ECLI:NL:TADRARL:2014:118 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 13-311

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2014:118
Datum uitspraak: 28-04-2014
Datum publicatie: 23-05-2014
Zaaknummer(s): 13-311
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Overeenkomst tussen klagers en cliënt verweerder met geheimhoudingsclausule. De cliënt zag zich door vraag van de rechter naar de inhoud van de overeenkomst met klager geconfronteerd met een conflict van plichten. Enerzijds de plicht om de rechter naar waarheid te antwoorden, anderzijds de plicht tot geheimhouding van hetgeen hij met klagers was overeengekomen. Verweerder treft geen tuchtrechtelijk verwijt dat hij niet heeft verhinderd dat zijn cliënt antwoord gaf. Klacht ongegrond.

Beslissing van 28 april 2014

in de zaak 13-311

naar aanleiding van de klacht van:

klagers

tegen:

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de raad van 20 december 2013 met kenmerk […], door de raad ontvangen op 23 december 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement [X] de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 3 maart 2014 in aanwezigheid van zowel klagers als verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3    De raad heeft kennis genomen van de hiervoor onder 1.1 vermelde brief van de deken met bijlagen.

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    Verweerder treedt op als advocaat van [ND]. Deze B.V. had, samen met twee andere Nederlandse partijen, een bedrag van in totaal € 500.000,00 geleend aan [C]. Het aandeel van [ND] beliep de somma van € 201.500,00. Klager is bij de leenovereenkomst opgetreden als bemiddelaar. Ondertekenaars van de leenovereenkomst waren [ND] en de aandeelhouders van [C], te weten [K], [L], [B] en [S]. Klager althans zijn management B.V. heeft meegetekend als borg.

2.3    Toen [C] haar verplichtingen uit de leenovereenkomst niet nakwam is klager door N. [D]Beheer B.V. aangesproken als borg. Daarop heeft klager, bijgestaan door mr. Boitelle, met N. [D]Beheer B.V. een schikking getroffen met daarin opgenomen een geheimhoudingsbeding.

2.4    Nadien zijn [K] en [L] (als hoofdelijk verbonden medeschuldenaren) door N. [D]Beheer B.V. in rechte aangesproken. In die procedure heeft [D]de rechter desgevraagd over de schikking met klager geïnformeerd, naar zijn zeggen omdat de rechter dreigde anders een voor hem negatief vonnis te zullen wijzen. De rechter wilde zich ervan vergewissen dat [D]de gedaagden niet in rechte had betrokken voor een bedrag, terwijl hij van een andere hoofdelijk verbonden schuldenaar in dezelfde zaak reeds een onbekend gebleven som geld had ontvangen, aldus Disselkoen. Verweerder was als raadsman van [ND] ter zitting aanwezig.

2.5    Bij brief met bijlagen van 23 september 2013 hebben klagers zich bij de deken beklaagd over verweerder.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet, doordat hij

a)    heeft laten gebeuren dat zijn cliënte ter zitting van de rechtbank de inhoud van een overeenkomst tussen klagers en die cliënte, waarin expliciet was bepaald dat partijen over de inhoud van de overeenkomst geen informatie aan derden zouden verstrekken en derhalve geheimhouding zouden betrachten, in weerwil van dat beding toch bekend maakte;

b)    vervolgens de bekend gemaakte inhoud in de procedure heeft gebruikt.

3.2    Klager wijst erop dat de afzonderlijke leningnemers niet alleen aansprakelijk waren voor terugbetaling van hun eigen deel maar tevens hoofdelijk voor het gehele leenbedrag. Mogelijk is dan ook dat [D] van [K] en [L] in de procedure het gehele bedrag heeft gevorderd. De rechtbank had laten doorschemeren de vordering te moeten afwijzen wanneer niet concreet werd gemaakt wat inmiddels door klager was afbetaald. Klager had er belang bij dat de rechtbank de vordering zou afwijzen. Dan was van [K] en [L] geen betaling te vrezen waarvoor zij weer regres op klager zouden kunnen nemen.

4    VERWEER

4.1    De verplichting tot geheimhouding gold voor verweerders cliënt. Verweerder had geen geheimhoudingsplicht en heeft die ook niet geschonden.

4.2    De druk op zijn cliënt om de vragen van de rechter te beantwoorden was groot. Er geldt immers de verplichting om de rechter informatie te verstrekken die deze voor de beoordeling van het geschil nodig acht.

4.3    Het was niet aan hem zijn cliënt van de beantwoording van de vragen van de rechter te weerhouden. Zijn cliënt was zich bewust van de op hem rustende plicht tot geheimhouding; hij diende een eigen afweging te maken, en heeft dat ook gedaan.

5    BEOORDELING

Ad klachtonderdeel a)

5.1    [D] zag zich door de vraag van de rechter naar de inhoud van de overeenkomst met klager geconfronteerd met een conflict van plichten. Enerzijds de plicht om de rechter naar waarheid te antwoorden, anderzijds de plicht tot geheimhouding van hetgeen hij met klagers was overeengekomen.

5.2    Volgens verweerder was [D] zich ter zitting van zijn geheimhoudingsplicht bewust. De raad heeft geen reden om aan te nemen dat dit niet het geval was. Verweerder kon daar gevoeglijk vanuit gaan.

5.3    [D] had in deze een eigen afweging te maken en heeft dat ook gedaan. Voor verweerder gold niet de plicht om [D] te beletten de inhoud van de overeenkomst met klagers bekend te maken.

5.4    De omstandigheid dat verweerder zelf betrokken is geweest bij de opstelling van de overeenkomst met daarin het geheimhoudingsbeding maakt dit niet anders. Klagers zijn bij de totstandkoming van de overeenkomst zelf ook door een advocaat bijgestaan. Er is geen aanwijzing dat toen al te verwachten was dat de naleving van het geheimhoudingsbeding door latere vragen van een rechter onder druk zou komen te staan, en dat verweerder om die reden überhaupt niet zijn medewerking aan opname van de geheimhoudingsclausule had mogen geven.

5.5    Dit onderdeel van de klacht is dan ook ongegrond.

Ad klachtonderdeel b)

5.6    Eenmaal tijdens de comparitie verstrekte informatie is niet meer vertrouwelijk en kan niet buiten de beoordeling worden gehouden. Het valt verweerder dan ook niet te verwijten dat hij daarop in het vervolg van de procedure verder is ingegaan. Ook dit klachtonderdeel is dan ook ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline:

De klacht van klagers tegen verweerder is ongegrond.

Aldus gewezen door mr. H.M.M. Steenberghe, voorzitter, mrs. J.R.O. Dantuma, H. Dulack, P.R.M. Noppen en P.P. Verdoorn, leden, bijgestaan door mr. M.Y.A. Verhoeven als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 28 april 2014.

griffier    voorzitter