ECLI:NL:TADRAMS:2024:82 Raad van Discipline Amsterdam 24-193/A/A
ECLI: | ECLI:NL:TADRAMS:2024:82 |
---|---|
Datum uitspraak: | 29-04-2024 |
Datum publicatie: | 01-05-2024 |
Zaaknummer(s): | 24-193/A/A |
Onderwerp: | Grenzen van het tuchtrecht, subonderwerp: De advocaat privé |
Beslissingen: | Voorzittersbeslissing |
Inhoudsindicatie: | Voorzittersbeslissing. Klacht over de privégedragingen van verweerster kennelijk ongegrond. Er is geen sprake is van privégedragingen die in het licht van de beroepsuitoefening van verweerster absoluut ongeoorloofd moeten worden geacht en het vertrouwen in de advocatuur ondermijnen. |
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam
van 29 april 2024
in de zaak 24-193/A/A
naar aanleiding van de klacht van:
klaagster
over:
verweerster
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) van 14 maart 2024 met kenmerk 2289200/JS/KV, digitaal door de raad ontvangen op dezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 4.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier,
uit van de volgende feiten.
1.1 Verweerster heeft in augustus 2023 een overeenkomst met klaagster gesloten.
De overeenkomst zag op het door verweerster volgen van een onlinetraject bij het bedrijf
(MGG) van klaagster.
1.2 Verweerster (en haar partner) hebben hiertoe op 26 augustus 2023 een bedrag
van € 8.999,- aan klaagster overgemaakt.
1.3 Verweerster was vervolgens niet tevreden over de uitvoering van de overeenkomst.
1.4 Op 8 september 2023 heeft verweerster in een Whatsapp bericht aan klaagster
geschreven, voor zover relevant:
“Hi [klaagster], kunnen we het hebben over hoe going forward? Het gaat nu niet zoals
besproken en daar zit ik heel erg mee. (…) Het is niet dat ik er geen tijd in stop,
dat ik het niet snap, dat ik niet genoeg vragen stel etc, maar er gaat ergens iets
niet goed en dat bespreek ik graag met je in alle redelijkheid. (…)”
1.5 Op 12 september 2023 is verweerster overgegaan tot ontbinding van de overeenkomst.
In een e-mailbericht van die datum heeft verweerster hierover aan klager geschreven,
voor zover relevant:
“(…) Ik ben het Diamond traject voor de duur van 6 maanden gestart onder de voorwaarden
zoals wij bespraken in de Instagram chat, waar ik kortheidshalve naar verwijs nu deze
jou bekend zijn. Ik constateer dat ondanks herhaaldelijke sommatie en aandringen de
correcte nakoming van de overeenkomst uitblijft. De toelichting is jou bekend zoals
zojuist besproken. Ik ontbind De overeenkomst op grond van wanprestatie ex 6:74 BW
subsidiair vernietig de overeenkomst op grond van dwaling 6:228 BW en het geldbedrag
ad 8.999 EUR is direct opeisbaar. Dit betekent dat de overeenkomst wordt vernietigd
en de betaling terugwerkende kracht heeft. De betaling is derhalve onverschuldigd
betaald ex 6:203 BW. Ondanks het feit dat wij geen schriftelijke overeenkomst hebben
getekend, verwijs ik naar het Burgerlijk Wetboek en het feit dat Nederlands recht
van toepassing is en de mondelinge overeenkomst via Instagram volstaat. Deze email
is overigens niet bedoeld om een discussie te starten, ik heb conform Nederlands recht
het recht om de overeenkomst op deze gronden te ontbinden subsidiair te vernietigen.
Jammer dat het zo moest lopen, maar nu er geen mogelijkheid is om hier over te communiceren
(lees: ik kan geen call inplannen) is dit de enige route. Ik verzoek jullie dan ook
het bedrag ad EUR 8.999 zo spoedig mogelijk te maken op rekeningnummer (…).”
1.6 Op 12 september 2023 heeft verweerster tevens een negatieve review over klaagster
op internet (Trustpilot) gezet.
1.7 Ook heeft verweerster aangifte van fraude gedaan jegens klaagster en hierover
een melding gemaakt bij de bank.
1.8 Op 12 september 2023 heeft verweerster in een Whatsapp bericht aan klaagster
geschreven:
“[Klaagster] ik ben ziek gewoon hiervan! Wat wil je hebben voor die 2 weken?? Zeg
het en laten we het stoppen. Je kan niet in redelijkheid verwachten dat wij nu nog
door kunnen gaan. lk hoop dat je naar eer en geweten wil handelen nu en fair bent.
lk zal dan geen aangifte doen, geen recensies plaatsen, ik laat je volledig met rust,
Wat wil je, dat ik je smeek? lk ben een jonge moeder ik moet dit geld gewoon hebben
voor mijn huis en dochter!”
1.9 Verweerster heeft in het hierna gerezen geschil met klaagster een advocaat
(hierna: mr. H) ingeschakeld.
1.10 Bij brief van 19 september 2023 heeft de advocaat van klaagster (hierna: mr.
S) aan verweerster geschreven, voor zover relevant:
“(…)Namens MGG verzoek ik [klaagster], en voor zover nodig sommeer ik [verweerster]
daartoe, om binnen drie dagen na dagtekening van deze brief mij schriftelijk te bevestigen,
dat [verweerster]:
-de reeds geplaatste reviews zal verwijderen en de reeds gedane aangiftes en ingediende
klachten als hierboven behandeld zal intrekken;
-elke verdere beschuldiging c.q. verwijt (in de ruimste zin van het woord) aan het
adres van MGG, ter zake de vermeende tekortkomingen en oplichting, evenals elke verdere
negatieve uitlatingen (in de ruimste zin van het woord) over MGG, onmiddellijk zal
staken en gestaakt zal houden; zich in de toekomst zal onthouden van elke verdere
(onrechtmatige) beschuldiging, verwijt of negatieve uitlating aan het adres van of
over MGG, meer specifiek ter zake hetgeen als uiteengezet dit schrijven.
-Wanneer [verweerster] niet tijdig of niet volledig gehoor geeft aan bovenstaand verzoek
en ook niet overeenkomstig handelt, ziet MGG zich genoodzaakt zulks in rechte te vorderen
en daartoe [verweerster] ook in rechte te betrekken, waartoe ik reeds opdracht heb.
-Alsdan zal naast de geleden en te lijden schade tevens worden gevorderd dat [verweerster]
veroordeeld zal worden tot het plaatsen van een rectificatie en dat [verweerster]
zal moeten staken met het uiten van verdere onjuiste mededelingen, een en ander op
straffe van een dwangsom. MGG zal zich dan ook genoodzaakt zien om aangifte bij de
politie te doen en een klacht in te dienen bij de Orde van Advocaten. (…)”
1.11 In voornoemde brief is de overeenkomst (ook) door klaagster ontbonden.
1.12 Bij e-mailbericht van 28 september 2023 heeft mr. S aan klaagster geschreven,
voor zover relevant:
“Uw voorstel om alles in te trekken, te weten reviews/aangiftes/klachten bij ACM en
RCC, en dat dan cliënte haar vorderingen zal laten vallen en zal afzien van een aangifte
en een tuchtklacht tegen betaling van EUR 6.000 is niet akkoord. (…) In het kader
van een snelle buitengerechtelijke oplossing van het geschil, waarbij cliënte zal
afzien van een gerechtelijke procedure waarin naast schadevergoeding ook zal worden
gevorderd de verwijdering van de reviews, de intrekking van de klachten en aangiftes,
een rectificatie en een verbod tot nadere negatieve uitlatingen, doet zij graag het
volgende en direct laatste voorstel. U verwijdert nog voor het weekend, (…) alle reviews
en u trekt de klachten en aangiftes in bij alle instanties, waaronder de politie,
de bank, de ACM en RCC etc, en u deelt voor voornoemde deadline bewijs daarvan met
ondergetekende. Alsdan zal cliënte de vordering tot schadevergoeding niet in rechte
instellen. Voorts zal zij uw handelen vergeven en beschouwen als een vlaag van verstandsverbijstering
en in dat kader de aangifte en luchtklacht laten voor wat het is. (…)”
1.13 In een e-mailbericht van 3 oktober 2023 heeft verweerster aan mr. S geschreven,
voor zover relevant:
“(…) Ik ben dit nu écht zat. Uw cliënt zoekt de grenzen van het aanvaardbare op en
ik ben al erg flexibel geweest met de voorstellen. Er is wat mij betreft nu nog maar
1 voorstel dat ik accepteer. Dat is NU ieder een eigen weg, uw cliënt mag de 9k houden.
Ik zeg dit niet omdat ik denk dat ik juridisch geen sterke case heb, maar omdat ik
op geen enkele wijze meer aan uw cliënt verbonden wil zijn. Deze manier van handelen
en manier van communiceren sta ik niet achter als mens en ik wil niets meer met haar
te maken hebben. (…)Ik voeg hieronder bewijs toe dat ik de review heb ingetrokken,
het is aan Trustpilot dit te verwerken. (…)”
1.14 Bij e-mailbericht van 12 oktober 2023 om 16:38 uur heeft mr. H aan mr. S geschreven,
voor zover relevant:
“(…)Wellicht kan dit boek voor alle betrokken partijen dan eenvoudiger worden gesloten
(…) Dat zou ik als volgt voor me zien: cliënte kan dit weekend nog de negatieve review(s)
verwijderen en zelfs een rectificatie schrijven, mits de financiële pijn door beide
partijen wordt gedragen. (…) Partijen zullen dan uiteraard over en weer ingediende
klachten en meldingen intrekken en ieder hun eigen weg gaan, waarbij cliënte nog best
bereid is af te spreken dat zij zich ook in de toekomst zal onthouden van negatieve
uitlatingen over MGG. Ik hoor graag of dit een voor MGG acceptabele oplossing biedt.
(…)”
1.15 Mr. S heeft dezelfde dag op voornoemd bericht gereageerd met, voor zover relevant:
“Duidelijk, jammer, dan wordt het dus toch escalatie. (…).”
1.16 Op 22 december 2023 heeft klaagster bij de deken een klacht ingediend over
verweerster.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klaagster verwijt verweerster:
a) onoorbare druk uit te oefenen teneinde klaagster te bewegen om een terugbetaling
aan verweerster te doen;
b) escalerend op te treden.
3 VERWEER
3.1 Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna,
waar nodig, op het verweer ingaan.
4 BEOORDELING
4.1 Het in de artikelen 46 en volgende van de Advocatenwet geregelde tuchtrecht
heeft betrekking op het handelen en nalaten van advocaten als zodanig en beoogt een
behoorlijke beroepsuitoefening te waarborgen. Ook wanneer een advocaat optreedt in
een andere hoedanigheid, bijvoorbeeld in privé, kan voor hem het advocatentuchtrecht
blijven gelden. Indien hij zich in die andere hoedanigheid gedraagt op een wijze waardoor
het vertrouwen in de advocatuur wordt geschaad, zal in het algemeen sprake zijn van
handelen of nalaten in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt. De advocaat
zal in dat geval een tuchtrechtelijk verwijt gemaakt kunnen worden. Verder geldt dat
privégedragingen van een advocaat alleen dan tuchtrechtelijk van belang zijn, indien
er voldoende verband bestaat met de praktijkuitoefening, of als de gedraging voor
een advocaat in het licht van zijn beroepsuitoefening absoluut ongeoorloofd moet worden
geacht en het vertrouwen in de advocatuur ondermijnt.
4.2 De voorzitter stelt op grond van de inhoud van het klachtdossier vast dat uit
niets blijkt dat verweerster zich in haar communicatie met klaagster heeft voorgesteld
als advocaat. Ook is niet gebleken dat verweerster uit eigen beweging de naam van
haar kantoor aan klaagster heeft verstrekt of in haar communicatie met klaagster gebruik
heeft gemaakt van haar zakelijke e-mailadres of andere zakelijke communicatiemiddelen.
