ECLI:NL:TADRAMS:2024:83 Raad van Discipline Amsterdam 24-186/A/A
ECLI: | ECLI:NL:TADRAMS:2024:83 |
---|---|
Datum uitspraak: | 06-05-2024 |
Datum publicatie: | 16-05-2024 |
Zaaknummer(s): | 24-186/A/A |
Onderwerp: | Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening |
Beslissingen: | Voorzittersbeslissing |
Inhoudsindicatie: | Voorzittersbeslissing; Kennelijk ongegronde klacht over de kwaliteit van dienstverlening van de advocaat in een erfrechtzaak. De voorzitter is niet gebleken dat verweerster onzorgvuldig heeft gehandeld wegens het niet doorsturen van relevante e-mails of het missen van relevante e-mails. Evenmin is komen vast te staan dat verweerster niet heeft zorggedragen voor een deugdelijke waarneming tijdens haar vakantie of dat door verweersters handelwijze onnodige kosten zijn gemaakt dan wel de zaak onnodige vertraging heeft opgelopen. |
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam
van 6 mei 2024
in de zaak 24-186AA
naar aanleiding van de klacht van:
klaagster
over:
verweerster
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter)
heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement
Amsterdam (hierna: de deken) van 12 maart 2024 met kenmerk 2250669/JS/YH, digitaal
door de raad ontvangen op dezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde
bijlagen 1 tot en met 4. Ook heeft de voorzitter kennisgenomen van de nagezonden stukken
van de zijde van verweerster op 9 april 2024 en van de zijde van klaagster op 10 april
2024.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier,
uit van de volgende feiten.
1.1 Op 17 november 2022 is de oma van klaagster overleden. De moeder van klaagster
en twee andere familieleden zijn de wettelijke erfgenamen van de oma. De oom van klaagster
(hierna: De V) is executeur van de nalatenschap.
1.2 In december 2022 hebben klaagster en haar moeder verweerster gevraagd hen bij
te staan bij de afwikkeling van de nalatenschap van de oma van klaagster. Bij e-mail
van 23 december 2022 heeft verweerster klaagster geïnformeerd over haar werkwijze
en het te hanteren uurtarief. Hierop heeft klaagster akkoord gegeven.
1.3 Op 10 januari 2023 heeft een eerste bespreking plaatsgevonden tussen klaagster,
haar moeder, verweerster en mr. K, de kantoorgenote van verweerster. Op 12 januari
2023 heeft verweerster klaagster en haar moeder een opdrachtbevestiging gestuurd.
1.4 Tussen klaagster en verweerster en/of mr. K, en ook tussen verweerster en/of
mr. K en De V is vanaf aanvang van de dienstverlening van verweerster gecorrespondeerd.
Voor zover de correspondentie voor de beoordeling van de klacht relevant is wordt
deze hierna nader geduid.
1.5 Op 13 maart 2023 heeft De V een tweetal e-mails aan verweerster gestuurd, waaronder
een e-mail ter zake van de verschuldigde erfbelasting. Op 14 maart 2023 heeft de secretaresse
van verweerster deze e-mails aan klaagster en haar moeder doorgestuurd.
1.6 Mr. K heeft klaagster bij e-mail van 21 maart 2023 laten weten dat zij de zaak
voor verweerster (tijdelijk) waarnam omdat verweerster een paar dagen vrij was en
daarna ziek was geworden. Daarbij heeft zij klaagster over het vervolg van de zaak
als volgt bericht:
“(…) Wat wij thans graag van jullie vernemen is een overzicht van alle zaken die volgens
jullie onjuist zijn, missen, niet goed gaan of anderszins zodat wij een uitgebreide
inhoudelijke reactie kunnen formuleren. Het is het meest efficiënt (en dus goedkoop)
om onze kritieken zoveel mogelijk te verzamelen en niet versnipperd te reageren. Wij
kunnen jullie punten dan voegen bij die van ons (bijvoorbeeld het verzoek om onderliggende
stukken) en zullen jullie dan in 1 keer een concept reactie toesturen ter goedkeuring.
Graag verneem ik jullie reactie per mail.”
1.7 Klaagster en haar moeder hebben diezelfde dag per e-mail hierop gereageerd
en daarbij onder meer geschreven: “(…) om zoveel mogelijk in één brief te bundelen
lijkt ons een goed idee”
1.8 Bij e-mail van 31 maart 2023 heeft verweerster namens klaagster en haar moeder
aan De V een bericht gestuurd met als aanhef: “Dank u voor uw e-mails d.d. 1 februari
en 13 maart jl. Hierbij bevestig ik dat ik deze in goede orde heb ontvangen. (…)”
1.9 Op 19 april 2023 heeft verweerster De V een e-mail gestuurd waarin zij hem
een aantal vragen stelt, onder meer, over de erfbelasting. Een concept van deze brief
heeft verweerster eerst aan klaagster en haar moeder voorgelegd. Die hierop een reactie
hebben gegeven.
1.10 Bij e-mail van 21 april 2023 heeft De V de vragen van verweerster beantwoord.
Verweersters secretaresse heeft - op verzoek van verweerster - deze e-mail diezelfde
dag (21 april 2023) aan klaagster doorgestuurd. Op 24 april 2023 heeft verweerster
de e-mail ook intern aan mr. K doorgestuurd, omdat zij niet in cc stond vermeld.
1.11 Op 11 mei 2023 heeft verweerster klaagster en haar moeder geïnformeerd over
haar aanstaande vakantie en dat haar praktijk door mr. K zou worden waargenomen. Zij
schrijft in dat verband:
“Hierbij bericht ik jullie dat ik vanaf morgenmiddag tot 12 juni a.s. afwezig ben
wegens vakantie. Tijdens deze periode zal jullie zaak worden waargenomen door [mr.
K].
Van mijn secretaresse ontving ik vanmiddag een terugbelverzoek van [De V]. Ik zal
proberen om hem nog voor mijn vakantie telefonisch te spreken en zal jullie hiervan
uiteraard een terugkoppeling geven. Mocht dit niet lukken, dan zal [mr. K] dit oppakken.”
1.12 Bij e-mail van 24 mei 2023 heeft mr. K klaagster als volgt bericht: “Vandaag
sprak ik telefonisch met [De V]. Hij vroeg zich af wat nu de route was. (…)”
1.13 Klaagster heeft diezelfde dag (24 mei 2023) gereageerd en schrijft, voor zover
relevant, aan mr. K: “Dank voor het bericht. De bal ligt bij [De V]. We wachten nog
steeds op antwoord op alle vragen in [verweerster] haar laatste mail. Het proces vertraagt
zo wel erg.”
1.14 Op 30 mei 2023 heeft mr. K De V, voor zover relevant, als volgt bericht “Naar
aanleiding van ons telefoongesprek vorige week bericht ik u dat (…) cliënte wenst
dat (…) de vragen gesteld in de brief van mijn collega worden beantwoord.”
1.15 Bij e-mail van 31 mei 2023 heeft De V hierop aan mr. K geantwoord, voor zover
relevant: “Kunt u aangeven op welke vragen van uw collega nog [g]een antwoorden zijn
verstrekt? Kunt u verder verifiëren welke vragen van ondergetekende aan uw collega
nog onbeantwoord zijn, en hierop reageren?”
1.16 Op 8 juni 2023 heeft mr. K De V een e-mailbericht gestuurd, waarin onder meer
staat: “Daarnaast ga ik ervan uit dat u dan ook deze week nog antwoord zult geven
op alle vragen door mijn collega gesteld in haar brief d.d. 19 april jl.”
1.17 Op 9 juni 2023 heeft De V per e-mail op het bericht van mr. K gereageerd.
Voor zover relevant, schrijft hij hierin:
“Met onder meer onderstaand e-mailbericht bevestigt u dat uw kantoor onvoldoende professioneel
is toegerust en daarmee ongeschikt is om de taak van het juridisch ondersteunen van
uw cliënte uit te oefenen. Cliënte mag er inmiddels toch vanuit gaan dat u op zijn
minst verwijzingen naar relevante wetsartikelen kunt geven ter onderbouwing van stellingnamen,
alsmede dat alle gevoerde correspondentie tussen ondergetekende en uw kantoor met
uw cliënte wordt gedeeld. Nu dit niet het geval blijkt te zijn vormt dit een gewichtige
reden om uw cliënt te adviseren de dienstverlening te beëindigen.
