ECLI:NL:TADRARL:2013:47 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 131/13

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2013:47
Datum uitspraak: 03-12-2013
Datum publicatie: 25-03-2014
Zaaknummer(s): 131/13
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Bezwaren van de deken
Beslissingen: Anders
Inhoudsindicatie: Een advocaat mag zijn derdengeldrekening niet als kantoorrekening gebruiken en daarvan (vermoedelijk) zijn vakantie- en privéuitgaven doen. Verzoek tot schorsing o.g.v. art. 60ab Advocatenwet afgewezen, omdat advocaat zich reeds had laten schrappen van het tableau.

Beslissing van 3 december 2013

in de zaak 131/13

Bij brief aan de raad van 15 november 2013 van de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Noord-Nederland, door de raad ontvangen op 18 november 2013, is het verzoek binnengekomen van

mr. [    ]

in zijn hoedanigheid van deken van de orde van advocaten

deken

tegen:

mr. [    ]

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de raad van 15 november 2013 met kenmerk 2013 VNN002, door de raad ontvangen op 18 november 2013, heeft de deken een verzoek ex artikel 60ab Advocatenwet ingediend bij de raad van discipline.

1.2    Op grond van artikel 60ab Advocatenwet dient de raad binnen 14 dagen na ontvangst van een dergelijk verzoek te beslissen; deze termijn is conform hetzelfde artikel door de raad met 14 dagen verlengd.

1.3    De raad bestaande uit mrs. C. van den Noort, voorzitter, G.E.J. Kornet, F. Klemann, L.J. van der Veen en P.S. van Zandbergen, leden, bijgestaan door mr. D.C. van der Kwaak-Wamelink, griffier, heeft in een openbare zitting te Groningen op 3 december 2013 het verzoek behandeld en op dezelfde dag mondeling uitspraak gedaan.

1.4    De deken is ter zitting verschenen. Verweerder heeft bij e-mailbericht van 29 november 2013 laten weten vanwege zijn gezondheidstoestand niet ter zitting aanwezig te zullen zijn.

1.5    De raad heeft kennis genomen van:

-    de brief van de deken van 15 november 2013;

-    de brief van de deken van 21 november 2013 met bijlagen;

-    de brief van verweerder van 25 november 2013 met bijlage;

-    de brief van verweerder van 29 november jl. met bijlagen;

-    het e-mailbericht van de deken van 2 december 2013 met bijlagen;

-    het e-mailbericht van de deken van 3 december 2013;

2    FEITEN

Naar aanleiding van tegen verweerder ingediende klachten heeft de deken tezamen met de bureaudirecteur mr. G. op 19 september 2013 een kantooronderzoek uitgevoerd bij verweerder, waarbij de nadruk lag op de financiële kant van de praktijkvoering.

2.1    Voor vragen met betrekking tot de financiële aspecten van de praktijk werd de deken doorverwezen naar de accountant van verweerder, drs. S. te D. Er bleken geen jaarstukken te zijn over 2010, 2011 en 2012. Aan de deken werd een belastingaangifte overhandigd over 2010 met daarin verdisconteerd een aantal financiële kerngetallen. Uit de cijfers is gebleken dat er sprake was van een negatief bedrijfsvermogen van € 369.438,00 en ‘overige schulden’ ten bedrage van € 352.604,00.

2.2    Ten aanzien van de derdengeldrekening bleek verweerder niet over de afschriften van deze rekening te beschikken. Voorts erkende hij dat hij zelf de betalingen van de derdengeldrekening deed door middel van een elektronische handtekening. Hij bevestigde dat hij zich realiseerde dat dit niet is toegestaan. Medebestuurder van de Stichting Beheer Derdengelden is mr. H., advocaat te O. De deken heeft verweerder geadviseerd een andere tweede bestuurder aan te trekken in de nabijheid van de praktijk. Voorts heeft de deken de afschriften gevraagd van de derdengeldrekening over de jaren 2011, 2012 en 2013. De deken heeft afschriften ontvangen via de accountant van verweerder met betrekking tot de Stichting Beheer Derdengelden over de jaren 2010 tot en met 12 september 2013. De deken is gebleken dat over het saldo van de derdenrekening door verweerder is beschikt als ware het een kantoorrekening: er vonden pinopnames plaats en niet traceerbare overboekingen. De deken heeft een overzicht van de transacties overgelegd.

