ECLI:NL:TADRARL:2014:137 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 61/13
ECLI: | ECLI:NL:TADRARL:2014:137 |
---|---|
Datum uitspraak: | 09-05-2014 |
Datum publicatie: | 05-06-2014 |
Zaaknummer(s): | 61/13 |
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | Berisping |
Inhoudsindicatie: | Een termijn van 9 jaar alvorens een klacht in te dienen is te lang, gelet op het feit dat de van belang zijn informatie reeds in 2003 beschikbaar was. Reeds in 2003 had klager vragen gesteld over de financiële afwikkeling van de gelden die de verzekeringsmaatschappij op de rekening van verweerder had gestort ten behoeve van klager. Verwijtbaar is het feit dat verweerder aan klager heeft toegezegd bij de bank afschriften van de rekening op te zullen vragen en dit, zonder klager te informeren, niet doet, omdat hij dat te kostbaar vond. Klacht deel niet-ontvankleijk, deels gegrond; maatregel: berisping. |
Beslissing van 9 mei 2014
in de zaak 61/13
naar aanleiding van de klacht van:
de heer [ ]
klager
gemachtigde: mr. [ ]
tegen:
mr. [ ]
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief aan de raad van 11 juni 2013 met kenmerk 1213/36, door de raad ontvangen op 12 juni 2013, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Overijssel de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 14 maart 2014 in aanwezigheid van klager, vergezeld van zijn gemachtigde mr. B, en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.3 De raad heeft kennis genomen van:
- het van de deken ontvangen dossier;
- stukken van klager die op 29 oktober 2013 bij de raad zijn binnengekomen waaronder enige correspondentie tussen klager en het kantoor van verweerder
- een brief van 16 september 2013;
- 4 oktober 2013;
- 8 oktober 2013;
- 14 oktober 2013;
- een brief van klagers gemachtigde, mr. B. van 3 december 2013.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.
2.2 In de periode 1996 tot 1998 is verweerder opgetreden als advocaat voor klager in een letselschadezaak. In deze periode zijn diverse bedragen door de verzekeraar van de wederpartij ten gunste van klager op de derdenrekening van verweerder gestort. Het ging om voorschotten ten bedrage van ƒ 8.000,00 en buitengerechtelijke kosten ten bedrage van ƒ 7.287,50.
2.3 Bij brief van 5 oktober 2012 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:
a) verweerder niet alle door hem voor klager ontvangen bedragen aan klager heeft doorbetaald. Evenmin heeft verweerder rekening en verantwoording afgelegd over de door hem ten behoeve van klager ontvangen bedragen.
b) verweerder verzuimd heeft, niettegenstaande zijn toezegging, bij de desbetreffende bank de gegevens ten behoeve van klager op te vragen.
4 VERWEER
Ad klachtonderdeel a)
4.1 Verweerder voert aan dat de dossiers van klager in 2008 zijn vernietigd. De financiële administratie van zijn kantoor, boekjaar 1998, is in 2007 vernietigd. Verweerder verwijst naar art. 7:412 BW. Het nazien van de door klager gewenste informatie is niet meer mogelijk.
Ad klachtonderdeel b)
4.2 Verweerder heeft niet schriftelijk gereageerd op dit klachtonderdeel. Evenmin heeft hij een kopie overgelegd van zijn verzoek aan de bank om de desbetreffende gegevens aan hem te doen toekomen. Ter zitting heeft verweerder aangevoerd dat de kosten van het opvragen van die gegevens kostbaar bleken te zijn en dat hij de afweging heeft gemaakt dat niet te doen. Hij heeft klager noch de deken daarvan in kennis gesteld.
5 BEOORDELING
Ad klachtonderdeel a)
5.1 De raad is van oordeel dat klager in klachtonderdeel a niet-ontvankelijk is. De raad overweegt daartoe als volgt. In het tuchtrecht voor advocaten gelden geen algemene termijnen voor de uitoefening van het klachtrecht. Bij de vraag of een klager, gelet op het tijdsverloop tussen de gedragingen van de advocaat waarover wordt geklaagd en de indiening van de klacht, niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, moeten twee belangen tegen elkaar worden afgewogen. Enerzijds het ten gunste van de klager wegende maatschappelijke belang dat het optreden van een advocaat door de tuchtrechter kan worden getoetst en anderzijds het belang dat de advocaat heeft bij toepassing van het beginsel van rechtszekerheid, dat onder meer meebrengt dat een advocaat ervan mag uitgaan dat een klacht over de wijze waarop hij zijn werkzaamheden heeft verricht, binnen een redelijke termijn wordt ingediend.