De beantwoording op de gestelde vragen van uw collega in het e-mailbericht van 19/4/2023
is verzonden op 21/4/2023. (automatisch antwoord ontvangen 21/4 ‘out of office’).
In de bijlage aan te treffen de bewuste e-mailberichten. Kennelijk is de follow up
onvoldoende georganiseerd binnen uw kantoor. Om die reden zal de correspondentie van
ondergetekende vanaf heden ook aan uw cliënte worden verzonden.”
1.18 Eveneens op 9 juni 2023 heeft klaagster contact opgenomen met het kantoor
van verweerster en aangegeven dat zij de e-mails van De V van 13 maart 2023 en 21
april 2023 nooit heeft ontvangen. De secretaresse van verweerster heeft de e-mails
hierop nagestuurd.
1.19 Bij e-mail van 11 juni 2023 heeft klaagster zich beklaagd over de situatie.
Op 12 juni 2023 heeft mr. K op het bericht van klaagster gereageerd. Op 12 juni 2023
is eveneens telefonisch contact geweest tussen verweerster, mr. K en klaagster.
1.20 Bij e-mail van 15 juni 2023 heeft klaagster aangegeven de opdracht te willen
beëindigen. Op 30 juni 2023 heeft mr. K per e-mail hierop gereageerd. Daarna heeft
verweerster het dossier van klaagster gesloten.
1.21 Op 16 juli 2023 heeft klaagster bij de deken een klacht ingediend over verweerster.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klaagster verwijt verweerster
niet adequaat en zorgvuldig te hebben gehandeld in de opvolging naar de wederpartij
als ook naar klaagster en haar moeder, waarbij de kwestie bovendien niet goed is overgedragen
aan mr. K toen verweerster met vakantie ging. E-mails zijn niet tijdig aan klaagster
doorgestuurd, althans de daarbij behorende instructie aan klaagster is niet gegeven
of was onduidelijk. De zaak is daardoor onnodig vertraagd. Ook raakte de wederpartij
volgens klaagster geïrriteerd door de traagheid en onduidelijkheid, hetgeen in het
nadeel van klaagster heeft gewerkt.
3 VERWEER
3.1 Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna,
waar nodig, op het verweer ingaan.
4 BEOORDELING
Maatstaf
4.1 De tuchtrechter dient bij de beoordeling van een over een advocaat ingediende
klacht het aan de advocaat verweten handelen of nalaten te toetsen aan de in artikel
46 Advocatenwet omschreven normen. Bij deze toetsing is de tuchtrechter niet gebonden
aan de gedragsregels, maar die regels kunnen, gezien ook het open karakter van de
wettelijke norm, daarbij wel van belang zijn (direct of analoog). Of sprake is van
tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen hangt af van de feitelijke omstandigheden en
wordt door de tuchtrechter per geval beoordeeld.
4.2 De klacht van klaagster gaat over de kwaliteit van dienstverlening door verweerster
als haar (voormalig) advocaat. De voorzitter stelt voorop dat de tuchtrechter mede
tot taak heeft de kwaliteit van de dienstverlening te beoordelen als daarover wordt
geklaagd. Daarbij houdt de tuchtrechter rekening met de vrijheid die de advocaat heeft
met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met keuzes waarvoor de
advocaat bij de behandeling van de zaak kan komen te staan. Die vrijheid is niet onbeperkt,
maar wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering
van die opdracht mogen worden gesteld. Die eisen houden in dat zijn werk dient te
voldoen aan de professionele standaard binnen de beroepsgroep. Die professionele standaard
veronderstelt een handelen met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk
handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht (zie Hof van
Discipline 19 juni 2023, ECLI:NL:TAHVD:2023:90).