2.3    Naar aanleiding van de uitkomsten van het onderzoek naar de derdengeldrekening heeft de deken contact opgenomen met drs. B., teamleider Unit Financieel Toezicht Advocatuur in Den Haag met het verzoek zo spoedig mogelijk een boekenonderzoek in te stellen bij verweerder. Drs. B. heeft contact opgenomen met verweerder, die de heer B. verwees naar de accountant, die op zijn beurt de heer B. verwees naar verweerder. Vervolgens hield verweerder verder contact af.

3    HET VERZOEK EN DE GRONDSLAG

3.1    De deken heeft zich tot de raad gewend met het verzoek verweerder met onmiddellijke ingang te schorsen in de uitoefening van de praktijk op grond van artikel 60ab Advocatenwet en een voorlopige voorziening te treffen met betrekking tot de praktijkuitoefening van verweerder, nu het door artikel 46 Advocatenwet beschermde belang dit vergt. Deze voorziening dient eruit te bestaan dat een waarnemer wordt benoemd met bepaling dat de kosten van de waarnemer moeten worden gebracht ten laste van verweerder.

3.2    Als grond voor het verzoek heeft de deken aangevoerd dat de situatie van verweerder precair lijkt te zijn omdat de boekhouder van verweerder liet weten dat zijn vordering op verweerder betreffende zijn declaraties in rechte is vastgesteld en onherroepelijk is geworden en ten minste € 16.406,37 bedraagt. Verweerder blijft in gebreke deze declaratie te voldoen. Voorts heeft de deken vernomen dat verweerder de aan hem gerichte enveloppen van de Belastingdienst niet zelf opent doch ongeopend met 15 stuks tegelijk doorstuurt naar de boekhouder dan wel de accountant. Noch verweerder, noch diens accountant kunnen de deken informeren omtrent openstaande belastingaanslagen. De accountant laat weten voorlopig niet toe te komen aan het opmaken van jaarstukken binnen de door de deken gestelde termijn.

3.3    Voorts heeft de deken een voorbeeld van een opdrachtbevestiging van verweerder overgelegd. Daaruit blijkt dat eenmalig een bedrag als ‘voorschot’ (zonder BTW) in rekening wordt gebracht voor het totaal van de in een bepaalde zaak begrote werkzaamheden. Is er minder gewerkt, dan volgt restitutie. Wordt er meer gewerkt, dan volgt een nadeclaratie. Deze voorschotbedragen worden vervolgens door verweerder gebruikt als ware het kantooromzet.

3.4    Naast het oneigenlijk gebruik van de derdenrekening bestaat bij deze werkwijze het gevaar dat bij betalingsonmacht gelden blijken te zijn gebruikt zonder dat daar werkzaamheden tegenover staan dan wel hebben gestaan. Dit risico voor cliënten lijkt te reëel nu verweerder de declaraties van de boekhouder, ondanks een veroordelend vonnis, onbetaald laat, terwijl verweerder deze rekening als kantoorrekening lijkt te gebruiken.

3.5    Op grond van bovenstaande bestaat het ernstig vermoeden dat verweerder zich schuldig maakt aan een handelen of nalaten waardoor enig door artikel 46 Advocatenwet beschermd belang zeer ernstig is geschaad of dreigt te worden geschaad. Om deze reden dient verweerder met onmiddellijke ingang te worden geschorst in de uitoefening van de praktijk. Voorts dient een voorlopige voorziening te worden getroffen met betrekking tot de praktijkuitoefening van verweerder nu het door artikel 46 Advocatenwet beschermde belang dit vergt. Deze voorziening dient eruit te bestaan dat een waarnemer wordt benoemd met bepaling dat de kosten van de waarnemer moeten gebracht ten laste van verweerder.

4    VERWEER

4.1    Verweerder begrijpt het verzoek van de deken niet. Hij heeft inzage gegeven in zijn dossieradministratie. Over de wijze van het declareren van voorschotten heeft hij nooit opmerkingen gehad. Hij heeft de achtergrond hiervan aan de deken uitgelegd en zijn cliënten hebben geen problemen met zijn wijze van declareren van voorschotten. Ook heeft hij de deken meegedeeld dat er een ‘dispuut was met mijn administrateur’, waardoor de verwerking van de boekhouding stagnatie heeft opgelopen. Het is niet de bedoeling van verweerder geweest om de boekhouder of wie dan ook niet te betalen. Ook heeft hij de deken geïnformeerd over het feit dat er via zijn derdenrekening verrekeningen plaatsvonden. Dat die wijze niet is toegestaan bestrijdt verweerder niet. Verweerder wil per 1 januari 2014 de bestaande rekening afsluiten en een nieuwe rekening openen bij de Rabobank zodat er alleen met twee elektronische handtekeningen gelden kunnen worden overgemaakt. Daarna kan het stichtingsbestuur worden vervangen. Om dit te kunnen bewerkstelligen is op 17 januari 2013 met de administrateur van verweerder en zijn accountant afgesproken dat de jaarstukken 2011, 2012 en 2013 gezamenlijk zouden worden gemaakt, zodat de aansluitingen inzichtelijk konden worden gemaakt tussen de boekhouding van verweerder en het verloop van zijn derdenrekening over die jaren.

4.2    In de periode mei, juni en juli 2013 heeft verweerder zich, in verband met de hoeveelheid werk, thuis opgesloten om alle dossiers bij te werken en om de voorschotten die nog liepen, te declareren.

4.3    Het is nooit de bedoeling van verweerder geweest een onderzoek te belemmeren. Het gesprek van 17 januari 2013 was nu juist bedoeld om de boekhouding goed geregeld te krijgen.

4.4    Met de uitwerking van de administratie bemoeit verweerder zich niet. De stukken van de belasting stuurt hij door naar de administrateur. Indien er vragen zijn van de kant van de Belastingdienst, dan wendt deze dienst zich tot de accountant. Daarom heeft verweerder voorgesteld de accountant te benaderen als aanspreekpunt voor de deken en de heer B. Toen de heer B. verweerder belde, heeft hij hem ook verwezen naar de accountant.

4.5    Inmiddels is met de boekhouder afgesproken dat hij er voor zorgt dat in januari 2014 de balans klaar is van 2011, 2012 en 2013. Daarnaast zal er voor worden gezorgd dat er inzicht is in de aansluiting tussen de boekhouding met de derdenrekening over die jaren zodat de heer B. op eenvoudige wijze de controle kan uitvoeren.

4.6    Op het kantoor van verweerder vinden er geen contante transacties plaats.

4.7    Volgens verweerder zal uit het onderzoek blijken dat er geen derden zijn die hun geld niet hebben teruggehad of die nog geld te vorderen hebben van verweerder. Verweerder heeft de deken laten weten dat zijn liquiditeitspositie tussen de € 25.000,00 en € 30.000,00 is. Kort daarna zal de liquiditeitspositie ongeveer € 48.000,00 bedragen en in december verwacht verweerder nog een bedrag van € 25.000,00 te ontvangen. Naar verwachting zal dit voldoende zijn om op korte termijn alle schulden te voldoen. Daarnaast zijn er geen openstaande voorschotten waarop terugbetaling te verwachten is. Op lange termijn heeft verweerder een rekening-courant bij de bank van € 66.000,00 en die is al sinds 2002 aflossingsvrij.

4.8    Van latente belastingvorderingen is verweerder niets bekend. Die zullen eventueel naar voren komen als de cijfers klaar zijn. Tot nu toe gaat het goed. Al twee jaar vinden er reserveringen plaats voor belastingvorderingen.

4.9    Concluderend stelt verweerder dat het hem nooit duidelijk is geweest dat zijn wijze van declareren niet zou zijn toegestaan. Bovendien heeft hij tijd nodig om zijn wijze van declareren aan te passen aan de nieuwe situatie. Verweerder verzoekt om clementie en om uitstel van de zitting van 3 december 2013 naar een datum in februari 2014 zodat de heer B. samen met de accountant en de boekhouder van verweerder de boeken en de derdenrekening en de daarop gebaseerde jaarresultaten heeft kunnen onderzoeken. Verweerder meent dan ook dat er geen reden is voor onmiddellijke schorsing als voorlopige voorziening.

5    BEOORDELING

5.1    Vaststaat dat verweerder zich per 2 december 2013 heeft laten schrappen van het tableau van de Nederlandse Orde van Advocaten, zodat een schorsing niet hoeft te worden opgelegd. Het schorsingsverzoek wordt dan ook afgewezen.

5.2    Vervolgens zal de raad de gevraagde voorlopige voorziening beoordelen. Een dergelijk verzoek is slechts mogelijk indien jegens verweerder een ernstig vermoeden is gerezen van een handelen of nalaten waardoor enig door artikel 46 Advocatenwet beschermd belang zeer ernstig is geschaad of dreigt te worden geschaad. De raad meent dat daarvan sprake is en overweegt als volgt.

5.3    De deken heeft met betrekking tot de financiële aspecten van de praktijk van verweerder geconstateerd dat er geen jaarstukken zijn over 2010, 2011 en 2012 en dat er een negatief bedrijfsvermogen is van € 369.438,00. Dit is door verweerder niet weersproken. Bovendien is niet, althans onvoldoende, weersproken dat de derdengeldrekening door verweerder is gebruikt als kantoorrekening althans dat oneigenlijk gebruik is gemaakt van de derdengeldrekening, waaronder vermoedelijke vakantie- en privéuitgaven. Voorts is het niet mogelijk gebleken om inzage te krijgen in de liquiditeit en solvabiliteit van verweerder nu de jaarstukken 2010, 2011 en 2012 ontbreken. Bovendien is de wijze van declareren en met name de wijze waarop met voorschotten wordt gewerkt ontoelaatbaar en houdt het reële gevaar in dat bij betalingsonmacht van verweerder gelden blijken te zijn gebruikt waar geen werkzaamheden tegenover staan dan wel hebben gestaan. Er is derhalve een reëel risico voor de cliënten van verweerder, temeer nu gebleken is dat de nota van de boekhouder van € 16.406,37 niet betaald is terwijl deze vordering in rechte is vastgesteld en onherroepelijk is geworden terwijl er eveneens gerede twijfel bestaat over de fiscale positie van verweerder.

5.4    Op grond van bovenstaande bestaat het ernstig vermoeden dat verweerder zich schuldig heeft gemaakt aan een handelen of nalaten waardoor enig door artikel 46 Advocatenwet beschermd belang zeer ernstig is geschaad of dreigt te worden geschaad en is een voorlopige voorziening in de vorm van benoeming van een waarnemer aangewezen.

BESLISSING

De beslissing van de raad luidt als volgt.

1.    bepaalt dat de deken de aan het onderhavige verzoek ten grondslag gelegde bezwaren binnen 6 weken ter kennis van de raad brengt;

2.    bepaalt dat het verzoek tot schorsing op grond van artikel 60ab Advocatenwet wordt afgewezen nu verweerder zich per 2 december 2013 van het tableau heeft laten schrappen;

3.    bepaalt bij wijze van voorziening dat mr. M., advocaat te J., de bevoegdheid heeft zich toegang te verschaffen tot de ruimte waarin de praktijk van verweerder wordt gevoerd en tot zijn archieven en boekhouding (waar die zich ook bevinden), desnoods met behulp van de sterke arm, en dat deze advocaat in het belang van de cliënten van verweerder naar bevind van zaken die maatregelen mag nemen waartoe verweerder als advocaat zelf bevoegd zou zijn, een en ander zolang de deken dat geraden acht en de aangewezen advocaat zich daartoe beschikbaar houdt.

4.    bepaalt voor zover hier niet op andere wijze rechtsgeldig in kan worden voorzien, dat mr. M. voornoemd verweerder vertegenwoordigt in het bestuur van de Stichting Beheer Derdengelden van het kantoor, zulks met uitsluiting van verweerder zelf;

5.    bepaalt dat mr. M. voornoemd zijn werkzaamheden zal uitvoeren tegen een   ten laste van verweerder te brengen - vergoeding van ten hoogste € 250,00 per uur exclusief BTW, zulks met een maximum van (voorshands) 30 uur in totaal;

6.    bepaalt dat verweerder aan mr. M. voornoemd binnen 5 (vijf) werkdagen na dagtekening van deze beslissing op een door Mr. M. aan te wijzen rekening een voorschot zal voldoen van (vooralsnog) € 7.500,00, alles exclusief BTW, welk bedrag hangende het onderzoek op verzoek van deze kan worden verhoogd;

7.    machtigt mr. M om hetgeen hem aan voorschotten toekomt, telkens als dat aan de orde is, ten behoeve van zichzelf onder zich te nemen uit of af te zonderen van de tegoeden van de lopende rekeningen (niet zijnde de rekening derdengelden) van het kantoor van verweerder;

Aldus beslist door mr. C. van den Noort, voorzitter, mrs. F. Klemann, G.E.J. Kornet, L.J. van der Veen, P.S. van Zandbergen, leden, bijgestaan door mr. D.C. van der Kwaak-Wamelink als griffier en uitgesproken in het openbaar op 3 december 2013.

griffier                                  voorzitter                           

Deze beslissing is in afschrift op 12 december 2013 per aangetekende brief verzonden aan:

-    verweerder

-    de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Noord-Nederland

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Van deze beslissing kan hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline door:

-    verweerder

-    de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Noord-Nederland

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep schorst niet de werking van deze beslissing (artikel 60 ad lid2). Het beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.     Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.     Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.     Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl