demenint, R.P.F. van der Mark , leden, bijgestaan door mr. A.M. van Rossum als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 19 mei 2014.

griffier    voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 19 mei 2014 per aangetekende brief verzonden aan:

-    klaagster

-    verweerster

en per gewone post aan:

-    de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement  Gelderland.

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.