ECLI:NL:TADRARL:2013:52 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 36/13

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2013:52
Datum uitspraak: 12-04-2013
Datum publicatie: 26-03-2014
Zaaknummer(s): 36/13
Onderwerp: Grenzen van het tuchtrecht, subonderwerp: Advocaat in hoedanigheid van faillissementscurator
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Een advocaat dient als bewindvoerder in de WSNP mede de belangen te behartigen van de schuldeisers en hem kan slechts een tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt als door zijn handelen het vertrouwen in de advocatuur wordt ondermijnd. De advocaat mocht in de renvooriprocedure optreden tegen klager voor wie hij in het verleden als advocaat andere kwesties had behandeld. Klacht kennelijk ongegrond.

Beslissing van 12 april 2013

in de zaak 36/13

naar aanleiding van de klacht van:

de heer [    ]

klager

tegen:

mr. [    ]

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de waarnemend deken van de orde van advocaten in het arrondissement Noord-Nederland van 14 maart 2013 met kenmerk 012/013 KA008, door de raad ontvangen op 15 maart 2013, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1    FEITEN

1.1    Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan.

1.2    Verweerder is bij vonnis van de voormalige rechtbank A. d.d. 27 november 2008 benoemd tot bewindvoerder in de schuldsaneringsregeling van de heer S. Bij vonnis van dezelfde rechtbank d.d. 17 december 2008 zijn de heer S. en mevrouw H. onder meer veroordeeld om aan klager te voldoen een bedrag van € 25.000,00. H. heeft in verband met genoemde veroordeling met de toenmalige advocaat van klager een schikking getroffen inhoudende dat een bedrag van € 13.000,00 zal worden betaald tegen finale kwijting. Klager heeft (het restant van) zijn vordering ingediend bij de bewindvoerder en deze heeft de vordering op de lijst van de voorlopig erkende schuldvorderingen geplaatst voor een bedrag van € 16.809,27. Uit het proces-verbaal van de verificatievergadering van 9 juli 2011 blijkt dat deze vordering is betwist. Vervolgens is een renvooiprocedure gevoerd. In deze procedure heeft klager de verificatie van zijn vordering van in totaal € 13.309,27 (met € 3.500,00 verminderd in verband met de verkoop van de inventaris) gevorderd. Bij vonnis van de voormalige rechtbank A. van 2 mei 2012 is de vordering tot verificatie afgewezen met veroordeling van klager in de proceskosten.

2    KLACHT

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a)    verweerder in zijn hoedanigheid van advocaat/bewindvoerder te kort is geschoten bij de behartiging van de belangen van klager dan wel diens voormalig adviesbureau A.C. v.o.f. als schuldeiser, terwijl tevens sprake is van een belangenconflict.

Toelichting

Verweerder heeft zich ten onrechte op het standpunt gesteld dat de schikking met mevrouw H. tegen finale kwijting ook betrekking had op de vordering van klager op S. Er is aan mevrouw H. een voorstel tot finale kwijting gedaan en niet aan S. Klager dan wel zijn adviesbureau heeft hierdoor schade geleden.

Verweerder heeft klager destijds geadviseerd in enkele financiële kwesties. Deze bemoeienis heeft geleid tot matiging van de door het kantoor van verweerder verzonden nota’s. Bovendien was verweerder als leidinggevende hierbij betrokken. Er is een verband tussen de betwisting van de vordering van klager op S. en de bedoelde financiële kwesties. Verweerder stond niet vrij.

3    VERWEER

Het verweer luidt – zakelijk weergegeven – als volgt.

3.1    Verweerder is niet betrokken geweest bij de onderhandelingen die hebben geleid tot een minnelijke regeling tussen klager en mevrouw H. Nadat de overeenkomst tot stand was gekomen is hij daarover geïnformeerd door de raadslieden van klager en  S. (en mevrouw H.) met de mededeling dat finale kwijting was verleend jegens S. De door klager gepretendeerde restantvordering is betwist. Vervolgens is in de renvooiprocedure, waarin verweerder als bewindvoerder zelf verweer heeft gevoerd, bij vonnis van de voormalige rechtbank A. d.d. 2 mei 2012 de vordering tot verificatie afgewezen met veroordeling van klager in de kosten. Daarmee kwam onherroepelijk vast te staan dat klager geen vordering meer had op S. Verweerder ziet niet in dat hij aldus de belangen van klager dan wel diens adviesbureau heeft geschaad.

