ECLI:NL:TADRARL:2013:56 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 117/13

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2013:56
Datum uitspraak: 04-12-2013
Datum publicatie: 26-03-2014
Zaaknummer(s): 117/13
Onderwerp: Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Wraking
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Wrakingsverzoek dient onderbouwd te worden met objectief vast te stellen feiten en omstandigheden waaruit zou blijken dat gewraakte lid van de raad niet onbevangen of neutraal zou kunnen oordelen in de klachtzaak. Wrakingsverzoek afgewezen.

Beslissing van 4 december 2013

in de zaak 117/13

naar aanleiding van het wrakingsverzoek van:

de heer [    ]

verzoeker

tegen:

mr. [    ]

plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    De wrakingskamer, bestaande uit mrs. A.E. Zweers, voorzitter, E. van Asselt-Pronk, F. Klemann, J.A. Holsbrink, N.H.M. Poort, leden, met bijstand van mr. D.C. van der Kwaak-Wamelink, griffier, heeft in een openbare zitting te Groningen op 22 november 2013 het wrakingsverzoek behandeld.

1.2    Verzoeker heeft bij brief van 19 november 2013 laten weten niet ter zitting te zullen verschijnen omdat hij vreest voor een escalatie indien de verwachte parketpolitie ter zitting aanwezig is. Verzoeker wenst een onafhankelijk onderzoek alvorens de onderhavige zaak, evenals andere bij de raad van discipline aanhangige klachtzaken van klager, worden behandeld.

1.3    Verweerder heeft laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen en heeft schriftelijk verweer gevoerd. Mr. B., verweerder in de zaak 11/13  welke zaak op 11 oktober 2013 zou worden behandeld en naar aanleiding waarvan verzoeker verweerder heeft gewraakt, heeft laten weten niet te zullen verschijnen.

1.4    De wrakingskamer heeft kennis genomen van:

-    de brief van verzoeker van 8 oktober 2013 aan de rechtbank Noord-Nederland, ter attentie van verweerder;

-    de brief van de gemachtigde van mr. B, verweerder in bovengenoemde klachtzaak d.d. 31 oktober 2013, welke klachtzaak op 11 oktober 2013 zou worden behandeld maar in verband met het wrakingsverzoek is aangehouden;

2    VERZOEK OM WRAKING

Verweerder heeft tijdens een gesprek in de rechtbank Noord-Nederland, locatie G., op 30 augustus 2013 om 15.30 uur, waarbij naast verweerder, ook de griffier van de raad van discipline, mr. K., aanwezig was, een vijandige houding jegens verzoeker getoond. Verzoeker had bezwaar tegen de aanwezigheid van de griffier over wie hij nu juist klachten had. Bovendien is verweerder indirect en/of direct betrokken bij een geschil tussen de rechtbank Noord-Nederland en verweerder. De inhoud van de brief van verweerder d.d. 12 september 2013, dat een verslag bevat van het gesprek van 30 augustus 2013, is onjuist. Verder heeft verweerder ten onrechte advocatenkantoren aangeraden aangifte tegen verzoeker te doen in de veronderstelling dat verzoeker advocatenkantoren lastig valt. Dit alles geeft blijk van vooringenomenheid jegens verzoeker.

3    VERWEER

3.1    Verweerder heeft tijdens het gesprek van 30 augustus 2013 aangegeven wat zijn functie is als rechter in de rechtbank en als plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden. Er is geen sprake van een belangenconflict vanwege deze functies. Verweerder weet niets van een eventueel geschil tussen verzoeker en de rechtbank Noord-Nederland.

3.2    De aanwezigheid van de griffier, over wie verzoeker klachten had, was gewenst omdat het gesprek mede gericht had kunnen zijn op het ophelderen van eventuele fricties tussen verzoeker en de griffie van de raad van discipline. Verzoeker heeft alle ruimte gekregen om het een en ander uit te leggen, maar heeft verzuimd om aan te geven wat hem nu precies dwarszat. De vragen daarover werden niet beantwoord of met wedervragen geredresseerd. Verweerder heeft zich op geen enkele manier een beeld kunnen vormen wat er aan de hand was, laat staan dat er een oplossing kon worden aangedragen. In een brief van 12 september 2013 aan verzoeker heeft verweerder een waarschuwing afgegeven in verband met het feit dat het kantoor van de griffier en het kantoor van de plaatsvervangend griffier bij herhaling en veelvuldig werden geconfronteerd met telefoontjes van verzoeker. Dat was aanleiding voor verweerder om verzoeker te waarschuwen dit gedrag te staken. Verweerder ontkent dat hij het kantoor van de plaatsvervangend griffier heeft aangeraden aangifte te doen bij de politie. Derhalve is er geen grond om verweerder te wraken.

3.3    Verweerder heeft enkel getracht in een gesprek naar aanleiding van een klacht over de griffie, duidelijkheid te krijgen over het probleem van verzoeker met de griffie. Van enige bevooroordeeldheid van verweerder jegens verzoeker is geen sprake. Verweerder is in staat klachten van verzoeker jegens advocaten op een onpartijdige wijze te behandelen. Probleem is dat de communicatie met verzoeker moeizaam is. Verweerder meent dan ook dat het wrakingsverzoek dient te worden afgewezen.

4    BEOORDELING VAN HET VERZOEK

4.1    Verzoeker heeft in zijn brief van 8 oktober 2013 aan verweerder zijn verzoek om wraking, naar het oordeel van de raad, niet althans onvoldoende, onderbouwd met objectief vast te stellen feiten en omstandigheden, waaruit zou kunnen blijken dat verweerder, die het gestelde gemotiveerd heeft weersproken, niet onbevangen of neutraal zou kunnen oordelen over de door klager tegen advocaat B., verweerder in de klachtzaak 11/13, ingediende klacht. Van vijandigheid jegens verzoeker of betrokkenheid van verweerder bij mogelijke geschillen met de rechtbank Noord-Nederland is niet gebleken; evenmin is komen vast te staan dat verweerder derden heeft geadviseerd aangifte te doen jegens verzoeker. De enkele waarschuwing met betrekking tot de bejegening van het kantoor van de (plaatsvervangend) griffier door verzoeker betekent niet dat verweerder daarmee van vooringenomenheid blijk geeft.

4.2    Ten aanzien van het verzoek van verzoeker tot het instellen van een nader onderzoek alvorens een beslissing in de onderhavige wrakingszaak te geven, is de raad van oordeel dat het niet aan verzoeker is om de raad te instrueren op welke wijze de zaak moet worden behandeld en of er een onderzoek zou moeten plaatsvinden.

BESLISSING

De wrakingskamer van de raad van discipline:

wijst het door verzoeker tegen verweerder gerichte wrakingsverzoek van 8 oktober 2013 af.

Aldus gewezen door mr. A.E. Zweers, voorzitter, mrs. E. van Asselt-Pronk, F. Klemann, J.A. Holsbrink, N.H.M. Poort, leden, bijgestaan door mr. D.C. van der Kwaak-Wamelink als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 4 december 2013.

griffier                                        voorzitter                           

Deze beslissing is in afschrift op     december 2013 per aangetekende brief verzonden aan:

-    klager

-    verweerder

-    de deken van de orde van advocaten in het arrondissement

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.