5.2 Bij deze afweging zal de tuchtrechter rekening houden met de relevante feiten en omstandigheden zoals de aard en de ernst van de feiten waarop de klacht betrekking heeft, het tijdstip waarop de klager zich redelijkerwijs bewust had kunnen en behoren te zijn van de reden van zijn klacht, alsmede de moeilijkheden die de verweerder zal ondervinden om zich na een zeker tijdsverloop nog adequaat tegen de klacht te verweren.
5.3 In het onderhavige geval kan worden vastgesteld dat uit een brief van de verzekeraar van de wederpartij van klager van 22 mei 2003, naar aanleiding van een brief van klager aan de verzekeringsmaatschappij van 6 mei 2003 blijkt welke voorschotten en welke buitengerechtelijke kosten aan verweerder zijn betaald. Gebleken is dat klager vervolgens 9 jaar heeft gewacht met het indienen van een klacht (de klacht wordt in 2012 ingediend). Hoewel klager heeft aangegeven dat hij in verband met persoonlijke omstandigheden (rouwverwerking), destijds niet nader heeft geïnformeerd bij verweerder over de doorstorting van de aan hem toekomende bedragen, acht de raad dit echter een onvoldoende zwaarwegende reden om klager in zijn klacht te ontvangen. Deze termijn is onder de geschetste omstandigheden te lang, terwijl verweerder heeft aangegeven dat het voor hem vrijwel niet meer na te gaan is wanneer welke bedragen aan klager zijn doorbetaald.
Ad klachtonderdeel b)
5.4 Dit klachtonderdeel oordeelt de raad gegrond. Verweerder heeft in zijn brief van 10 januari 2013 aan de deken aangegeven dat hij de stukken zal opvragen bij de bank. Verweerder heeft dit, zonder opgaaf van reden, niet gedaan. Ter zitting heeft verweerder aangevoerd dat de afschriften redelijk duur waren en dat hij daarom besloten heeft dat niet te doen. Hij heeft zulks niet aan klager noch aan de deken meegedeeld. De raad overweegt hieromtrent dat, bij een juiste handelwijze, deze bedragen via zijn derdengeldrekening moeten zijn gelopen en dat het in dat geval om een beperkt aantal afschriften zal gaan. Het kostenaspect kan niet zodanig zijn dat niet in redelijkheid van verweerder mag worden verwacht dat hij deze toezegging nakomt. Bovendien hebben de overboekingen betrekking op een in tijd beperkte periode. De raad acht het tuchtrechtelijk verwijtbaar dat verweerder zijn eerdere toezegging omtrent het opvragen van gegevens bij de bank, niet is nagekomen.
6 MAATREGEL
6.1 De raad houdt bij de op te leggen maatregel rekening met het feit dat er van verweerder uitgebreide tuchtrechtelijke documentatie voorhanden is. De raad heeft dit aan verweerder voorgehouden en meegedeeld dat daarmee rekening kan worden gehouden bij de op te leggen maatregel. De raad komt tot onderstaande maatregel.
BESLISSING
De raad van discipline:
- oordeelt klachtonderdeel a niet-ontvankelijk;
- oordeelt klachtonderdeel b gegrond;
- legt verweerder de maatregel op van een berisping.
Aldus gewezen door mr. C. van den Noort, voorzitter, mrs. E. van Asselt-Pronk, G. Ham, N.H.M. Poort, P.S. van Zandbergen, leden en bijgestaan door mr. D.C. van der Kwaak-Wamelink als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 9 mei 2014.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 12 mei 2014 per aangetekende brief verzonden aan:
- klager
- verweerder
- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Overijssel
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:
- klager
- verweerder
- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Overijssel
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:
Postbus 9679, 4801 LT Breda
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda
Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.
c. Per fax
Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.
Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof
076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl
Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl