ECLI:NL:TADRARL:2014:13 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 13-312
ECLI: | ECLI:NL:TADRARL:2014:13 |
---|---|
Datum uitspraak: | 22-01-2014 |
Datum publicatie: | 24-03-2014 |
Zaaknummer(s): | 13-312 |
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | klacht tegen advocaat wederpartij in een echtscheiding kennelijk ongegrond. |
Beslissing van 22 januari 2014
in de zaak 13-312
naar aanleiding van de klacht van:
De heer [naam]
[adres]
klager
tegen:
mr. [naam]
advocaat te [plaats]
verweerster
De voorzitter van de raad van discipline (hierna “de voorzitter”) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland van 20 december 2013 met kenmerk RvT 13-0219 door de raad ontvangen op 23 december 2013, en van de op de bij deze brief gevoegde inventarislijst vermelde stukken genummerd van 1 tot en met 3.
1 FEITEN
1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.
1.2 Verweerster treedt op als de advocaat van de ex-echtgenote van klager. Tussen klager en zijn ex-echtgenote, beiden gesteund door hun familie, zijn grote problemen ontstaan over de gevolgen van de echtscheiding. Er zijn verschillende gerechtelijke procedures gevoerd. Klager en zijn ex-echtgenote hebben samen 5, thans nog minderjarige, kinderen. Bij de ex-echtgenote van klager is in 2008 een hersentumor geconstateerd. De ex-echtgenote van klager is hieraan in 2008 geopereerd en in 2010 is zij hieraan nog een keer geopereerd.
1.3 In 2011 zijn de 5 kinderen van klager en zijn ex-echtgenote op vrijwillige basis uit huis geplaatst. Naar aanleiding van een melding van Bureau Jeugdzorg heeft de Raad voor de Kinderbescherming in 2011 een uitgebreid onderzoek gedaan naar de noodzaak van het instellen van een kinderbeschermingsmaatregel ten aanzien van de kinderen.
1.4 Bij brief van 8 augustus 2013 heeft de klager de onderhavige klacht bij de deken ingediend.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:
a) haar cliënte onnodig te laten procederen als gevolg waarvan klager hoge kosten heeft moeten maken en de kinderen onnodig zwaar belast zijn;
b) onnodig belastende woorden in de stukken te zetten en feitelijk te liegen over klager en diens bezit tijdens een aantal zittingen.
3 VERWEER
3.1 Het verweer komt voor zover noodzakelijk bij de bespreking van de diverse klachtonderdelen aan de orde.
4 BEOORDELING
4.1 Op de klacht kan, met toepassing van artikel 46g Advocatenwet, door de voorzitter worden beslist.
4.2 In de eerste plaats moet worden vastgesteld dat klager zich met zijn klachten richt tot de advocaat van de wederpartij. Aan deze komt een grote mate van vrijheid toe om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goeddunkt. Die vrijheid is niet onbeperkt; deze kan onder meer ingeperkt worden indien de advocaat feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zij in strijd met de waarheid zijn, of indien de advocaat (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt, zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend.
4.3 Tegen de achtergrond van dit uitgangspunt kan de voorzitter niet zien dat verweerster klachtwaardig heeft gehandeld door – wat een wezenlijke kern van de klacht is – in haar rol van advocaat van de ex-echtgenote van klager de conflicten te zoeken, aan te wakkeren of te verscherpen tot schade van alle direct betrokken partijen. Het behoort en behoorde tot de taak van verweerster om haar cliënte bij te staan bij het realiseren van haar wensen met betrekking tot de wijze waarop de gevolgen van de echtscheiding moe(s)ten worden geregeld. En daar hoort de wederpartij – uitzonderlijke gevallen daargelaten- met een klacht niet tussen te komen. Dat klager zijn ex-echtgenote in de wijze waarop zij de afwikkeling van de echtscheiding geregeld wil zien niet of maar moeilijk kan volgen, levert niet zo’n uitzonderlijke situatie op. De klacht is kennelijk ongegrond in beide onderdelen. De voorzitter kan niet zien dat een behandeling ter zitting nog een ander licht zal werpen op de zaak.
BESLISSING
Wijst de klacht in beide onderdelen af.
Aldus gewezen door mr. B.P.J.A.M. van der Pol, voorzitter, met bijstand van mr. H.A.M. Ritsma-Hartman als griffier op 22 januari 2014.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 22 januari 2014 per aangetekende post en per gewone post verzonden aan:
• klager
en per gewone post aan:
• verweerster
• de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland
• de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten