ECLI:NL:TADRARL:2014:154 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 13-210

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2014:154
Datum uitspraak: 19-05-2014
Datum publicatie: 10-06-2014
Zaaknummer(s): 13-210
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen: Waarschuwing
Inhoudsindicatie: Verweerder heeft de zaak zonder reden te lang laten liggen, is vervolgens een afspraak met klaagster en een toezegging in zijn brief aan de deken niet nagekomen, en heeft ten slotte op de valreep voor het verstrijken van de verjaringstermijn daadwerkelijk de cheques aan de buitenlandse advocaat van klaagster toegezonden, daarmee het risico op de koop toe nemend dat de mogelijkheid om de cheques bij een bank te verzilveren verloren zou gaan. Van verweerder had verwacht mogen worden dat hij, nadat hij zijn verzuim had opgemerkt, spoorslags de cheques naar het door klaagster gewenste adres had verzonden. Door dit na te laten, heeft verweerder jegens klaagster niet gehandeld zoals een behoorlijk advocaat betaamt.

Beslissing van 19 mei 2014

in de zaak 13-210

naar aanleiding van de klacht van:

mevrouw X

wonende te A

klaagster

tegen:

mr. Y

advocaat te B

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de raad van 13 september 2013 door de raad ontvangen op 16 september 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Z de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 10 maart 2014 in aanwezigheid van klaagster. Van verweerder heeft de raad een mail ontvangen van 4 februari 2014 waarin hij meedeelt wegens andere activiteiten niet ter zitting aanwezig te kunnen zijn. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    Klaagster heeft verweerder in 2011 ingeschakeld voor onder meer een  kwestie, die in het buitenland speelde. Die kwestie betrof de verzilvering van een zevental cheques die in 1991 door een debiteur van de (nadien overleden) echtgenoot van klaagster aan de echtgenoot waren verstrekt tot betaling van een partij hout.

2.3    Tussen partijen staat vast dat er in november 2012 e-mail correspondentie is geweest tussen klaagster en verweerder en dat toen is afgesproken dat verweerder de cheques naar klaagster zelf (aldus klaagster) of naar de buitenlandse advocaat van verweerder, mr. D, (aldus verweerder) zou sturen.

2.4    Bij brief van 22 januari 2013 heeft klaagster zich bij de deken beklaagd over verweerder.

2.5    In zijn brief aan de deken van 19 februari 2013 heeft verweerder voorgesteld dat hij de cheques en bijbehorende stukken (na het akkoord van klaagster) zo spoedig mogelijk naar de buitenlandse advocaat van verweerder zou sturen, die hij daarover reeds had benaderd en die de kwestie zou behandelen.

2.6    Bij e-mail van 25 juni 2013 heeft verweerder aan klaagster geschreven dat hij het dossier lang had laten liggen en daarvoor zijn verontschuldigingen aanbood, maar dat de cheques inmiddels aan mr. D waren toegezonden.

2.7    Eind mei/begin juni 2013 heeft mr. D de stukken ontvangen.

2.8    In het buitenland is over de kwestie van de cheques geprocedeerd. De cheques bleken niet zonder meer bij een bank te incasseren te zijn. In eerste aanleg heeft klaagster de procedure verloren.

2.9    Per 31 december 2013 is verweerder op eigen verzoek uitgeschreven als advocaat.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij niet heeft gereageerd op verzoeken van klaagster en niet (tijdig) actie heeft ondernomen wanneer dat nodig was.

3.2    In eerste aanleg heeft klaagster de procedure verloren. Klaagster wijt dit aan het feit dat mr. D tijdens het pleidooi, dat op 17 oktober 2013 in de procedure is gehouden, niet de beschikking had over het contract op basis waarvan de houtleveranties hadden plaatsgevonden en waarvoor de cheques waren afgegeven. Verweerder had volgens klaagster eerder aangegeven dat dit contract niet direct van belang was. Dat bleek later in de buitenlandse procedure toch anders te zijn. Als de cheques eerder door mr. D waren ontvangen had hij nog op tijd voor het pleidooi het contract bij de betreffende instantie in het buitenland kunnen opvragen, aldus klaagster.

4    VERWEER

4.1    Verweerder voert aan dat hij wel tijdig actie heeft ondernomen door eerst na te gaan of de cheques überhaupt nog geïncasseerd konden worden, hetgeen het geval bleek te zijn tot 19 juni 2013. Voor die datum zijn de cheques aan (de buitenlandse advocaat van) klaagster toegezonden.

5    BEOORDELING

5.1    De raad constateert dat nadat de kwestie in 2011 in behandeling was genomen het tot november 2012 heeft geduurd alvorens verweerder bij klaagster op de kwestie is teruggekomen, waarna echter opnieuw geen directe actie is ondernomen, en zulks ook niet nadat klaagster in januari 2013 de onderhavige klacht had ingediend en ook niet nadat verweerder in zijn brief aan de deken van februari 2013 had laten weten dat hij de cheques zou opsturen. Het heeft vervolgens, volgens de stelling van klaagster waarop verweerder niet heeft gereageerd, tot  eind mei 2013 geduurd voordat verweerder de cheques daadwerkelijk aan mr. D heeft toegezonden, zijnde op het nippertje voordat de cheques zouden verjaren ( op 19 juni 2013 aldus verweerder).

5.2    Verweerder heeft de zaak zonder reden te lang laten liggen, is vervolgens een afspraak met klaagster en een toezegging in zijn brief aan de deken niet nagekomen, en heeft ten slotte op de valreep voor het verstrijken van de verjaringstermijn daadwerkelijk de cheques aan de advocaat van klaagster in het buitenland toegezonden, daarmee het risico op de koop toe nemend dat de mogelijkheid om de cheques bij een bank te verzilveren verloren zou gaan. Van verweerder had verwacht mogen worden dat hij, nadat hij zijn verzuim had opgemerkt, spoorslags de cheques naar het door klaagster gewenste adres had verzonden. Door dit na te laten, heeft verweerder jegens klaagster niet gehandeld zoals een behoorlijk advocaat betaamt.

5.3    De door klaagster ter zitting overgelegde brief van verweerder aan mr. D van 23 mei 2013 is voor de beoordeling van de zaak niet relevant en zal de raad buiten beschouwing laten.

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart de klacht gegrond. Aan verweerder wordt de maatregel van een enkele waarschuwing opgelegd.

Aldus gewezen door mr. K.H.A. Heenk, voorzitter, mrs. B.E.J.M. Tomlow, K.F. Leenhouts, C.J. Lunenberg-Demenint, R.P.F. van der Mark , leden, bijgestaan door mr. A.M. van Rossum als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 19 mei 2014.

griffier    voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 19 mei 2014 per aangetekende brief verzonden aan:

-    klaagster

-    verweerder

en per gewone post aan:

-    de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.