ECLI:NL:TADRARL:2014:141 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 13-87

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2014:141
Datum uitspraak: 13-01-2014
Datum publicatie: 09-06-2014
Zaaknummer(s): 13-87
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Verzet tegen voorzittersbeslissing ten dele gegrond; klacht in al zijn onderdelen ongegrond. Verweerder heeft onduidelijkheid laten bestaan over de condities waartegen de opdracht is aanvaard, met name of een prijsafspraak is gemaakt. Verweerder is klaagster daarin tegemoet gekomen door de declaratie in vergaande mate te crediteren. Ten onrechte heeft de voorzitter overwogen dat uit het verzoek de opdracht voort te zetten kan worden afgeleid dat klaagster tevreden was over de belangenbehartiging. Overigens kan niet worden vastgesteld dat verweerder zich onvoldoende heeft ingespannen voor klaagster.

Beslissing van 13 januari 2013

in de zaak 13-87

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 26 april 2013 op de klacht van:

[    ]klaagster

tegen:

mr.

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de raad van 28 maart 2013 met kenmerk RVT1213-0031/LB/SD, door de raad ontvangen op 29 maart 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    Bij beslissing van 26 april 2013 heeft de voorzitter van de raad de klacht afgewezen als zijnde kennelijk ongegrond, welke beslissing op 26 april 2013 is verzonden aan klaagster.

1.3    Bij brief van 8 mei 2013 door de raad per e-mail ontvangen op 8 mei 2013, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.4    Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 9 september 2013 in aanwezigheid van klaagster, bijgestaan door de heer K. en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.5    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klaagster van 8 mei 2013.

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, uitgegaan van de feiten zoals die door de voorzitter zijn weergegeven.

3    KLACHT EN VERZET

3.1    Voor de inhoud van de klacht wordt verwezen naar de voorzittersbeslissing die aan deze beslissing is gehecht.

3.2    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat:

-    de voorzitter de klacht te beperkt heeft beoordeeld;

-    verweerder in strijd met de gemaakte prijsafspraak zijn declaraties heeft verzonden;

-    het op de weg van verweerder had gelegen om financiële afspraken duidelijk vast te leggen en dat, nu hij niet meer heeft gereageerd op de e-mail van 28 november 2011 van klaagster, vast is komen te staan dat de zaak binnen  tien uur zou worden afgewikkeld, althans dat omstreeks 10 uur aan klaagster in rekening zouden worden gebracht;

-    in het gesprek van 25 april 2012 een afspraak is gemaakt. Er is dus een overeenkomst tot stand gekomen. Het was niet de bedoeling dat hetgeen mondeling is overeengekomen in een vaststellingsovereenkomst zou worden gegoten. Bovendien week de vaststellingsovereenkomst af van hetgeen mondeling is afgesproken;

-    er andere motieven ten grondslag lagen aan het verzoek van verweerder om de zaak voort te zetten. Ten onrechte heeft de voorzitter overwogen dat uit het verzoek van klaagster aan verweerder de zaak af te ronden zou zijn af te leiden dat klaagster tevreden was over de wijze waarop verweerder de zaak heeft behandeld;

-    verweerder tekort geschoten is in de belangenbehartiging van klaagster. Hij heeft verklaringen overgelegd in de procedure die niet zijn ondertekend. Het moet verweerder duidelijk zijn geweest dat hij daarmee niet kon volstaan;

-    verweerder ten onrechte de stukken niet terstond aan de rechtbank heeft overgelegd en gevraagd om een zogenaamde extra schriftelijke ronde, zulks tegen de wil van klaagster in.

4    BEOORDELING

4.1    Klachtonderdeel a.

Voor zover het verzet van klaagster zich richt tegen de beoordeling van klachtonderdeel a. komt de kern van het verzet erop neer dat de voorzitter ten onrechte heeft overwogen dat er geen prijsafspraak is gemaakt. Klaagster heeft daarbij verwezen naar haar e-mailbericht van 28 november 2011 aan verweerder, waarin zij heeft opgenomen dat verweerder waarschijnlijk tien uur nodig zou hebben voor de comparitie. De stelling van klaagster is dat verweerder op deze e-mail niet meer inhoudelijk heeft gereageerd terwijl dat wel op zijn weg had gelegen.