4.3 Verder geldt dat een advocaat gehouden is de aan hem toevertrouwde belangen
met de nodige voortvarendheid te behartigen en dat van een advocaat verwacht mag worden
dat hij zijn cliënt op de hoogte houdt van zijn werkzaamheden ten behoeve van die
cliënt en dat hij binnen een redelijke tijd reageert op berichten van zijn cliënt.
Toelichting op de klacht
4.4 Ter toelichting op haar klacht heeft klaagster het volgende naar voren gebracht.
Klaagster en haar moeder kwamen er op 9 juni 2023 door een e-mailbericht van De V
achter hij op 21 april 2023 al antwoord had gegeven op de e-mail met vragen van verweerster
van 19 april 2023. Klaagster en haar moeder hadden deze e-mail van 21 april 2023 destijds
echter niet van verweerster ontvangen. Volgens klaagster hebben verweerster en mr.
K de e-mail van 21 april 2023 gemist. De inhoud van het e-mailbericht is in ieder
geval niet door verweerster of mr. K met klaagster en haar moeder besproken. Als gevolg
daarvan verkeerden klaagster en haar moeder tot 9 juni 2023 in de veronderstelling
dat de wederpartij niet op de e-mail van 19 april 2023 had gereageerd en dat de bal
dus bij hen lag. In dit verband verwijst klaagster naar haar e-mailbericht van 24
mei 2023 aan mr. K. Verweerster heeft volgens klaagster ook niet gereageerd op het
e-mailbericht van De V van 21 april 2023. De antwoorden in de e-mail van 21 april
2023 waren onvolledig en dus had verweerster hierop moeten doorvragen. Ook een e-mail
van De V van 13 maart 2023 met uitleg over de erfbelasting hadden klaagster en haar
moeder gemist. Aanvankelijk dacht klaagster dat verweerster deze niet aan haar had
doorgestuurd, maar later heeft zij de e-mail teruggevonden. Ook die e-mail lijkt niet
door verweerster te zijn gelezen, nu verweerster ook met de inhoud daarvan niets heeft
gedaan. Verweerster heeft in april 2023 zelfs nog een vraag aan De V gesteld over
de erfbelasting, die - gelet op de inhoud van de e-mail van 13 maart 2023 - overbodig
was. Klaagster en haar moeder vinden de gang van zaken zeer laakbaar. De fouten van
verweerster hebben hen ernstig gedupeerd, aangezien de wederpartij hen niet meer serieus
neemt, hetgeen in hun nadeel werkt. Uit de e-mail De V van 9 juni 2023 blijkt duidelijk
irritatie. De gang van zaken heeft het proces vertraagd en heeft tot onnodige contactmomenten
met de advocaat, en bijbehorende onnodige kosten, geleid. Als verweerster wel adequaat
had gereageerd op de e-mails, dan was de afwikkeling van de nalatenschap in een verder
stadium geweest, aldus steeds klaagster.
Oordeel
4.5 De voorzitter overweegt dat zij op grond van de overgelegde gedingstukken niet
heeft kunnen vaststellen dat verweerster niet met de vereiste zorgvuldigheid klaagsters
zaak heeft behandeld. Uit de correspondentie tussen (het kantoor van) verweerster
en klaagster komt het beeld naar voren dat er, vanaf de aanvang van de dienstverlening
door verweerster tot het eindigen hiervan, met regelmaat per e-mail en telefonisch
contact is geweest tussen (het kantoor van) verweerster en klaagster en haar moeder
over de zaak en over de communicatie richting de wederpartij. Dat verweerster heeft
nagelaten relevante e-mails aan klaagster door te sturen, zoals klaagster stelt, heeft
de voorzitter niet kunnen vaststellen. Integendeel, uit het klachtdossier lijkt te
kunnen worden opgemaakt dat de secretaresse van verweerster de e-mail van De V van
13 maart 2023 op 14 maart 2023 aan klaagster heeft doorgestuurd en dat zij de e-mail
van De V van 21 april 2023 diezelfde dag nog aan klaagster heeft doorgestuurd. Bovendien
heeft verweersters secretaresse de e-mails op 9 juni 2023 nogmaals aan klaagster doorgezonden
met een bewijs van eerdere verzending van deze e-mails. Dat klaagster en haar moeder
deze e-mails mogelijk hebben gemist, valt verweerster niet aan te rekenen.
4.6 Voor het verwijt van klaagster dat verweerster niets heeft gedaan met de e-mail
van De V van 13 maart 2023, ontbreekt een feitelijke grondslag. Uit de weergegeven
feiten (in r.o. 1.5 tot en met 1.8) volgt dat mr. K, nadat de e-mail van 13 maart
2023 aan klaagster en haar moeder was doorgestuurd, op 21 maart 2023 namens verweerster
met klaagster en haar moeder heeft afgestemd hoe zij naar aanleiding van de e-mail
van 13 maart 2023 verder zouden handelen. Klaagster en haar moeder stemden uitdrukkelijk
in met het voorstel van verweerster om niet elke keer direct op de e-mails van de
wederpartij te reageren maar om hun reactie te bundelen in één bericht aan de wederpartij.
In vervolg hierop heeft verweerster op 31 maart 2023 een reactie gestuurd op de e-mail
van De V van 13 maart 2023.
4.7 Ook heeft verweerster toereikend weerlegd dat zij de e-mail van De V van 21
april 2023 zou hebben gemist; verweerster heeft toegelicht dat zij redenen had om
niet direct schriftelijk op deze e-mail te reageren. Volgens verweerster was deze
e-mail inhoudelijk grotendeels een herhaling van hetgeen De V reeds in zijn e-mail
van 13 maart 2023 had geschreven en waarop verweerster al had gereageerd. Verweerster
en mr. K hadden daarom besloten om telefonisch contact met De V op te nemen en daarmee
kosten voor klaagster en haar moeder te besparen en een eindeloze schriftelijke discussie
met de wederpartij te vermijden. Deze strategische keuze is volgens verweerster uitdrukkelijk
met klaagster besproken en afgestemd. Deze beschreven gang van zaken is ook in lijn
met verweersters e-mail aan klaagster van 11 mei 2023 waarin verweerster klaagster
laat weten dat zij tot 12 juni 2023 wegens vakantie afwezig is, maar voor haar vakantie
nog zou proberen om telefonisch contact op te nemen met de wederpartij en wanneer
dit niet zou lukken mr. K dit zou doen. Dat dit telefoongesprek, zoals klaagster stelt,
niet voorkomt op de urenspecificatie komt - volgens de verder niet weersproken stellingen
van verweerster - doordat verweerster De V toen niet heeft kunnen bereiken zodat zij
deze handeling daarom niet heeft gefactureerd. Op 24 mei 2023 heeft mr. K bij afwezigheid
van verweerster De V wel gesproken en klaagster hierover ook geïnformeerd (zie feiten
onder 1.12). Als verder bewijs van het feit dat zij de e-mail van 21 april 2023 niet
heeft gemist heeft verweerster een Whatsapp-bericht aan haar secretaresse bijgevoegd,
waarin zij haar secretaresse vraagt om bij haar afwezigheid de e-mail van 21 april
2023 aan klaagster en haar moeder door te sturen, hetgeen diezelfde dag is gebeurd.
Ook heeft verweerster de e-mail op 24 april 2023 intern doorgestuurd aan mr. K, omdat
zij niet in cc stond vermeld.
4.8 Op grond van voorgaande feiten en omstandigheden komt de voorzitter tot de
slotsom dat van onzorgvuldig handelen wegens het niet doorsturen van relevante e-mails
of het missen van relevante e-mails niet is gebleken. Evenmin is komen vast te staan
dat verweerster niet heeft zorggedragen voor een deugdelijke waarneming tijdens haar
vakantie. Tot slot zijn er geen aanknopingspunten voor klaagsters verwijt dat door
verweersters handelwijze onnodige kosten zijn gemaakt of dat de zaak onnodige vertraging
heeft opgelopen. De voorzitter zal de klacht dan ook in zijn geheel kennelijk ongegrond
verklaren.
BESLISSING
De voorzitter verklaart de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk
ongegrond.
Aldus beslist door mr. K.M. van Hassel, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. N. Borgers-Abu Ghazaleh als griffier en uitgesproken in het openbaar op 6 mei 2024.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 6 mei 2024