3.2    Ten aanzien van het belangenconflict voert verweerder aan dat hij zich begin 2009 heeft beraden over de vraag of hij als bewindvoerder kon optreden omdat zijn kantoor eerder in andere kwesties klager had bijgestaan. Verweerder heeft in een brief aan klager d.d. 10 januari 2009 zijn afweging verwoord, waarbij duidelijk is gemaakt dat verweerder zelf klager nimmer heeft geadviseerd aangaande zijn relatie met S. en mevrouw H. Verweerder beschikte niet over vertrouwelijke informatie die voor de gepretendeerde vordering van klager in de renvooiprocedure van belang is geweest. Bovendien heeft verweerder in zijn brief aan de toenmalige raadsman van klager meegedeeld:

“Indien u of uw cliënt dit anders ziet verzoek ik u mij dit gemotiveerd binnen 7 dagen na heden mede te delen, waarna ik dit met de rechter-commissaris zal gaan bespreken”.

Hierop is geen reactie gekomen, zodat vaststaat dat klager er geen bezwaar tegen had dat verweerder door de voormalige rechtbank A. is benoemd als bewindvoerder van een schuldenaar van klager.

3.3    Ten overvloede wijst verweerder erop dat in het kader van de schuldsaneringsregeling aan de concurrente crediteuren een percentage is uitgekeerd van 22% van hun vorderingen. Indien het uitkeringspercentage van 22% op de vordering van klager zou zijn toegepast, betreft het financiële belang van klager een bedrag van € 2.928,00 met dien verstande dat het uitkeringspercentage lager zou zijn geweest indien de vordering tot verificatie van klager zou zijn toegewezen, omdat de schuldenlast in dat geval hoger zou zijn geweest.

4    BEOORDELING

4.1    De voorzitter stelt voorop dat de klacht betrekking heeft op het handelen van verweerder in een andere hoedanigheid dan die van advocaat. Indien deze zich bij de vervulling van die andere hoedanigheid zodanig gedraagt (dan wel misdraagt) dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur wordt ondermijnd zal in het algemeen sprake zijn van handelen of nalaten in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt, waarvan hem een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Naar die maatstaf dient het optreden van verweerder te worden beoordeeld.

4.2    Verweerder is door de rechtbank benoemd tot bewindvoerder in de WSNP van S. In die hoedanigheid diende hij mede de belangen te behartigen van de schuldeisers. Verweerder heeft als bewindvoerder de vordering van klager betwist waarop een renvooiprocedure is gevolgd, die is uitgemond in een vonnis van de voormalige rechtbank A. d.d. 2 mei 2012, waarbij klager in het ongelijk is gesteld. De beslissing van verweerder is door de rechtbank gelegitimeerd. Door het optreden van verweerder was de schuldenlast in de WSNP van S. lager waardoor aan de crediteuren een hoger uitkeringspercentage is toegekend. Verweerder heeft derhalve gehandeld zoals een goed bewindvoerder betaamt. Van een tuchtrechtelijk verwijt kan dan ook geen sprake zijn.

4.3    Evenmin is sprake van een belangenconflict. Weliswaar heeft het kantoor van verweerder in het verleden klager in andere kwesties bijgestaan maar dit stond er niet aan in de weg dat verweerder in de renvooiprocedure zelf als bewindvoerder kon optreden. Klager heeft niet aangetoond dat aan verweerder vertrouwelijke informatie was verstrekt die gebruikt is in de renvooiprocedure. De klacht is dan ook in beide onderdelen kennelijk ongegrond.

BESLISSING

De voorzitter van de raad van discipline oordeelt de klacht in beide onderdelen kennelijk ongegrond en wijst deze mitsdien af.

Aldus gewezen door mr. P. Schulting, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. J.M.G. Kuin - van den Akker als griffier op 12 april 2013.

griffier                                                                         voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op          april 2013 per aangetekende post verzonden aan:

-    klager

en per gewone post aan:

-    klager

-    verweerder

-    de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Noord-Nederland.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Noord-Nederland binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Arnhem - Leeuwarden, Postbus 399, 9400 AJ  Assen (fax: 0592-305759). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.