Tussen klaagster en verweerster bestond een civielrechtelijk geschil en toen dat opliep,
heeft verweerster bijstand gezocht van een advocaat, waarmee duidelijk was dat zij
zelf in dat geschil niet als advocaat optrad. Nu ook op andere wijze geen verband
kan worden gelegd tussen het handelen van verweerster in het geschil met klaagster
en haar praktijkuitoefening als advocaat, is de voorzitter van oordeel dat de klacht
uitsluitend betrekking heeft op gedragingen van verweerster als privépersoon en niet
op gedragingen die verband houden met haar beroepsuitoefening als advocaat.
4.3 Omdat geen sprake is van een verband tussen de privégedragingen van verweerster
en haar beroepsuitoefening als advocaat, dient enkel nog de vraag te worden beantwoord
of sprake is van gedragingen die voor een advocaat in het licht van zijn/haar beroepsuitoefening
absoluut ongeoorloofd moeten worden geacht en het vertrouwen in de advocatuur ondermijnen.
De voorzitter overweegt hiertoe als volgt. Uit de overgelegde stukken blijkt dat verweerster
uiterst ontevreden was over de uitvoering van de door haar met klaagster gesloten
overeenkomst. Nadat zij dit aan klaagster heeft laten weten en heeft geprobeerd de
overeenkomst te ontbinden, heeft zij negatieve reviews over klaagster geplaatst op
het internet, aangifte jegens klaagster gedaan bij de politie en ook een fraudemelding
gedaan bij de bank. Zoals verweerster genoegzaam heeft aangevoerd, maakte verweerster
hierbij gebruik van de middelen die haar (als consument) toekwamen. Verweerster heeft
zich in haar reviews weliswaar in ferme taal over klaagster en haar bedrijf uitgelaten,
maar naar het oordeel van de voorzitter heeft zij daarbij geen onoorbare druk jegens
klaagster uitgeoefend.
4.4 Ook voor het onder klachtonderdeel b) aan verweerster gemaakte verwijt dat
zij escalerend zou hebben opgetreden, bestaan naar het oordeel van de voorzitter geen
aanknopingspunten. Verweerster was zoals gezegd ontevreden over de diensten van klaagster
en zij heeft dit aan klaagster kenbaar gemaakt. Direct op 12 september 2023 heeft
verweerster per Whatsapp bericht aan klaagster laten weten dat zij “er ziek van was”.
Zij heeft klaagster gevraagd wat zij van haar wilde hebben en aangeboden om de geplaatste
reviews en aangifte in te trekken en klaagster verder met rust te laten. Vervolgens
heeft mr. S namens klaagster een schikkingsvoorstel aan verweerster gedaan, waarna
ook verweerster voorstellen heeft gedaan om er samen met klaagster uit te komen. Toen
ook dit niet tot de gewenste uitkomst leidde, heeft verweerster op 3 oktober 2023
aan mr. S bericht dat zij “het nu echt zat was” en dat klaagster het geld mocht houden.
Ook hier gingen klaagster en haar advocaat echter niet in mee. Nadat mr. H hierna
nog een nieuw voorstel aan mr. S heeft gedaan, heeft mr. S op 12 oktober 2023 aan
mr. H bericht dat het dan “dus toch escalatie wordt”. Uiteindelijk is klaagster op
22 december 2023 overgegaan tot indiening van een klacht tegen verweerster bij de
deken. Dat verweerster zich (onnodig) escalerend zou hebben opgesteld in het geschil
met klaagster, is de voorzitter niet gebleken.
4.5 Gelet op het voorgaande is naar het oordeel van de voorzitter geen sprake van
privégedragingen van verweerster die in het licht van haar beroepsuitoefening absoluut
ongeoorloofd moeten worden geacht en het vertrouwen in de advocatuur ondermijnen.
4.6 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van
artikel 46j Advocatenwet, daarom kennelijk ongegrond verklaren.
BESLISSING
De voorzitter verklaart:
de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond
Aldus beslist door mr. J.J. Roos, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. E.E. Wouters als griffier en uitgesproken in het openbaar op 29 april 2024.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 29 april 2024