ECLI:NL:TADRARL:2014:102 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 14-58

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2014:102
Datum uitspraak: 07-05-2014
Datum publicatie: 15-05-2014
Zaaknummer(s): 14-58
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: klaagster klaagt voor de vierde keer tegen de advocaat van de bank waarmee zij een geschil heeft. Deze klacht, wordt net als de drie eerdere klachten, door de voorzitter kennelijk ongegrond verklaard.

Beslissing van 7 mei 2014

in de zaak 14-58

 naar aanleiding van de klacht van:

[naam]

[adres]

klaagster

tegen:

[naam]

advocaat te [plaats]

verweerster

De voorzitter van de raad van discipline (hierna “de voorzitter”) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland van 8 april 2014 met kenmerk RvT 13-0263  door de raad ontvangen op 9 april 2014, en van de op de zich bij deze brief bevindende inventarislijst vermelde stukken genummerd van 1 tot en met 37.

1    FEITEN

1.1    Verweerster behandelt voor de [naam Bank] een conflict van de bank met klaagster. Het geschil vindt zijn oorzaak in een huurovereenkomst betreffende een bankkluis. In 2004 is deze kluis zonder medeweten van klaagster geopend en er is nu een geschil over de kosten gemoeid met de huur van de kluis, de wijze waarop de inhoud daarvan is verantwoord en de (verdere) afwikkeling van die relatie. De [naam Bank] heeft klaagster in rechte betrokken. Dat is gebeurd met een openbare dagvaarding omdat de [naam Bank] dan wel verweerster niet op de hoogte zou zijn geweest van het adres van klaagster. Over die kwestie wordt geprocedeerd.

1.2    Deze klacht is voor de raad de vierde klacht van verweerster over de wijze waarop verweerster de belangen van de [naam Bank] behartigt. De drie eerdere klachten zijn ongegrond bevonden, kort gezegd omdat klaagster daarbij telkens voorbij zag aan het feit dat aan verweerster als advocaat van de [naam Bank] een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van haar cliënte te behartigen op de wijze die zij aangewezen vindt.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:

a)    onwaarheden/leugens te verkondigen en de zaken te verdraaien;

b)    onder valse voorwendselen een verstek vonnis te verkrijgen omdat het adres van klaagster niet bekend zou zijn bij verweerster;

c)    de dagvaarding openbaar te laten betekenen en zo smaad te plegen jegens klaagster;

d)    niet naar eer en geweten te handelen.

3    VERWEER

3.1    Het verweer komt voor zover noodzakelijk bij de bespreking van de klacht aan de orde.

4    BEOORDELING

4.1    Op de klacht kan, met toepassing van artikel 46g Advocatenwet, door de voorzitter worden beslist.

ad klachtonderdeel b), c) en d)

4.2    Het komt niet uit de verf dat verweerster in redelijkheid niet had mogen kiezen voor het uitbrengen van een openbare dagvaarding. Het is de voorzitter ambtshalve, ook uit andere zaken, bekend dat klaagster een postbusnummer gebruikt. Ook in deze klachtzaak maakt klaagster gebruik van haar postbus. Op een dergelijk adres kan een gewone dagvaarding niet (geldig) worden betekend. De klachtonderdelen b) en c) zijn kennelijk ongegrond. Klachtonderdeel d) is terug te voeren op deze kwestie, heeft in het licht van de onderdelen c) en d) geen zelfstandige betekenis en is dus eveneens kennelijk ongegrond.

ad klachtonderdeel a)

4.3    Klaagster is niet eens het met hetgeen verweerster heeft aangevoerd in de procedure in kwestie en tot haar verdediging in deze tuchtzaak. Het is evenwel niet gebleken dat verweerster in het ene of het andere verband wetens en willens onwaarheden of leugens heeft gedebiteerd of zich, gelet op haar rol en taak om de visie van de [naam Bank] naar voren te brengen, en mede gelet op de belangen van klaagster, anders had behoren op te stellen.

4.4    Er is geen reden om aan te nemen dat een behandeling van deze zaak op een zitting van de raad zal leiden tot een andere visie dan de bovenstaande.

BESLISSING

Wijst de klacht af.

Aldus gewezen door mr. B.P.J.A.M. van der Pol, voorzitter, met bijstand van mr. H.A.M. Ritsma-Hartman als griffier op 7 mei 2014.

griffier     voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 7 mei 2014 per aangetekende post en per gewone post verzonden aan:

•    klaagster

en per gewone post aan:

•    verweerster

•    de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland

•    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten