ECLI:NL:TADRARL:2014:127 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 13-272

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2014:127
Datum uitspraak: 07-04-2014
Datum publicatie: 26-05-2014
Zaaknummer(s): 13-272
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Grievende uitlatingen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: vrijheid advocaat standpunt client naar voren te brengen, geen onnodig grievende uitlatingen, verzet ongegrond

Beslissing van 7 april 2014

in de zaak 13-272

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 5 december 2013 op de klacht van:

C

klager sub 1.

A  B.V.

klaagster sub 2.

tegen:

mr. H.

verweerster

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de raad van 8 november 2013 met kenmerk K 13-54, door de raad ontvangen op 11 november 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    Bij beslissing van 5 december 2013 heeft de plaatsvervangend  voorzitter van de raad de klacht in al zijn onderdelen kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 10 december 2013 is verzonden aan klagers.

1.3    Bij brief gedateerd 19 december 2013 door de raad ontvangen op 19 december 2013, hebben klagers verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.4    Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 17 februari 2014. Partijen zijn verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.5    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klager gedateerd 19 december 2013.

2    FEITEN EN KLACHT

2.1    Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter.

3    VERZET

3.1    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in.

3.2.    Het verzet houdt in dat de voorzitter er ten onrechte geen rekenschap van heeft gegeven dat de opeenstapeling van uitlatingen van verweerster over klagers in een door klagers aangehaalde gerechtelijke procedure,  als onnodig grievend voor klagers kunnen worden aangemerkt. Met name heeft verweerster een onbetamelijke uitlating gedaan door het verwijt dat klagers werknemers zou hebben laten werken zonder daarvoor betaald te worden te bekrachtigen door te stellen: “dit alles komt in essentie neer op slavernij.” Deze uitlating en de andere uitlatingen waren niet nodig. Klagers verwijzen naar verschillende uitspraken van het Hof van Discipline waarin is geoordeeld dat een advocaat een zekere terughoudendheid in acht heeft te nemen bij de formulering en de onderbouwing van standpunten van zijn cliënt.

4    BEOORDELING

4.1    De raad is van oordeel dat de voorzitter bij zijn beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. De raad is van oordeel dat de aan de orde zijnde uitlatingen van verweerster in de door haar namens haar cliënt gevoerde procedure in zijn algemeenheid niet als wenselijk wordt aangemerkt, maar dat  die uitlatingen wel passen binnen de aan verweerster als advocaat toekomende vrijheid om in een procedure het standpunt van een cliënt te verwoorden. Ter zitting heeft verweerster toegelicht dat met haar uitlating “dit alles komt neer op slavernij” is beoogd de beleving van haar cliënt weer te geven. Met deze toelichting, alsmede met het gegeven dat de uitlating in het kader van een gerechtelijke procedure is gedaan, is verweerster binnen de aan haar toekomende vrijheid om de belangen van haar cliënt te behartigen en te vertegenwoordigen, gebleven.  

4.2    Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

De raad van discipline:

    verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gewezen door mr. mr J.R. Veerman, voorzitter, mrs. A.T. Bolt, L.A.M.J. Pütz, A.M.T. Weersink en H.H. Tan, leden, bijgestaan door mr. P.H. Burger als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 7 april 2014.

griffier    voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 7 april 2014 per aangetekende brief verzonden aan:

-    klager

en per gewone post aan:

-    verweerder

-    de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement  Gelderland

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.