4.2    De raad volgt klaagster ten dele in haar verzet. Door niet meer te reageren op de e-mail van 28 november 2011 kon bij klaagster de indruk ontstaan dat er maximaal tien uur in rekening zouden worden gebracht. Het had op de weg van verweerder gelegen op de e-mail van klaagster te reageren, zodat van aanvang af geen misverstand zou kunnen bestaan over de condities waartegen de opdracht door verweerder is geaccepteerd.

4.3    Hetgeen klaagster heeft aangevoerd, leidt echter niet tot een gegrondverklaring van klachtonderdeel a. Naar aanleiding van het onbetaald laten van de declaratie en strubbelingen die ontstonden, is de declaratie ad    € 3.461,-- uiteindelijk gematigd tot een bedrag van € 1.000,--. Verweerder toonde zich bovendien bereid de opdracht te vervolgen (de mate waarin kan in het kader van de beoordeling van dit klachtonderdeel in het midden worden gelaten). Indien en voor zover verweerder derhalve ten onrechte een declaratie voor alle door hem bestede uren aan klaagster heeft gezonden, heeft verweerder dit willen repareren door zijn declaratie achteraf alsnog in vergaande mate te matigen. Klachtonderdeel a is dan ook ongegrond.

4.4    Klachtonderdeel b.

Op 25 april 2012 is tussen klaagster, verweerder en diens kantoorgenoot mr. V. gesproken om tot een oplossing uit de inmiddels ontstane impasse te geraken. Bij de vastlegging van de gemaakte afspraken ontstond er een verschil van mening over de vraag wat nou precies was afgesproken. Reeds hieruit blijkt dat de bedoeling van klaagster en verweerder niet overeenstemden. De raad sluit zich derhalve aan bij de beoordeling van de voorzitter.

Het verzet tegen klachtonderdeel b is ongegrond.

4.5    Klachtonderdeel c.

Klaagster heeft aangevoerd dat het voor haar uitermate bezwaarlijk zou zijn geweest zich opnieuw tot een andere advocaat te moeten wenden en dat zij er daarom bij verweerder op heeft aangedrongen de procedure voor haar af te ronden. Uit het laatste kan niet zonder meer worden afgeleid dat klaagster tevreden was over de door verweerder verleende rechtsbijstand. In zoverre is het verzet van klaagster dan ook gegrond. Klaagster heeft echter onvoldoende concrete feiten en omstandigheden gesteld op grond waarvan zou kunnen komen vast te staan dat verweerder tekort is geschoten in de behartiging van de belangen van klaagster. De raad betrekt in de beoordeling van dit klachtonderdeel dat de procedure, toen verweerder deze overnam, in vergaande mate was gevorderd.

Verweerder heeft de rechtbank op 20 december 2011 verzocht om een nieuwe comparitie te bepalen. Het is aan verweerder om de relevantie van stukken, die klaagster in de procedure wenste te overleggen, te beoordelen. Verweerder heeft ter comparitie verzocht om een nadere schriftelijke ronde, welk verzoek uiteindelijk door de rechtbank is afgewezen. Niet is komen vast te staan dat door het niet inbrengen van een grote hoeveelheid stukken, de belangen van klaagster ernstig zijn geschaad.

Het verzet tegen klachtonderdeel c is derhalve gegrond, doch de raad verklaart klachtonderdeel c ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline:

Verklaart het verzet van klaagster gegrond, voor zover hierboven overwogen. Verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond.

Aldus gewezen door mr. H.M.M. Steenberghe, voorzitter, mrs. H. Dulack, H.H. Tan, P.P. Verdoorn en A.T. Bolt, leden, bijgestaan door mr. P.J.G. van den Boom als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 13  januari 2014.

griffier    voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 13 januari 2014 per aangetekende brief verzonden aan:

-    klaagster

-    verweerder

en per gewone post aan:

-    de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.