ECLI:NL:TADRARL:2014:15 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 13-316

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2014:15
Datum uitspraak: 20-01-2014
Datum publicatie: 24-03-2014
Zaaknummer(s): 13-316
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: klacht tegen advocaat wederpartij in een echtscheiding dat zij haar cliënte op basis van een toevoeging bijstaat terwijl zij weet dat het vermogen van haar cliënte de daaraan gestelde grenzen overschrijdt, is kennelijk niet-ontvankelijk.

Beslissing van 20 januari 2014

in de zaak 13-316

naar aanleiding van de klacht van:

[naam]

[aders]

klager

tegen:

mr.[naam]

advocaat te [plaats]

verweerster

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna “de voorzitter”) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland van 23 december 2013 met kenmerk K13/157 door de raad ontvangen op 23 december 2013, en van de op de bij deze brief gevoegde inventarislijst vermelde stukken genummerd van 1 tot en met 7.

1 FEITEN

1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2 Klager is verwikkeld in een echtscheidingsprocedure. In deze procedure staat verweerster de (ex-)echtgenote van klager bij.

1.3 Bij brief d.d. 6 oktober 2013 heeft klager de onderhavige klacht bij de deken ingediend.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:

a) namens haar cliënte een beroep te doen op en gebruik te maken van, door de overheid gefinancierde rechtsbijstand in de wetenschap dat haar cliënte daar niet voor in aanmerking komt omdat ze beschikt over meer inkomsten, financiële middelen en vermogen dan volgens de norm toegelaten, waarmee verweerster de belangen van klager bewust heeft geschaad;

b) onder meer uit het oogpunt van eigen belang haar cliënte onvoldoende voor te lichten over de mogelijkheden van mediation en door zich onvoldoende in te spannen ten behoeve van het bereiken van een regeling in der minne (waarbij ook het feit dat haar cliënte gebruik maakte van door de overheid gefinancierde rechtsbijstand een rol speelde) en de voorkeur te geven aan een gerechtelijke procedure alvorens andere mogelijkheden te beproeven. Zo heeft verweerster zonder dat daar behoefte aan was namens haar cliënte een procedure voorlopige voorzieningen aanhangig gemaakt.

3 VERWEER

3.1 Het verweer komt voor zover noodzakelijk bij de bespreking van de diverse klachtonderdelen aan de orde.

4 BEOORDELING

4.1 Op de klacht kan, met toepassing van artikel 46g Advocatenwet, door de voorzitter worden beslist.

ad klachtonderdeel a)

4.2 De voorzitter overweegt dat het klachtrecht niet in het leven is geroepen voor een ieder, doch slechts voor degene die door een handelen of nalaten van een advocaat in zijn belang getroffen is of kan worden. Voor zover in het algemeen belang een tuchtrechtelijke toetsing is vereist, wordt het klachtrecht uitgeoefend door de deken.

4.3 Klager beklaagt zich erover dat verweerster op oneigenlijke gronden een toevoeging voor haar cliënte heeft aangevraagd. Wanneer een advocaat een opdracht aanvaardt dient hij de financiële consequenties daarvan met de cliënt te bespreken. Een advocaat dient bij het begin van de zaak en verder telkens wanneer daartoe aanleiding bestaat te overleggen of er termen zijn te trachten door de overheid gefinancierde rechtshulp te verkrijgen. Verweerster heeft in de zaak van mevrouw X tegen klager klaarblijkelijk aanleiding gezien om een toevoeging voor gefinancierde rechtshulp aan te vragen. Over het al dan niet aanvragen van een toevoeging voor haar cliënte hoefde verweerster aan klager geen verantwoording af te leggen.

4.4 Klager heeft gemotiveerd aangegeven dat voor mevrouw X geen toevoeging behoorde te worden aangevraagd. Zelfs als de voorzitter veronderstellenderwijs aanneemt dat verweerster over wetenschap beschikte op grond waarvan zij wist of had moeten weten dat mevrouw X niet in aanmerking diende te komen voor een toevoeging, dan betekent dat nog niet dat klager als tegenpartij van mevrouw X een eigen belang heeft bij het ageren tegen rechtsbijstandsverlening op toegevoegde basis. De beslissing of wel of niet een toevoeging kan worden afgegeven ten behoeve van de cliënt is aan de Raad voor Rechtsbijstand, die zelfstandig toetst. De toevoeging houdt verband met de overeenkomst van opdracht die geldt tussen de advocaat en zijn cliënt. Die cliënt en niet diens wederpartij heeft een rechtstreeks eigen belang bij eventuele klachten betreffende toevoegingen. Klager komt ter zake geen klachtrecht toe. Dit klachtonderdeel is kennelijk niet-ontvankelijk.

ad klachtonderdeel b)

4.5 Van belang is dat klager zich met zijn klachten richt tot de advocaat van de wederpartij. Aan deze komt een grote mate van vrijheid toe om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goeddunkt. Die vrijheid is niet onbeperkt; deze kan onder meer ingeperkt worden indien de advocaat feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zij in strijd met de waarheid zijn, of indien de advocaat (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt, zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend.

4.6 Op geen enkele wijze is gebleken dat verweerster de vrijheid die zij heeft om de belangen van haar cliënte op de wijze die haar goeddunkt te behartigen heeft overschreden. Uit het feit dat tussen klager en mevrouw X geen mediation heeft plaatsgevonden en dat verweerster namens haar cliënte een procedure tot het treffen van voorlopige voorzieningen aanhangig heeft gemaakt, kan niet worden afgeleid dat verweerster in strijd met regel 3 van de gedragsregels heeft gehandeld.

4.7 Klachtonderdeel b) is kennelijk ongegrond.

BESLISSING

Wijst de klacht in beide onderdelen af.

Aldus gewezen door mr. K.H.A. Heenk, voorzitter, met bijstand van mr. H.A.M. Ritsma-Hartman als griffier op 20 januari 2014.

griffier voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 22 januari 2014 per aangetekende post en per e-mail verzonden aan:

• klager

en per gewone post aan:

• verweerster

• de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland

• de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten