ECLI:NL:TADRAMS:2024:89 Raad van Discipline Amsterdam 24-096/A/A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2024:89
Datum uitspraak: 06-05-2024
Datum publicatie: 16-05-2024
Zaaknummer(s): 24-096/A/A
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen: Regulier
Inhoudsindicatie: Klacht over de dienstverlening door de eigen advocaat gegrond. Verweerder mocht er kon er niet zomaar vanuit gaan dat zijn cliënt niet ter zitting zou verschijnen en hij had dit al zeker niet als een vaststaand gegeven aan de rechtbank mogen berichten. Verweerder heeft niet gehandeld met de zorgvuldigheid die van hem in de gegeven omstandigheden mocht worden verwacht, er is sprake van een schending van gedragsregel 16. Aan verweerder wordt de maatregel van een waarschuwing opgelegd.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam
van 6 mei 2024
in de zaak 24-096/A/A
naar aanleiding van de klacht van:

klager

over:

verweerder


1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 26 oktober 2023 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Op 13 februari 2024 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 2276296/JS/YH van de deken ontvangen.
1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 25 maart 2024. Daarbij was klager aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 4.

2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.2 Verweerder stond klager bij in een procedure tegen de gemeente Amsterdam.
2.3 Op 31 maart 2023 stond de behandeling ter terechtzitting in de zaak van klager gepland. Dit is verweerder omstreeks 5 januari 2023 bekend gemaakt.
2.4 Op 30 maart 2023 heeft verweerder de rechtbank bericht dat hij wegens ziekte niet ter zitting aanwezig kon zijn. Verweerder heeft ook aan de rechtbank bericht dat klager niet ter zitting aanwezig zou zijn.
2.5 Nadat de rechtbank het bericht van verweerder aan de gemeente Amsterdam had doorgegeven, heeft de gemeente Amsterdam zich ook afgemeld voor de behandeling ter terechtzitting. Hierop is besloten om de mondelinge behandeling niet door te laten gaan.
2.6 Op 31 maart 2023 is klager bij de rechtbank verschenen. Verweerder en de gemeente Amsterdam zijn niet verschenen.
2.7 Op 1 mei 2023 heeft de rechtbank het beroep van klager ongegrond verklaard. Klager is hiertegen in hoger beroep gegaan met behulp van een andere advocaat.
2.8 Op 26 oktober 2023 heeft klager een klacht over verweerder ingediend bij de deken.

3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder zonder voorafgaande aankondiging niet te zijn verschenen op de zitting bij de rechtbank. Hij had geen vervanger geregeld. Hierdoor is de zaak uitgesteld en moet klager wederom maanden wachten voordat de zaak behandeld gaat worden, waardoor hij wordt benadeeld.

4 VERWEER
4.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

5 BEOORDELING
5.1 De klacht gaat over de dienstverlening door de eigen advocaat. Gezien het bepaalde in artikel 46 Advocatenwet heeft de tuchtrechter mede tot taak de kwaliteit van de dienstverlening te beoordelen indien daarover wordt geklaagd. Bij de beoordeling van de kwaliteit van de dienstverlening moet rekening worden gehouden met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes waar de advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. Deze vrijheid is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt. Die professionele standaard veronderstelt een handelen met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht.
5.2 De raad stelt vast dat verweerder zich wegens ziekte had afgemeld voor de zitting van 31 maart 2023. Verweerder heeft klager daarvan niet op de hoogte gesteld. Uit gedragsregel 16 volgt dat een advocaat in een dergelijk geval zorg dient te dragen voor adequate vervanging. Het lag in dit geval dan ook op de weg van verweerder om voor vervanging te zorgen, maar dat heeft hij niet gedaan. Indien vervanging -op korte termijn- niet mogelijk was, dan had verweerder op voorhand ook om een aanhouding van de zaak kunnen verzoeken voor het geval dat zijn cliënt (zoals nu) wel ter zitting zou verschijnen. Ook dat heeft verweerder nagelaten te doen. Daarbij heeft hij de rechtbank bericht dat ook zijn cliënt niet ter zitting zou verschijnen, terwijl verweerder dit niet van klager zelf, noch op enige andere wijze had vernomen. Verweerder heeft hierover aangevoerd dat hij klager niet meer kon bereiken omdat hij zijn telefoonnummer niet meer had en klager had voorafgaand aan de zitting niets meer aan verweerder laten horen. Deze omstandigheden maakten dat verweerder ervan uitging dat klager ook niet naar de zitting zou komen en daarom heeft hij dit toen zo aan de rechtbank bericht.
5.3 Afgezien van het feit dat het door verweerder kwijtraken van het telefoonnummer van zijn cliënt onzorgvuldig te noemen is en voor rekening van verweerder komt, heeft klager ter zitting aangevoerd dat hij al jarenlang over hetzelfde e-mailadres en postadres beschikt. Er bestonden voor verweerder dan ook alternatieve mogelijkheden om klager alsnog te bereiken, maar uit niets blijkt dat verweerder op dit punt pogingen heeft ondernomen of verder onderzoek heeft gedaan. Verweerder kon en mocht er in ieder geval niet zomaar vanuit gaan dat zijn cliënt niet ter zitting zou verschijnen en hij had dit al zeker niet als een vaststaand gegeven aan de rechtbank mogen berichten. Het bericht van verweerder hierover leidde ertoe dat de wederpartij eveneens afzag van aanwezigheid ter zitting. Hierop is door de rechtbank besloten om de zaak buiten zitting af te doen. Of, en op welke wijze klager door deze afdoening is benadeeld en of zijn zaak hierdoor onnodig vertraging heeft opgelopen, kan de raad op grond van het klachtdossier niet vaststellen. Dit neemt echter niet weg dat verweerder niet heeft gehandeld met de zorgvuldigheid die van hem in de geven omstandigheden had mogen worden verwacht en dat hij gedragsregel 16 heeft geschonden. De klacht is daarom gegrond.

6 MAATREGEL
6.1 Gegeven de zwaarte van de verweten gedraging en het feit dat verweerder niet eerder tuchtrechtelijk is veroordeeld, acht de raad een waarschuwing op zijn plaats.

7 GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING
7.1 Omdat de raad de klacht gegrond verklaart, moet verweerder op grond van artikel 46e lid 5 Advocatenwet het door klager betaalde griffierecht van € 50,- aan hem vergoeden binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden. Klager geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing zijn rekeningnummer schriftelijk aan verweerder door.
7.2 Nu de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerder daarnaast op grond van artikel 48ac lid 1 Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:
b) € 750,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en
c) € 500,- kosten van de Staat.

7.3 Verweerder moet het bedrag van € 1.250,- (het totaal van de in 7.2 onder b en c genoemde kosten) binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 079000, BIC: INGBNL2A, Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline" en het zaaknummer.

BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart de klacht gegrond;
- legt aan verweerder de maatregel van een waarschuwing op;
- veroordeelt verweerder tot betaling van het griffierecht van € 50,- aan klager;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van € 1.250,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.3

Aldus beslist door mr. M.V. Ulrici, voorzitter, mrs. K.C. van Hoogmoed en P.J. Mijnssen, leden, bijgestaan door mr. E.E. Wouters als griffier en uitgesproken in het openbaar op 6 mei 2024.


Griffier Voorzitter


Verzonden op: 6 mei 2024