ECLI:NL:TADRARL:2014:107 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 13-226

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2014:107
Datum uitspraak: 10-02-2014
Datum publicatie: 15-05-2014
Zaaknummer(s): 13-226
Onderwerp: Tuchtrechtelijk aanrekenen van gedragingen aan:, subonderwerp: Maatschap
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:  verzet ivm klacht tegen de maatschap in verband met niet doorstorten van gelden derdenregeling aan client niet gegrond.

Beslissing van 10 februari 2014

in de zaak 13-226

op het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 11 oktober 2013 op de klacht van:

de heer .B

klager

tegen:

A. BV

verweerster

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de raad van 11 september 2013 met kenmerk K 13/106, door de raad ontvangen op 12 september 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    Bij beslissing van 11 oktober 2013 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 15 oktober 2013 is verzonden aan klager.

1.3    Bij brief van 20 oktober 2013, door de raad ontvangen op 22 oktober 2013, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.4    Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 9 december 2013 in aanwezigheid van klager en verweerster. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.5    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klager van 20 oktober 2013.

2    FEITEN EN KLACHT

2.1    Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter, waartegen klager in verzet in zoverre niet opkomt.

3    VERZET

3.1    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in.

Verweerster had, nadat klagers wederpartij had voldaan aan zijn verstekveroordeling ten gunste van klager, het door de wederpartij op de rekening van de stichting derdengelden van verweerster betaalde bedrag aan klager dienen door te betalen. Verweerster heeft ten onrechte, in verband met het door die wederpartij ingestelde verzet, de doorbetaling van het voldane bedrag aan klager getraineerd.   

4    BEOORDELING

4.1    De raad is van oordeel dat de voorzitter bij zijn beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval.

4.2    Klager stelt dat zijn klacht ruim dient te worden opgevat, als betrekking hebbend op het vergoeden van schade én op het ten onrechte niet doorstorten van de betaling die was verricht ingevolge het verstekvonnis. In het oordeel van de plaatsvervangend voorzitter ligt echter terecht besloten dat van enig tuchtrechtelijk handelen van verweerster, als werkgeefster van mr. [R.], jegens klager geen sprake is geweest waar het de kwestie van het niet doorbetalen van het desbetreffende bedrag betreft. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.

4.3    Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

De raad van discipline:

    verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gewezen door mr. R.A. Steenbergen, voorzitter, mrs. G.R.M. van den Assum, I.P.A. van Heijst, L.A.M.J. Pütz en F.A.M. Knüppe, leden, bijgestaan door mr. P.H. Burger als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 10 februari 2014.

griffier    voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 12 februari 2014 per aangetekende brief verzonden aan:

-    klager

en per gewone post aan:

-    verweerster

-    de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement  Gelderland

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.